ECLI:NL:GHSHE:2022:3438

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
20-000152-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake verkeersdelicten onder invloed van alcohol en drugs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1973, zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het overtreden van verschillende artikelen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 21 oktober 2020 in Breda, onder invloed van alcohol en drugs, met een snelheid tussen de 70 en 120 kilometer per uur gereden, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Hij negeerde meerdere verkeerslichten en reed tegen de verkeersrichting in op een rotonde. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels had geschonden, wat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000152-22
Uitspraak : 23 september 2022
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-227637-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van de eendaadse samenloop (feiten 1 en 3) van overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 1) en overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 en overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 3) en overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2020 te Breda als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Graaf Engelbertlaan, de Mastbosstraat, de Rithsestraat, de Ambachtenlaan, de Ettensebaan, de Westerparklaan, de Lunetstraat, de Tramsingel, de Nieuwe Prinsenkade en/of de Kraanstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door – onder invloed van alcohol en/of drugs –
- een of meerdere keren met een te hoge snelheid, te weten snelheden tussen de 70 en 120 kilometer per uur, althans met (aanmerkelijk) hogere snelheden dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur, te rijden, en/of
- tegen de verkeersrichting in een rotonde op te rijden en/of
- een of meerdere keren (zonder vaart te minderen) door een rood licht te rijden,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2020 te Breda terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Graaf Engelbertlaan, de Mastbosstraat, de Rithsestraat, de Ambachtenlaan, de Ettensebaan, de Westerparklaan, de Lunetstraat, de Tramsingel, de Nieuwe Prinsenkade en/of de Kraanstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenvoertuig), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2020 te Breda een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 0,65 milligram ethanol per milliliter bloed en 41 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Het hof heeft in de tenlastelegging van de feiten 1 en 2 “Mastboslaan” verstaan als “Mastbosstraat” aangezien een Mastboslaan in Breda niet bestaat en dus kennelijk Mastbosstraat is bedoeld. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 21 oktober 2020 te Breda als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Graaf Engelbertlaan, de Mastbosstraat, de Rithsestraat, de Ambachtenlaan, de Ettensebaan, de Westerparklaan, de Lunetstraat, de Tramsingel, en de Nieuwe Prinsenkade, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door – onder invloed van alcohol en drugs –
- meerdere keren met een te hoge snelheid, te weten snelheden tussen de 70 en 120 kilometer per uur te rijden, en
- tegen de verkeersrichting in een rotonde op te rijden en
- meerdere keren door een rood licht te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2.
hij op 21 oktober 2020 te Breda terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Graaf Engelbertlaan, de Mastbosstraat, de Rithsestraat, de Ambachtenlaan, de Ettensebaan, de Westerparklaan, de Lunetstraat, de Tramsingel en de Nieuwe Prinsenkade, als bestuurder een motorrijtuig, (personenvoertuig), van die categorie heeft bestuurd;
3.
hij op 21 oktober 2020 te Breda een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en alcohol 0,65 milligram ethanol per milliliter bloed en 41 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het einddossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Operationele Samenwerking (ZB), Afdeling Infrastructuur (ZB), Team Verkeer (ZB), registratienummer: PL2000-2020278178, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum d.d. 23 oktober 2020. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde onder 1, 2 en 3 heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde:

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2020, proces-verbaalnummer PL2000-2020278178-5, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op woensdag 21 oktober 2020 reed ik in een herkenbaar dienstmotorvoertuig. Ik was bezig met de verkeerssurveillance en stond met een geijkte lasersnelheidsmeter op de Graaf Engelbertlaan te Breda. De snelheid aldaar is 50 kilometer per uur. Ik zag een voertuig tegemoet komen. Ik zag dat dit voertuig harder reed dan het overige verkeer. Hierop heb ik het voertuig gelaserd met een snelheid van 120 kilometer per uur op een afstand van 160 meter. Hierop ben ik de Graaf Engelbertlaan opgereden, achter het voertuig aan. Ik zag dat het een personenauto betrof van het merk Opel, type Astra, kleur blauw. Ik zag dat het voertuig voorzien was van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Ik zag dat het voertuig op de rechter rijstrook ging rijden. Hierop ben ik langs het voertuig gereden. Op het moment dat ik voor het voornoemde voertuig reed, heb ik het politietransparant aan de achterzijde van mijn dienst motorvoertuig aangezet met de woorden: ‘Politie volgen’. Ik zag dat er aan de rechterzijde van de weg een tankstation zat. Op het moment dat ik het tankstation opreed zag ik dat het voertuig mij niet volgde en voorbij het tankstation reed. Ik zag dat hij zijn snelheid verhoogde en richting de autosnelweg A16 reed. Op het kruispunt van de Graaf Engelbertlaan met de Mastboslaan (
het hof begrijpt: Mastbosstraat) zag ik dat het voertuig rechtsaf sloeg de Mastboslaan (
het hof begrijpt: Mastbosstraat) op. Na ongeveer 200 meter zag ik dat het voertuig niet de verplichte rijrichting volgde, maar linksom de rotonde overreed en de Rithsestraat op reed.
Ik heb de optische licht- en geluidssignalen aangezet. Ik zag dat het voertuig met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur verder reed de Ambachtenlaan op. Verderop zag ik dat het voertuig de Nieuwe Heilaarstraat op reed, waarna hij direct weer de Ettensebaan op reed. Op het moment dat ik ook de Ettensebaan op reed heb ik op de mobiele telefoon die in de telefoon houder van mijn dienstauto zit op video opnemen gedrukt. De beelden die zijn opgenomen zal ik op een cd-rom plaatsen die bij dit proces-verbaal gevoegd is.
Op het kruispunt van de Zandoogjes met de Westerparklaan zag ik dat het voertuig door het groene verkeerslicht rechtdoor reed. Op het kruispunt van de Westerparklaan met de Baanzicht zag ik dat het voertuig voor rechtsaf voorsorteerde en uiteindelijk toch rechtdoor reed. Ik zag dat het voertuig hierop achter een vrachtwagen reed. Inmiddels had ik ook mijn politie transparant aan de voorzijde van mijn dienstmotorvoertuig aangezet met de woorden ‘Stop politie’. Ik zag dat de bestuurder daar niet op reageerde en door bleef rijden. Dit alles gebeurde op de Westerparklaan.
Toen ik zag dat de rijbaan weer uit twee rijstroken bestond zag ik dat het voertuig op rijstrook één voorbij de vrachtwagen reed en zijn snelheid verhoogde. Ik keek toen snel op mijn teller van mijn dienstvoertuig en zag dat dat ik 100 kilometer per uur reed. Hierop zag ik dat het voertuig aankwam bij de kruising van de Westerparklaan met de Lunetstraat en dat het voertuig rechtsaf sloeg en door het rode verkeerslicht reed zonder veel vaart te minderen. Nadat het voertuig op de Lunetstraat reed zag ik dat hij zijn snelheid weer verhoogde en dat ik 120 kilometer per uur moest rijden terwijl daar maar 50 toegestaan is. Ik zag ook dat op het kruispunt van de Lunetstraat met de Stadionstraat het voertuig door het rode verkeerslicht reed zonder vaart te minderen. Ik zag dat het voertuig midden op rijstrook 1 en 2 reed. Beide rijstroken zijn gescheiden middels een doorgetrokken streep.
Aangekomen bij het kruispunt van de Lunetstraat met de Slingerweg zag ik dat het voertuig door het rode verkeerlicht reed. De snelheid waarmee hij dit deed schatte ik tussen de 70 en 100 kilometer per uur. Op het kruispunt van de Lunetstraat met de Meidoornstraat zag ik dat het voertuig remde, maar wel door het rode verkeerslicht heen reed. Hierna aangekomen op het kruispunt van de Lunetstraat met de Tramsingel zag ik dat het voertuig voor rechtsaf voorsorteerde en uiteindelijk linksaf sloeg. Ik zag ook dat het verkeerlicht op rood stond op het moment dat het voertuig eronderdoor reed. Het gehele stuk dat het voertuig over de Tramsingel reed heb ik achter het voertuig aangereden met een snelheid tussen de 70 en 100 kilometer per uur. Op het kruispunt van de Tramsingel met de Nieuwe Prinsenkade zag ik dat het voertuig linksaf voorsorteerde en uiteindelijk rechtsaf sloeg. Hierbij was het verkeerslicht rood van kleur.
Op het kruispunt van de Nieuwe Prinsenkade met de Hoge Brug zag ik dat het voertuig de Hoge Brug overreed en zo het voetgangersgebied van het centrum van Breda inreed. Nadat het voertuig de Hoge Brug over was zag ik dat het voertuig direct linksaf sloeg de Kraanstraat op. Hierop zag ik dat het voertuig het terrein van het Kasteel van Breda op reed. Ik zag dat het voertuig niet verder kon rijden.
(…)
Ter plaatse aangekomen op het politiebureau hoorde ik van de collega’s dat er in het voertuig lege blikken met bier lagen. (…) Tevens bleek op het politiebureau de verdachte te zijn genaamd:
[verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
Op het moment dat ik de verdachte in het systeem nakeek om te kijken of hij in het
bezit is van een geldig rijbewijs zag ik dat zijn rijbewijs categorie B vanaf 21-09-2001 ongeldig was verklaard in verband met de geschiktheid.

2. Het proces-verbaal snelheid d.d. 22 oktober 2020, proces-verbaalnummer 211020202115132743, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Ik zag dat op 21 oktober 2020 om 21.15 uur op de Graaf Engelbertlaan te Breda de verdachte als bestuurder met het hierna omschreven voertuig op de genoemde weg reed.
Motorvoertuig: personenauto, merk Opel Astra, kenteken [kenteken] .
De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte lasersnelheidsmeter.

Meetgegevens:

- gemeten afgelezen snelheid: 120 km/h
- werkelijk (gecorrigeerde) snelheid: 116 km/h
- toegestane snelheid: 50 km/h

Verdachte:

Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren op: [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
3. Het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet d.d. 22 oktober 2020, proces-verbaalnummer 211020202115132743, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik zag dat op 21 oktober 2020 om 21.15 uur op de Graaf Engelbertlaan te Breda (
het hof begrijpt: de verdachte) als bestuurder reed op genoemde weg/locatie.

Verdachte:

Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren op: [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
Motorvoertuig: personenauto, merk Opel Astra, kenteken [kenteken] .
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie B.

Ongeldig verklaard rijbewijs

Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard.

4. De uitdraai NL-RDW d.d. 21 oktober 2020, voor zover inhoudende:

Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 1973
Categorie: B
Periode: vanaf 21 september 2001
Soort: ongeldigheid
Reden ongeldigverklaring: geschiktheid

5. Het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 23 oktober 2020, procesverbaalnummer PL2000-2020278178-4, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Eigen waarneming

Op 21 oktober 2020 om 22.12 uur zag ik dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een voertuig personenauto, Opel Astra, kenteken [kenteken] , reed op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Graaf Engelbertlaan te Breda.

Medewerking voorlopig onderzoek uitgeademde lucht

Met medewerking van de bestuurder heb ik hem een voorlopig ademonderzoek afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen ademtestapparaat. Als resultaat van deze test zag ik dat het ademtestapparaat een alcoholindicatie aangaf van: A.

Medewerking speekseltest

Met medewerking van de bestuurder heb ik hem de speekseltest afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen speekseltester. Als resultaat van deze test zag ik dat de speekseltest een indicatie aangaf voor de volgende stoffen: amfetamine en cocaïne.

Identiteitsgegevens van de verdachte

Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1973
Geboorteplaats: [geboorteplaats]

Medewerking bloedonderzoek

Op 21 oktober 2020 om 22.37 uur, heeft de arts, [naam arts] in
aanwezigheid van mij de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.

Verpakken monster

Ik heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker met het nummer TABG0199NL.
Ik heb mij ervan vergewist dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden zijn naar Eurofins Forensics te Brugge (België).
6. Het rapport van Eurofins Forensics België d.d. 29 oktober 2020, zaaknummer F.NFI.20.02654, voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur] :

Te onderzoeken materiaal

Ontvangen van: Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant
Datum ontvangst: 22 oktober 2020
SIN: TABG0199NL, bloed van [verdachte]
Tabel resultaten onderzoek in bloed van [verdachte]
Aangewezen stof
Meetbare stof
Grenswaarde indien enkelvoudig gebruikt
Grenswaarde indien in combinatie gebruikt
Eindresultaat in bloed met TABG0199NL
Rapportages eenheid
Alcohol
Ethanol
0,50
0,20
0,65
Milligram per milliliter
Cocaïne
Cocaïne
50
10
41
Microgram per liter

7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 oktober 2020, procesverbaalnummer PL2000-2020278178-6, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

V: Vraag verbalisant
A: Antwoord/opmerking verdachte
V: Kunt u verklaren wat er gisteren gebeurd is?
A: Ik ben woensdag (
het hof begrijpt: 21 oktober 2020) gaan eten met mijn vrouw. Rond 19.00 uur zijn wij teruggegaan naar de hotelkamer. Tijdens het eten heb ik drie wijntjes gedronken. Ik stelde voor om naar de Albert Heijn te gaan. Mijn vrouw zei nog: “doe dat nou niet, je rijbewijs is ongeldig verklaard”. Ik stapte toch in de auto. Ik zag ergens een politieauto staan. Ik ging naar rechts voor de politieauto. Ik zag dat hij voor mij ging rijden en dat ik moest volgen. Ik weet dat ik wegreed. Ik ben twee keer door rood gereden om te kijken of ik de politie af kon schudden. Ik ben meegenomen naar het bureau, waar een bloedproef is afgenomen. Ik testte
positief op de drugstest en blies een A-tje.
V: U bent meerdere malen door rood gereden. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ik wilde op dat moment niet stoppen. Ik hoopte dat de politie het op zou geven.
V: Is dat de enige reden dat u niet gestopt bent?
A: Ja. Ik heb wel eens gezien bij ‘politie op de hielen’ dat de politie stopt bij een achtervolging als ze door rood rijden.
V: U heeft de gehele rit harder gereden dan toegestaan was. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ik ben dom geweest.
V: Er zijn ook meerdere situaties geweest waarbij u niet het juiste voorsorteer vak
volgde waarom deed u dat?
A: Ik deed dat om de politie af te schudden.
V: Erkent u dat u na het nuttigen van alcoholhoudende drank als bestuurder bent opgetreden?
A: Ja.
V: Uw rijbewijs is sinds 2001 ongeldig verklaard. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ik was toen jong en heb toen alcohol gebruikt na feestjes.
V: U wist dat u niet mocht rijden?
A: Ja, dat wist ik.

8. De eigen waarneming van het hof naar aanleiding van de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden gemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 21 oktober 2020:

Er vindt een achtervolging plaats van een auto door een andere auto. Uit de totaliteit van het dossier volgt dat de verdachte wordt achtervolgd door verbalisant [verbalisant 1] . De verdachte rijdt zes keer door rood licht. Er zijn andere verkeersdeelnemers aanwezig op de weg.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het onder 1 tenlastegelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is door de raadsvrouw – kort weergegeven – aangevoerd dat er, hoewel aan het vereiste van dubbel opzet is voldaan, onvoldoende uit het dossier blijkt dat er levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander was te duchten, waardoor niet aan de juridische kwalificaties van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 is voldaan. Uit de filmbeelden blijkt dat de verdachte niet extreem hard heeft gereden, dat de verdachte heeft geremd voor de bocht en bij de kruispunten, dat er geen enkele verkeersdeelnemer heeft moeten afremmen, dat de verdachte een vrachtwagen pas heeft ingehaald op het moment dat de weg veranderde in een tweebaansweg, dat de verdachte heeft afgeremd en heeft rondgekeken voordat hij door rood licht is gereden en er op dat moment geen kruisend verkeer zichtbaar was, dat de verdachte zijn snelheid heeft verminderd op het moment dat hij in het stadscentrum is aangekomen en dat de verdachte zijn auto aan de kant heeft gezet toen hij doorkreeg dat het te gevaarlijk was om door te rijden binnen de bebouwde kom, aldus de verdediging. Dit gedrag leidt er volgens de verdediging toe dat het verkeersgedrag van de verdachte weliswaar gevaarzettend was, maar niet zodanig dat de kans bestond dat hierdoor een ongeval zou kunnen worden veroorzaakt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 21 oktober 2020 te Breda met zijn personenauto tijdens een achtervolging door de politie meerdere keren met een te hoge snelheid, te weten snelheden tussen de 70 en 120 kilometer per uur heeft gereden, waar onder andere een snelheid van maximum 50 kilometer per uur was toegestaan, tegen de verkeersrichting in een rotonde is opgereden en meerdere keren door een rood licht is gereden, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol en harddrugs.
Beoordeling van de verkeersovertredingen aan de hand van de maatstaf van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 5a Wegenverkeerswet 1994
Het hof dient te beoordelen of de verdachte met het uit de bewijsmiddelen blijkende rijgedrag (I) de verkeersregels heeft geschonden, (II) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (III) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (IV) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Met andere woorden: vastgesteld dient te worden dat de verdachte verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en bijgevolg door de verdachte onaanvaardbare risico’s zijn genomen, of anders gezegd: dat de verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.
I.
De verkeersregels
Het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 vervatte verbod is beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het in ernstige mate schenden van ‘de verkeersregels’. Uit de Memorie van Toelichting op dit wetsvoorstel leidt het hof af dat het gaat om een samenstel van gedragingen. Zoals daarin wordt gesteld gaat het om het begaan van dikwijls aaneengesloten ernstige verkeersovertredingen. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet is opgemerkt: ‘De dader moet door zo’n gedraging opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels schenden terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dat betekent dus niet dat met het verrichten van een of meer van de genoemde gedragingen al vaststaat dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden. Het enkele feit dat de bestuurder een telefoon vasthoudt of een bestuurder die onbewust door rood licht rijdt levert geen overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 op. Oftewel overtredingen van de in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen gedragingen die uit simpele onachtzaamheid worden begaan worden niet automatisch een zwaar misdrijf zodra daardoor enig gevaar voor letsel ontstaat. Het gaat bij een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 immers om het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels (en gevaar is te duchten).’ (Kamerstukken 2018/2019, 35 086, nr. 3, p. 12). Uit deze overweging en mede uit de naar aanleiding van de in de consultatiefase uitgebrachte adviezen gemaakte opmerking van de betrokken minister maakt het hof op dat ook een enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn gelet op de ernst van het verkeersgedrag en in het licht van de context waarin dat verkeersgedrag heeft plaatsgevonden.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 21 oktober 2020 op de weg, de Graaf Engelbertlaan, de Mastbosstraat, de Rithsestraat, de Ambachtenlaan, de Ettensebaan, de Westerparklaan, de Lunetstraat, de Tramsingel en de Nieuwe Prinsenkade te Breda, terwijl hij onder invloed was van alcohol en harddrugs, meerdere keren met een te hoge snelheid heeft gereden (g.), meerdere keren door rood licht is gereden (i.) en tegen de verkeersrichting in is gereden (j.) en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de volgende in artikel 5a, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994, sub g., i. en j. bedoelde verkeersgedragingen.
II) In ernstige mate
Artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 heeft alleen betrekking op het in
ernstige mate schendenvan de verkeersregels. In de MvT valt hierover het volgende te lezen.
“De gedachte achter de keuze voor in «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan.”
Naar het oordeel van het hof zijn in het geval van de verdachte de onder I genoemde verkeersregels in ernstige mate geschonden en kan derhalve worden gesproken van
ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Immers, de verdachte heeft gedurende de achtervolging meerdere keren met een te hoge snelheid, te weten snelheden tussen de 70 en 120 kilometer per uur, gereden, onder andere ook op locaties waar een maximum van 50 kilometer per uur was toegestaan, hij is tegen de verkeersrichting in een rotonde opgereden en hij is meerdere keren (zonder vaart te minderen) door een rood licht gereden, terwijl het reeds donker was en hij onder invloed was van alcohol en harddrugs. Deze autorit getuigt dermate van een minachting voor verkeersregels en van onverantwoord gedrag in het verkeer, waarbij de verdachte niet de bij de verkeersveiligheid betrokken belangen maar slechts zijn eigen belang om te ontkomen aan een verkeerscontrole voorop heeft gesteld, dat dit leidt tot de conclusie dat de verkeersvoorschriften bij voortduring in ernstige mate zijn geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
III) Opzettelijk
In de Nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer over het opzet o.a. het volgende. [1]
“De plaats van het begrip opzettelijk in de zinsnede «opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden» brengt mee dat het opzet zowel gericht moet zijn op het overtreden van een of meer verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regel(s). Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan, in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn. Zoals hierboven in de algemene inleiding van deze nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is de beoordeling van verkeersdelicten in hoge mate casuïstisch.”
Blijkens de MvT is opzet
“gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en niet op de verder liggende gevaren of gevolgen”. [2] Het hof zal zich dan ook beperken tot de vraag of het opzet van de verdachte gericht was op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Voor zover deze vraag bevestigend kan worden beantwoord is daarmee ook de eerste vraag beantwoord: heeft de verdachte een of meer verkeersregels overtreden?
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij, ondanks dat hij wist dat de politie had aangegeven dat hij diende te stoppen, heeft getracht om aan de politie te ontkomen door – terwijl hij voordien alcohol gedronken had – te blijven doorrijden waarbij hij rode verkeerslichten negeerde en te hard reed. Het hof is van oordeel dat het meerdere keren met een te hoge snelheid rijden, tegen de verkeersrichting in een rotonde oprijden en meerdere keren door een rood licht rijden, gelet op verdachtes intentie om zich aan de politiecontrole te onttrekken, zeker in hun onderlinge samenhang bezien, niet anders dan opzettelijk kan zijn gedaan. Immers, de aan de verdachte toe te schrijven verkeershandelingen betreffen telkens nieuwe keuzes die zowel het weten als het aanvaarden impliceren. Daarmee is gegeven de aard en de ernst van de hier aan de orde zijnde verkeersovertredingen het opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels gegeven.
IV) Gevaar te duchten
Het hof oordeelt dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat vanwege dit
ernstig verkeersgevaarlijk gedragzwaar lichamelijk letsel of levensgevaar was te duchten. Immers, de verdachte is gedurende een langere periode met hoge snelheden door de bebouwde kom van Breda gereden, terwijl hij onder invloed van alcohol en harddrugs verkeerde, wat de rijvaardigheid heeft verminderd en er zich meerdere andere verkeersdeelnemers bevonden op de door de verdachte afgelegde route. Deze andere verkeersdeelnemers zijn niet bedacht op het rijgedrag van de verdachte, waardoor zij hem te laat kunnen opmerken. Ook de verdachte kan – nog daargelaten de staat waarin de verdachte zich bevond na het gebruik van alcohol en cocaïne – de andere verkeersdeelnemers bij gebrek aan voldoende overzicht niet tijdig opmerken. Dat rechtvaardigt onder die omstandigheden de reële vrees dat een aanrijding had kunnen plaatsvinden en daarbij één of meer personen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen of zelfs hadden kunnen overlijden.
Concluderend is het hof van oordeel dat de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.
Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Het onder 2 tenlastegelegde
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, nu er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hiertoe heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat wegens het ontbreken van informatie niet kan worden vastgesteld dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig was verklaard. Uit de enkele verklaring van de verdachte, zoals hij deze heeft afgelegd na de aanhouding, kan niet het bewijs volgen dat het rijbewijs van de verdachte daadwerkelijk ongeldig was en dat de verdachte wetenschap had van de basis van de ongeldigheid, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het hiervoor weergegeven proces-verbaal van bevindingen (bewijsmiddel 1) en het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet (bewijsmiddel 3) volgt dat het rijbewijs, categorie B, van de verdachte ongeldig is verklaard. Dit vindt bevestiging in de uitdraai van het NL-RDW (bewijsmiddel 4), waaruit tevens blijkt dat het rijbewijs van de verdachte vanaf 21 september 2001 ongeldig is. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat het rijbewijs van de verdachte ten tijde van het aan hem tenlastegelegde ongeldig was. Daarnaast blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte bij de politie dat hij ook wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, en zelfs dat zijn vrouw hem nog waarschuwde niet te gaan rijden omdat zijn rijbewijs ongeldig verklaard was.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er geen sprake is van het ontbreken van informatie op basis waarvan kan worden vastgesteld dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig was verklaard. Het hof is van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht omtrent de wetenschap van de verdachte over de basis van de ongeldigheid leidt niet tot een ander oordeel, nu dit geen vereiste is om tot een bewezenverklaring te komen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994

Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de daarop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (ernstige gevaarzetting) door meerdere keren met een te hoge snelheid te rijden, tegen de verkeersrichting in een rotonde op te rijden en meerdere keren (zonder vaart te minderen) door een rood licht te rijden. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich in volstrekt onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Tevens heeft de verdachte deze handelingen verricht nadat hij een hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd en was hij ook onder invloed van harddrugs. Tot slot wist de verdachte ten tijde van het besturen van de personenauto dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan besluiten van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geschiktheid van personen tot het besturen van motorvoertuigen en de geldigheid van rijbewijzen en heeft de verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van de overige verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 juni 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg zijn gebleken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte zijn partner onderhoudt en dat hij in de weekenden tevens de zorg draagt voor zijn kinderen.
Naar het oordeel van het hof kan – vanwege de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, in verband met een juiste normhandhaving en de recidive – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 23 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R. Lonterman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2018/19, 35 086, nr. 6, p. 11.
2.Kamerstukken II 2018/19, 35 086, nr. 3, p. 14.