In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de politierechter. De verdediging heeft verweren gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring en de straftoemeting.
Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de politierechter een andere bewezenverklaring had moeten vaststellen. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging van een slachtoffer op 27 juli 2020 te Cromvoirt, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. Het hof heeft de verklaringen van de aangever en getuigen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de ernst van het feit in overweging genomen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €600,00 en 12 dagen hechtenis, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.