ECLI:NL:GHSHE:2022:3431

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
20-002336-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1974 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs. Het hoger beroep was beperkt tot de veroordeling voor het primair en subsidiair tenlastegelegde feit, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk gebruiken van identificerende persoonsgegevens en het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou vrijspreken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde bewezen zou verklaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde en refereerde zich aan het oordeel van het hof voor het subsidiair tenlastegelegde.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het primair tenlastegelegde en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen, namelijk het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs, en heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof overwoog dat het gebruik van valse identiteitsdocumenten het vertrouwen in officiële documenten ondermijnt en dat de verdachte, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, niet kon worden vrijgesteld van straf. De beslissing is gegrond op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002336-21
Uitspraak : 7 oktober 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 september 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-067002-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1974,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 4 (primair en subsidiair) is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep – het hof begrijpt voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 4 primair tenlastegelegde, het onder 4 subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren, de verdachte deswege strafbaar zal verklaren en zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal beslissen op het beslag overeenkomstig de rechtbank.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 4 primair tenlastegelegde. Ter zake van het onder 4 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten slotte is een straftoemetingverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
4. primair
hij op 8 maart 2021 te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan, immers heeft hij, verdachte, bij de politie, die hem, verdachte, (buiten heterdaad) had aangehouden voor enig strafbaar feit (te weten belaging/stalking, artikel 285b Wetboek van Strafrecht) geweigerd zijn persoonsgegevens mee te delen en/of te overleggen, waarbij in zijn, verdachtes, fouillering een Kroatisch rijbewijs aanwezig was, met documentnummer [documentnummer] , op naam van [naam] , geboren op [geboortedag 2] 1973 te [geboorteplaats 2] ;
4. subsidiair
hij op 8 maart 2021 te Roosendaal, althans in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Kroatisch rijbewijs met documentnummer [documentnummer] , op naam van [naam] , geboren op [geboortedag 2] 1973 te [geboorteplaats 2] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan. Om tot een bewezenverklaring van het onder 4 primair tenlastegelegde te komen is immers vereist dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van een ander heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan.
Het hof is echter – met de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat daarvan geen sprake is geweest. Derhalve zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4. subsidiair
hij op 8 maart 2021 te Roosendaal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Kroatisch rijbewijs met documentnummer [documentnummer] op naam van [naam] , geboren op [geboortedag 2] 1973 te [geboorteplaats 2] , waarvan hij, verdachte, wist dat dit vals was, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2021 (dossierpagina 69 tot en met 70, proces-verbaalnummer PL2000-2020287015-27), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 8 maart 2021 kreeg het Flexteam De Markiezaten het verzoek van de Districtsrecherche om een persoon aan te houden. Dit betrof [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats 1] . Door een collega van de Districtsrecherche werd aangegeven dat hij mogelijk gebruik zou maken van een vals legitimatiebewijs.
Uit informatie bleek dat hij zich mogelijk verplaatste in een zwartgelakte personenauto van het merk Audi, type A4, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] . Op maandag 8 maart 2021, omstreeks 10.10 uur zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , op de parkeerplaats naast de Aldi, gelegen op de Philipslaan te Roosendaal, een soortgelijk voertuig geparkeerd staan.
Op 8 maart 2021 hielden wij deze persoon aan. Op de afdeling van Team Arrestantentaken aan de Mijkenbroek in Breda is de verdachte verder aan de kleding onderzocht en ingesloten. Hierbij werd een rijbewijs aangetroffen. Ik kreeg dit overhandigd van een collega van deze afdeling ter vaststelling van de identiteit van de verdachte. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat dit een rijbewijs betrof van een voor mij onbekend land. Ik vroeg de verdachte naar het land van herkomst van het rijbewijs. Ik hoorde hem zeggen dat het uit Kroatië kwam. Ik zag dat er geen watermerk in het document aanwezig was. Derhalve vermoedden wij, verbalisant [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , dat dit een vals document betrof.
2.
Het proces-verbaal van documentonderzoek d.d. 8 maart 2021 (dossierpagina 71 tot en met 76), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op maandag 8 maart 2021 ontving ik van [verbalisant 5] , werkzaam bij de afdeling Dictrictsrecherche van het district De Markiezaten, van de Politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant (inzake proces-verbaalnummer PL2000-2020287015):
• Een rijbewijs van Kroatië, rijbewijsnummer [documentnummer] , op naam gesteld van [naam] , geboren op [geboortedag 2] 1973 te [geboorteplaats 2] .
Verzocht werd het omschreven rijbewijs van Kroatië technisch op valsheid, dan wel vervalsing te onderzoeken.
Bij het omschreven rijbewijs van Kroatië werden de navolgende kenmerken van
valsheid aangetroffen:
• De onjuiste c.q. afwijkende gebruikte druk- en/of reproductietechnieken;
• De onjuiste c.q. afwijkende wijze van de (machinaal) aangebrachte document/persoonsgegevens;
• De onjuiste reactie onder aanstraling met UV-licht.

BIJZONDERHEDEN

• Het omschreven rijbewijs van Kroatië komt qua detaillering en toegepaste productie- en beveiligingstechnieken, niet overeen met een origineel exemplaar van dit model;
• Het omschreven rijbewijs van Kroatië is nooit door of vanwege de autoriteiten van Kroatië afgegeven.

CONCLUSIE

Het omschreven rijbewijs van Kroatië betreft een totaal vals document.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 juli 2021, los toegevoegd aan het dossier (8 pagina’s inclusief bijlage, documentcode: VDE.[verwijzing naar naam verdachte].POL-3), voor zover inhoudende:
(pagina 6)
V: Wat is [
het hof begrijpt hiertussen: uw] volledige naam?
A: [verdachte]
V: Uw geboortedatum?
A: [geboortedag 1] 1974
V: Uw geboorteplaats?
A: [geboorteplaats 1]
(…)
V: Wat was de naam op het rijbewijs?
A: [naam] .
V: Waarom had jij dit rijbewijs?
A: Ik wilde het gebruiken voor motor [
het hof begrijpt: om motor te rijden].
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet dat het vals is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof toepassing zal geven aan het in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepaalde en de verdachte schuldig zal verklaren zonder aan hem een straf of maatregel op te leggen. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte weliswaar geen aanspraak kan maken op schadevergoeding, maar daarmee – gegeven een veroordeling – wel de grootste kans maakt om alsnog een verblijfsvergunning te krijgen. De verdachte woont al jarenlang in Nederland en ook zijn vriendin woont hier. Hij heeft hier gewerkt en een leven opgebouwd, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorhanden hebben van een vals rijbewijs terwijl hij wist dat dat rijbewijs vals was. Valse reis- en identiteitsdocumenten verhinderen een effectieve identiteitscontrole en bovendien wordt het vertrouwen dat in dergelijke van overheidswege verstrekte documenten moet kunnen worden gesteld, aangetast door het gebruik van valse en vervalste exemplaren. Door te handelen zoals is bewezenverklaard heeft de verdachte op dat vertrouwen een inbreuk gemaakt en dat rekent het hof hem aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2022. Hieruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte jarenlang in Nederland heeft gewoond en gewerkt en zijn vriendin eveneens in Nederland woonachtig is.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Naar het oordeel van het hof kan evenmin worden volstaan met een straf zoals door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt. Hot hof komt derhalve tot een hogere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Ten slotte ziet het hof geen aanleiding om – zoals door de raadsvrouw is bepleit – toepassing te geven aan het in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepaalde. Het hof zal de verdachte dan ook niet schuldig verklaren zonder aan hem een straf of maatregel op te leggen.
Beslag
Het hof zal bepalen dat de hierna te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte – voor zover dat nog niet is gebeurd – nu geen strafvorderlijk belang ermee is gediend om het beslag op deze voorwerpen te laten voortduren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 1 STK Mes (Omschrijving: G2310825, rood);
2. 1.300,00 EUR ibn 08-03-2021 (Omschrijving: G2310854);
3. 40,97 EUR ibn 08-03-2021 (Omschrijving: G2310855);
4. 59,38 EUR ibn 08-03-2021 (Omschrijving: G2310868);
5. 28,35 EUR ibn 08-03-2021 (Omschrijving: G2310872);
6. 5,23 EUR ibn 08-03-2021 (Omschrijving: G2310873);
7. Munteenheid 20 (Omschrijving: G2310876);
8. Munteenheid 5000 (Omschrijving: G2310878).
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto en L. van Harskamp, griffiers,
en op 7 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Gründemann en mr. Brouwer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Markiezaten, flexteam De Markiezaten, registratienummer onderzoeksnummer ZB2R020105/Russel, gesloten d.d. 3 mei 2021 door verbalisant [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (doorgenummerde fysieke pagina’s 1 tot en met 144, digitaal 1 tot en met 161. Hierna wordt telkens verwezen naar de fysieke paginanummers). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.