ECLI:NL:GHSHE:2022:3429

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
20-000737-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en wederspannigheid jegens politieambtenaren tijdens rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van het beledigen van twee politieambtenaren en wederspannigheid tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De feiten vonden plaats op 29 november 2020 te Vlissingen, waar de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding en beledigende woorden richtte tot de verbalisanten. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die tot € 150,00 werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eenvoudige belediging en wederspannigheid, waarbij de belediging aan ambtenaren werd aangedaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van drie weken op, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De verdachte werd ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000737-21
Uitspraak : 7 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 maart 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-301639-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen dit vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 150,00, onder niet-ontvankelijkverklaring van het meer gevorderde.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Voorts is een straftoemetingverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2020 te Vlissingen opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] , brigadier en/of [verbalisant 2] , brigadier, beiden werkzaam bij de politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening, in hun/zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door respectievelijk die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (meermalen) de woorden toe te voegen: "kankermongool" en/of "vuile lesbo" en/of "jij bent een pot" en/of "kankerlijers" en/of "teringlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2020 te Vlissingen zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] , brigadier en/of [verbalisant 2] , brigadier, (beiden) werkzaam bij de politie Zeeland-West-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding ter zake belediging door
 zich te bewegen in een andere richting dan voornoemde verbalisant(en) hem, verdachte, trachtte(n) te bewegen en/of
 die [verbalisant 1] een of meer knietjes te geven tegen de borst,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijke en/of opgezwollen en/of blauwe duim bij die [verbalisant 2] ten gevolge heeft/hebben gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 29 november 2020 te Vlissingen opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier en [verbalisant 2] , brigadier, beiden werkzaam bij de politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door respectievelijk die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (meermalen) de woorden toe te voegen: "kankermongool" en "vuile lesbo" en "jij bent een pot" en "kankerlijers" en "teringlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op 29 november 2020 te Vlissingen, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 1] , brigadier, en [verbalisant 2] , brigadier, beiden werkzaam bij de politie Zeeland-West-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding ter zake belediging door
 zich te bewegen in een andere richting dan voornoemde verbalisanten hem, verdachte, trachtten te bewegen en
 die [verbalisant 1] knietjes te geven tegen de borst,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijke en opgezwollen en blauwe duim bij die [verbalisant 2] ten gevolge heeft/hebben gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
1.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 september 2022 van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, voor zover inhoudende:
Ik zal het eerlijk zeggen. Ik ben over de schreef gegaan. In mijn huis heb ik de politie uitgescholden en daar ben ik ook strafbaar voor.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2020 (dossierpagina 7 tot en met 9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] (ZLD01721), brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op 29 november 2020, bevond ik, verbalisant, mij op het politiebureau te Vlissingen. Ik was gekleed in politie uniform en derhalve herkenbaar als politieagent. Ik reed samen met collega [verbalisant 2] . Wij waren belast met het toezicht op de openbare orde, veiligheid de gemeente Vlissingen. Op voornoemde datum, tijdstip en plaats kregen wij de opdracht van het Operationeel Centrum te gaan naar [adres] .
(…) Nadat wij enige momenten buiten stonden ging de voordeur van [adres] met kracht open, ik zag dat de hoofdbewoner naar buiten kwam. Ik zag dat hij opgefokt was en dat de spieren in zijn bovenlichaam op spanning stonden. Hierbij hield hij zijn handen achter zijn rug. Ik hoorde dat de hoofdbewoner verschillende keren 'kankermongool' zei en hierbij in mijn richting keek. Ik wist dat er naast mijn collega's nog buurtbewoners in hun deuropening stonden in de onmiddellijke omgeving en ik voelde mij aangetast in mijn eer en goede naam. Hierop hoorde ik dat de hoofdbewoner tegen mijn collega [verbalisant 2] zeggen: "Pot" en "lesbo". Hierop besloten wij hem aan te houden als verdachte van belediging. Ten tijde van het vervoer naar het arrestantencomplex Torentijd te Middelburg hoorde ik dat de verdachte onophoudelijk bleef schreeuwen en roepen. Ik hoorde hem verschillende keren roepen: "kankerlijers" en "teringlijers" en woorden van gelijke strekking.
Later controleerde ik in het politiesysteem BVI-IB wie er woonachtig was op [adres] . Ik zag dat dit betrof:
[verdachte] , GEBOREN [geboortedag] 1976.
Ik zag dat er in het politiesysteem een SKDB-foto beschikbaar was. Ik bekeek deze foto en zag dat dit de persoon was die ik zojuist had aangehouden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2020 (dossierpagina 10 tot en met 12), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 2] (MW408334), brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Ik hoorde dat voornoemde personen ons vertelden dat er de gehele avond en nacht al geluidsoverlast werd ervaren van de bewoner van [adres] , zijnde de heer [verdachte] . Hierop besloten collega [verbalisant 1] en ik in contact te treden met de bewoner van [adres] .
Ik hoorde een mannelijk persoon al vloekend en met luide stem naar de voordeur komen en zag vervolgens dat de voordeur met kracht opengegooid werd. Ik zag een man met versnelde pas en overduidelijk opgefokt al vloekend naar buiten stormen. Ik zag dat de hoofdbewoner herhaaldelijk in de richting van mijn collega [verbalisant 1] liep en erg dicht op hem kwam staan, waarbij hij bijna letterlijk fysiek tegen collega [verbalisant 1] aan kwam te staan. Hierop zei ik de hoofdbewoner dat het beter was afstand van mijn collega te houden en gewoon op een respectvolle wijze met elkaar in gesprek te gaan. Ik hoorde dat de man mij zei: "jij bent gewoon een pot". Ik hoorde dat de hoofdbewoner mij op luide wijze uitschold voor: "Vuile lesbo" en ik hoorde dat hij mij zei: "Jij bent een pot". Hierop zag ik dat de hoofdbewoner terug de gang in liep van zijn woning en dat hij de deur dichtduwde, die vrij snel daarna weer openging. Ik hoorde dat de man ons op luide wijze toeschreeuwde: "Jullie zijn kankerlijers". Tijdens het verplaatsen van de verdachte naar het dienstvoertuig ten behoeve van vervoer naar politiecellencomplex Torentijd, hoorde ik dat de man ons bleef beledigen op luide wijze. Ik hoorde dat hij ons bleef uitschelden voor: "Kankerlijers".
Ten aanzien van feit 2
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2020 (dossierpagina 10 tot en met 12), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 2] (MW408334), brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Ik hoorde dat voornoemde personen ons vertelden dat er de gehele avond en nacht al geluidsoverlast werd ervaren van de bewoner van [adres] , zijnde de heer [verdachte] . Hierop besloten collega [verbalisant 1] en ik in contact te treden met de bewoner van de [adres] .
Ik voelde dat de man niet meewerkte, tegenstribbelde en zich verzette tegen de aanhouding. Ik voelde en zag dat de verdachte zich bleef bewegen in een andere richting dan de richting waarin ik hem bewoog, waardoor ik, tijdens het aanleggen van de handboeien aan de linkerhand van de man door een tegengestelde beweging van de verdachte als de richting waarop ik hem bewoog, mijn linkerduim verdraaide. Ik voelde direct een korte scherpe pijn ter hoogte van de duimbasis in mijn linkerhand, die na de aanhouding licht opgezwollen was, blauw werd en pijnlijk aanvoelde. Terwijl mijn collega [verbalisant 1] de verdachte in het dienstvoertuig plaatste zag ik dat hij met kracht tot tweemaal toe een knietje gaf gericht op de maagstreek van collega [verbalisant 1] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2020 (dossierpagina 7 tot en met 9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] (ZLD01721), brigadier van politie Eenheid
Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Ik voelde en zag dat de verdachte zich bleef bewegen in een andere richting dan dat ik hem bewoog. Op het moment dat ik met mijn bovenlichaam boven de verdachte hing zag en voelde ik dat de verdachte tweemaal zijn knie, met kracht, in de richting van mijn maagstreek bracht en mij daar ook raakte. Ik voelde een lichte pijn in mijn maagstreek. Ik ben ervan overtuigd dat, als ik mijn vest niet had gedragen, de verdachte mij behoorlijke pijn dan wel letsel zou kunnen hebben toegebracht.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit of die bewezenverklaarde feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de geringe mate van verzet niet als wederspannigheid valt te kwalificeren. Daarnaast stopt een aanhouding zodra de verdachte geboeid en rustig is, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle gedragingen die daarna hebben plaatsgevonden, waaronder het geven van een of meer knietjes aan verbalisant [verbalisant 1] . Ten slotte heeft een blauwe en opgezwollen duim niet te gelden als letsel, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
De verweren van de verdediging vinden geen steun in het recht. Ook het daadwerkelijk vastpakken en meenemen of meevoeren – al dan niet in een politievoertuig – naar een politiebureau kunnen als aanhouding gelden. Dat is ook in het onderhavige geval, waarin de verdachte – zo blijkt uit de daaraan voorafgaande wederspannigheid en de door hem gegeven knietjes aan verbalisant [verbalisant 1] – niet uit vrije wil meeging. Verder is een blauwe en opgezwollen duim wel degelijk aan te merken als letsel. Dergelijk letsel is weliswaar niet ernstig maar wordt veroorzaakt door een onderhuidse bloeduitstorting.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

wederspannigheid

en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof een geldboete zal opleggen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde. Voorts heeft de verdediging bepleit dat het hof aan de verdachte een taakstraf zal opleggen ter zake van – zo begrijpt het hof – het onder 2 tenlastegelegde en aan een op te leggen straf reclasseringstoezicht of een andere vorm van begeleiding voor de verdachte zal verbinden. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat het opleggen van een geldboete voor een belediging conform de LOVS-oriëntatiepunten is. Daarnaast is de verdachte bereid en in staat tot het verrichten van een taakstraf. Ten slotte wordt een vorm van begeleiding door de verdachte als behulpzaam ervaren en zou hij die begeleiding graag terug willen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is in de eerste plaats bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het beledigen van twee politieagenten, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening (feit 1). Het hof stelt voorop dat niemand met dergelijke beledigingen geconfronteerd zou moeten worden. Politieagenten horen hiervan echter bij uitstek gevrijwaard te zijn. Hun rol brengt immers met zich dat zij ten dienste van de maatschappij – waar overigens ook de verdachte onderdeel van uitmaakt – strafbare feiten opsporen, de orde handhaven, en hulpbehoevenden helpen terwijl hun werk in de regel niet toelaat dat zij zich distantiëren van de situatie.
Daarnaast is bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid jegens diezelfde politieagenten, welke wederspannigheid bovendien lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor verbalisant [verbalisant 2] (feit 2). Met dit verzet heeft de verdachte niet alleen beide verbalisanten gehinderd in de rechtmatige uitoefening van hun politietaak maar heeft hij bovendien een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [verbalisant 2] . Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2022. Hieruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte vrijwilligerswerk verricht, een bijstandsuitkering ontvangt ter hoogte van € 1.044,62 per maand, samenwoont met zijn [huisdieren] en binnenkort vader wordt. Verder heeft de verdachte geen schulden en geen verslavingen.
Reeds vanwege het onder 2 bewezenverklaarde, is ingevolge artikel 22b, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van een taakstraf niet aan de orde. Voorts ziet het hof geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met reclasseringstoezicht, nu in het reclasseringsrapport van Emergis d.d. 22 januari 2021 als advies is gegeven dat een nieuw op te leggen reclasseringstoezicht niet geïndiceerd is aangezien eerder reclasseringstoezicht en een eerder opgelegde ISD-maatregel niet tot een blijvende gedragsverandering hebben geleid.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
De benadeelde partij [verbalisant 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 475,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 150,00, onder niet-ontvankelijkverklaring van het meer gevorderde.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren wegens de bepleite vrijspraak, dan wel een lager bedrag zal toewijzen dan door de benadeelde partij is gevorderd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Vaststaat dat de benadeelde partij [verbalisant 2] een blauwe en opgezwollen duim heeft opgelopen door de wederspannigheid (of de feitelijkheden die daarmee gepaard gingen) van de verdachte bij zijn aanhouding, waar zij nog enkele dagen last van heeft gehad.
Gelet op het vorengaande is het hof van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek valt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant 2] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Het hof begroot deze immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 150,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof zal het meer gevorderde afwijzen.
Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2020, zijnde de pleegdatum van het bewezenverklaarde, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in belangrijke mate in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van dit arrest begroot op nihil. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [verbalisant 2] is toegebracht tot een bedrag van € 150,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 180, 181, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (éénhonderdvijftig euro)ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (éénhonderdvijftig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto en L. van Harskamp, griffiers,
en op 7 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Gründemann en mr. Brouwer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Walcheren, registratienummer PL2000-2020318979, gesloten d.d. 3 december 2020 door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 31). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.