ECLI:NL:GHSHE:2022:3428

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
20-000960-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake medeplegen van witwassen met contante geldbedragen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1980, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor (schuld)witwassen. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van contante geldbedragen van in totaal 16.520 euro en 590 CHF, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte op 20 januari 2021 op de A16 werden aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid contant geld. De verdachte kon geen verifieerbare verklaring geven voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000960-21
Uitspraak : 7 oktober 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-019348-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1980,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 20 januari 2021 te Zevenbergschen Hoek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s), van (een) contant(e) geldbedrag(en) van (ongeveer) 16.520,00 euro en/of 590,00 CHF (Zwitserse munteenheid), althans van enig(e) contant(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze contante geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 20 januari 2021 te Zevenbergschen Hoek, tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben zij, verdachte en haar mededader, contante geldbedragen van 16.520,00 euro en 590,00 CHF (Zwitserse munteenheid) voorhanden gehad terwijl zij, verdachte, wist dat deze contante geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2021 (dossierpagina 4 tot en met 7), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op woensdag 20 januari 2021 bevonden wij, verbalisanten, ons op de autosnelweg A16. Op voornoemde datum, tijd en locatie zagen wij voor ons een grijze Mercedes-Benz voorzien van het Bulgaarse kenteken [kenteken] . Wij zagen dat de Mercedes-Benz met verhoogde snelheid reed. Teneinde de bestuurder van de Mercedes-Benz te verbaliseren voor de overschreden maximumsnelheid gaf ik, [verbalisant 1] , aan de bestuurder een volgteken. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , zagen dat de bestuurder van de Mercedes-Benz hieraan voldeed en het voertuig achter dat van ons tot stilstand bracht op de afrit Zevenbergschen Hoek.
Ik zag op het rijbewijs van de bestuurster dat zij bleek te zijn:
[verdachte] , [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1980 in [geboorteplaats 1] .
Ik zag op het identiteitsbewijs van de bijrijder dat zij bleek te zijn:
[medeverdachte] , [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1980 in [geboorteplaats 2] .
Ik, [verbalisant 2] , hoorde de bestuurster zeggen dat zij veel geld bij zich had. Ik vroeg haar hoeveel geld dit was en ik hoorde haar zeggen dat ze ongeveer achttienduizend euro (€ 18.000) bij zich had. Ik vroeg haar waar ze dit geld bewaarde en ik zag dat zij naar een zwarte schoudertas of kleine rugtas wees die bij de bijrijder tussen haar voeten stond. Ik zag dat de bijrijder deze tas opende en hieruit een witte plastic tas met een opdruk van rode letters haalde. Ik zag dat de bijrijder de witte plastic tas opende en ik zag dat ze aan mij twee (2) grote stapels geld toonde die in de plastic tas zaten. Ik zag dat deze stapels allebei in doorzichtige plastic huishoudfolie waren gewikkeld. Ik zag dat één van de twee stapels bestond uit coupures van twintig (20) euro, tien (10) euro en vijf (5) euro. Ik zag dat de tweede stapel bestond uit coupures van honderd (100) euro en vijftig (50) euro. Ik zag dat er ook buitenlands geld bij de stapels zat. Ik hoorde de bestuurster zeggen dat dit Zwitserse Franken waren.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat de bijrijder met de eerder genoemde zwarte schoudertas in haar handen stond. Ik zag dat dit de tas was waarin eerder het geld had gezeten. (…) Ik vroeg [verdachte] van wie de zwarte tas was die bijrijder [medeverdachte] vasthad. Ik hoorde haar antwoorden dat dit de tas van [medeverdachte] was. Ik vroeg aan [verdachte] van wie het geld was. Ik hoorde haar antwoorden dat een deel van het geld van haar oma was, een deel van [medeverdachte] was en een deel van haar zelf was.
Goed(eren):
- PL2000-2021017750-2295576, geld, Biljetten, 1 stuks, totaal 16.520 EUR.
- PL2000-2021017750-2295582, geld, Biljetten, 1 stuks, totaal 590 CHF.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 januari 2021 (dossierpagina 26 tot en met 30), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [verdachte] :
A: Het geld zat in een rugzak van mijn vriendin [
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]].
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat, hoewel sprake is van witwastypologieën, de verdachte een ‘concrete, zeer verifieerbare en waarschijnlijke verklaring’ heeft gegeven voor de herkomst van het aangetroffen geldbedrag. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten nader onderzoek te verrichten naar die verklaring en de herkomst van het geldbedrag. Dat dient niet voor rekening en risico van de verdachte te komen, zodat niet kan worden bewezen dat het geldbedrag dat de verdachte voorhanden had – middellijk of onmiddellijk – van enig misdrijf afkomstig is. Nu dat niet kan worden bewezen, dient de verdachte te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde varianten van witwassen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd voor de herkomst van het geld.
Aanvankelijk wordt door de verdachte gesteld dat zij en medeverdachte [medeverdachte] op pad waren om een auto te kopen. De verdachte kan daarvan echter geen advertentie tonen en weet op dat moment evenmin te vermelden wat voor auto dat zou zijn. Ook blijkt ten aanzien van het uiteindelijk door haar opgegeven adres waar ze de auto zou gaan halen, dat de bewoner die daar volgens de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven stond, geen auto op diens naam had staan. Een andere persoon die op het desbetreffende adres geregistreerd stond had slechts een Audi A3 uit 2006 op zijn naam staan, die geen € 18.000,00 waard was. [2] Bovendien was dit een ander merk en type auto dan de BMW Jeep waarover medeverdachte [verdachte] in haar verhoor heeft verklaard. [3]
De verdachte verklaart bij haar verhoor op 20 januari 2021 dat zij ook tussen de € 7.000,00 en € 8.000,00 euro van haar vriendin – het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] – heeft gekregen, terwijl medeverdachte [medeverdachte] in haar verhoor juist heeft verklaard € 3.000,00 aan de verdachte te hebben geleend.
De verdachte verklaart verder zo’n € 2.000,00 à € 3.000,00 van haar vriend te hebben gekregen en € 5.000,00 van haar moeder. Vervolgens doet de verdachte twee handgeschreven berichten aan de politierechter toekomen waaruit zou blijken dat een man € 10.000,00 aan haar zou hebben gegeven en een andere man € 6.000,00. Deze bedragen wijken weer sterk af van de bedragen die de verdachte bij haar verhoor heeft genoemd.
Kortom: zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte] verklaren inconsistent, tegenstrijdig en onduidelijk. Naar het oordeel van het hof is dan ook geen sprake van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring omtrent de herkomst van het aangetroffen geldbedrag.
Gelet op het vorengaande kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het aangetroffen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Medeplegen
Naar het oordeel van het hof is voorts sprake geweest van het medeplegen van witwassen, nu zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte] wetenschap hebben gehad van de zwarte schoudertas en van het geldbedrag dat zich daarin bevond en bovendien wisten dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig was, zodat sprake is geweest van het voorhanden hebben van dit geldbedrag in nauwe en bewuste samenwerking.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie. Het ondermijnt de integriteit van het financiële stelsel en veroorzaakt een aantasting van het economische verkeer. Daarnaast werkt witwassen het voortbestaan van verscheidene vormen van criminaliteit in de hand. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat zij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2022. Hieruit blijkt dat zij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte – ten tijde van haar verhoor d.d. 20 januari 2021 – niet werkte sinds een jaar en daarvóór in de prostitutie gezeten had. Zij ontvangt een uitkering, heeft spaargeld en heeft in verband met de coronamaatregelen in België een uitkering ontvangen van € 12.000,00. Zij kan van haar inkomsten en spaargeld rondkomen en heeft een leaseauto in Bulgarije.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee geldbedragen van respectievelijk € 16.520,00 en € 535,78, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan en deze geldbedragen aan de verdachte toebehoren. Het hof zal deze voorwerpen verbeurdverklaren. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 16.520,00 euro, ibn 20-01-2021 (G2295576);
2. 535,78 euro, ibn 20-01-2021 (G2295582).
Aldus gewezen door:
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto en L. van Harskamp, griffiers,
en op 7 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Gründemann en mr. Brouwer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie, Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur (LE), geografische afdeling Zuid-West-Nederland, registratienummer PL2000-2021017750, gesloten d.d. 22 januari 2021 door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 60). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Dossierpagina 5.
3.Dossierpagina 32.