ECLI:NL:GHSHE:2022:3398

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
20-001690-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict na aanrijding met festivalgangers

Op 10 oktober 2022 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 18 juni 2018 met zijn bestelauto een groep festivalgangers aanreed na het Pinkpopfestival in Landgraaf. De verdachte, geboren in 1983, was eerder door de rechtbank Limburg vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde, wat resulteerde in een taakstraf en een rijontzegging. Het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste nacht met een snelheid van ongeveer 80 km/u reed en onvoldoende aandacht had voor de weggebruikers, waaronder de festivalgangers die op de rijbaan zaten. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding waarbij één persoon om het leven kwam en drie anderen zwaar lichamelijk letsel opliepen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om extra voorzichtig te zijn in situaties met afwijkend verkeersgedrag, zoals na een groot evenement.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001690-20
Uitspraak : 10 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 29 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-706002-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) en veroordeeld ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde (artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994) tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest en een rijontzegging voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging met betrekking tot het eerste gedachtestreepje van het onder 2 tenlastegelegde en de verdachte ter zake van het overige onder 2 tenlastegelegde (artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994) veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen subsidiair hechtenis.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft op 10 augustus 2020 tegen voormeld vonnis onbeperkt hoger beroep ingesteld. Blijkens de akte partiële intrekking hoger beroep is het hoger beroep op 30 juli 2021, voor zover het betreft de beslissingen die de rechtbank heeft gegeven over het op de inleidende dagvaarding onder 2 beschreven feit (artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994), ingetrokken.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en hem daartoe zal veroordelen tot
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren,
  • een taakstraf van 240 uren, subsidiair te vervangen door 120 dagen hechtenis, en
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof voor wat betreft het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Tot slot heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek ter terechtzitting – is gewijzigd en omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – tenlastegelegd dat:

1.

primairhij op of omstreeks 18 juni 2018 in de gemeente Landgraaf als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto/bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , werd gedood en/of een of meer anderen, te weten [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
welke bovenbedoelde gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat
hij, verdachte, komende uit de richting van [straatnaam 2] heeft gereden over [straatnaam 1] , gaande in de richting van de nieuwe aansluiting met de [straatnaam 3] en/of (vervolgens) via een rotonde deze weg, [straatnaam 1] , in tegengestelde richting is teruggereden en daarbij niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg voor hem en/of mogelijke weggebruikers op de weg voor hem, en/of daarbij de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet (tijdig en/of onvoldoende) heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding en/of botsing met een groep personen (waaronder bovengenoemde personen), welke groep op genoemde weg zat, te voorkomen, althans niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien,
waardoor, althans mede waardoor, een aan- of overrijding is ontstaan tussen/met zijn, verdachtes, voertuig en die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
hij op of omstreeks 18 juni 2018, in de gemeente Landgraaf, als bestuurder van een motorrijtuig (een bestelauto/bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 1] , op zodanige wijze heeft gereden dat hij, verdachte,
komende uit de richting van [straatnaam 2] en gaande in de richting van de nieuwe aansluiting met [straatnaam 3] over [straatnaam 1] heeft gereden en/of (vervolgens) via een rotonde deze [straatnaam 1] , in tegengestelde richting is teruggereden
en daarbij niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg voor hem en/of mogelijke weggebruikers op de weg voor hem, en/of daarbij de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet (tijdig en/of onvoldoende) heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding en/of botsing met een groep personen, welke groep op genoemde weg zat, te voorkomen, althans niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien,
waardoor, althans mede waardoor, een aan- of overrijding is ontstaan tussen/met zijn, verdachtes, voertuig en die groep personen,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

primairhij op 18 juni 2018 in de gemeente Landgraaf als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto/bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , werd gedood en anderen, te weten [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
welke bovenbedoelde gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat
hij, verdachte, komende uit de richting van [straatnaam 2] heeft gereden over [straatnaam 1] , gaande in de richting van de nieuwe aansluiting met de [straatnaam 3] en vervolgens via een rotonde deze weg, [straatnaam 1] , in tegengestelde richting is teruggereden en daarbij onvoldoende heeft gelet op de weg voor hem en mogelijke weggebruikers op de weg voor hem, en daarbij de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met een groep personen (waaronder bovengenoemde personen) welke groep op genoemde weg zat, te voorkomen,
waardoor een aanrijding is ontstaan met zijn, verdachtes, voertuig en die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1] en bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft, zowel op de heenweg als op de terugweg, het op de weg zittende groepje personen in het geheel niet gezien. De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verdachte op het moment van de aanrijding met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur heeft gereden. Het weggedrag van de verdachte en de door hem aangehouden snelheid zijn in strijd met de elementaire grondnorm van artikel 19 RVV 1990, nu de verdachte niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. In dat kader is relevant dat de verdachte reed met een lekke band, waardoor hij zijn snelheid fors had moeten matigen. Daarnaast heeft de advocaat-generaal – op gronden zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir – gewezen op de overige omstandigheden ten tijde van het ongeval: de aard van de weg, de zichtbaarheid van het groepje festivalgangers en de korte nachtrust die de verdachte had gehad. De verdachte had het groepje festivalgangers op de weg kunnen en behoren te zien en hij had voorzichtiger en met lagere snelheid moeten rijden, waardoor sprake is van aanmerkelijke schuld in die zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe gewezen op de gevaarlijke verkeerssituatie die is ontstaan doordat het groepje festivalgangers op een opengestelde weg zat, welke situatie door gebrek aan ingrijpen in stand is gebleven. Voorts was het groepje festivalgangers niet goed zichtbaar. De verdachte had voornoemde groep niet kunnen of behoren te zien. Er was sprake van momentane onoplettendheid en er zijn geen aanvullende omstandigheden die maken dat sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW (feit 1 primair), dan wel dat zijn gedragingen in enige zin de reële kans op een verkeersgeval hebben vergroot (feit 1 subsidiair).
Het oordeel van het hof

De feiten

Op 18 juni 2018 vond omstreeks 04.05 uur, de nacht na afloop van Pinkpop, op de
[straatnaam 1] te Landgraaf een ongeval plaats tussen een witte bestelauto en een groep
festivalgangers. [2] Deze groep zat op een rijstrook van de weg – de rijstrook bestemd voor de rijrichting van waaruit de verdachte kwam aangereden – vlak bij de ingang van camping B. [3] Enkele minuten daarvoor was de bestuurder, komende uit de richting van de rotonde met [straatnaam 2] , deze groep via de andere rijstrook (vanuit het perspectief van de verdachte: dus op de naastgelegen rijstrook) gepasseerd. [4] Ten gevolge van deze aanrijding is [slachtoffer 1] overleden. [5] Uit de geneeskundige verklaringen aangaande [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkt het volgende. [slachtoffer 4] heeft, als gevolg van de aanrijding, een hematoom op haar achterhoofd en een afwijkende stand van haar been. Zij heeft meerdere operaties ondergaan waaronder het plaatsen van een drain in haar borstkas, een buikoperatie in verband met de lever en een pen- en plaatfixatie ten behoeve van de breuken in haar onderbeen. Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer 2] een hoofdwond opgelopen en een schedellichting ondergaan. Daarnaast heeft hij een operatie aan zijn borstkas gehad en hij heeft langdurig op de intensive care verbleven. Mogelijk is bij hem sprake van blijvend hersenletsel. [slachtoffer 3] heeft, ten gevolge van de aanrijding, een hoofdwond en een bloeduitstorting bij zijn linker oog opgelopen. Hij heeft een decompressieve craniëctomie ondergaan en langdurige revalidatie is noodzakelijk. Hij zal nooit meer het niveau van zijn eigen functioneren bereiken. [6] Aldus hebben [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , ten gevolge van voornoemde aanrijding, zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Na de aanrijding reed de bestuurder door zonder te stoppen en zijn identiteit bekend te maken. [7] Later die ochtend, rond 09.00 uur, heeft de verdachte zichzelf telefonisch gemeld, waarna hij bij de [plaats] in Amsterdam door de politie is aangehouden. [8]
De verdachte verklaart op 18 juni 2018 in zijn eerste verhoor tegenover de politie als
volgt:
Ik moest vanochtend gaan werken en zou twee collega’s van me gaan oppikken. Eentje woont in Landgraaf en eentje woont in Eygelshoven. Ik reed in een Opel Combo op die weg naar boven en zag dat de weg richting de Markt in Eygelshoven was afgesloten. Ik wilde om die obstakels heen rijden, maar kwam erachter dat ik dan toch niet verder kon rijden wegens die afzetting. Ik keerde vervolgens om en ben die weg weer naar beneden gereden. En vervolgens voelde ik dat ik over iets heen reed, hoorde direct een hoop geschreeuw en raakte in paniek. Ik ben toen direct naar huis gereden. Die mensen moeten op de straat hebben gezeten. In ieder geval niet gestaan, want dan had ik ze wel gezien. Het is ook niet zo dat ik geen verlichting voerde, want dat gaat automatisch in mijn auto aan als het donker is. En het was toen op dat moment donker. [9]
De verdachte verklaarde in zijn tweede verhoor tegenover de politie als volgt:
Ik werd op 18 juni 2018 wakker tussen 03.30 uur en 03.45 uur. Toen ben ik me snel gaan aankleden en in de auto gestapt. Ik wilde naar Eygelshoven rijden. Ik was vooral zoekende hoe ik naar Eygelshoven kon rijden.
Het was donker. Volgens mij was er wel straatverlichting, maar ik weet het niet zeker. Ik weet duizend procent zeker dat de mensen die ik heb aangereden op de straat zaten. Ik heb wel lopende mensen gezien, maar deze mensen dus niet omdat ze op de grond zaten. Ik zag aan mijn linkerkant mensen over het fietspad lopen. Ik zag ze ook lopen door de berm aan mijn linker zijkant. Ik voelde dat ik ergens overheen reed. Je voelt dat de auto omhoog en omlaag gaat. Schreeuwen. Echt geschreeuw. Wel van meerderen. Zo van: “aaaaarghhh”. Ik voelde de auto bewegen. Je rijdt op een vlakke weg en ineens gaat je auto omhoog en omlaag. [10]
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 juli 2020 – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij de bestuurder van de witte bestelauto was waarmee het ongeval op 18 juni 2018 in Landgraaf heeft plaatsgevonden. Na een bezoek aan tankstation Minli is hij via de rotonde met [straatnaam 2] [straatnaam 1] opgereden. Omdat de route die hij vanaf daar wilde nemen afgesloten bleek, is hij via de rotonde met de Buitenring weer terug [straatnaam 1] afgereden. Op de heenweg noch op de terugweg heeft hij gezien dat een groep mensen op de rijbaan zat. Toen hij weer terugreed in de richting van de rotonde met [straatnaam 2] , voelde hij dat hij ergens overheen reed en hoorde hij geschreeuw. In paniek is hij toen naar huis gereden.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2022 heeft de verdachte – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij de dag voor het ongeval het festival heeft bezocht en na afloop naar huis is gegaan. Hij zag mensen links en rechts in de berm lopen [
het hof begrijpt: op 18 juni 2018 enkele minuten vóór het voorval], dat hij richting Eygelshoven wilde rijden en dat de weg was afgesloten. Omdat hij niet verder kon rijden, moest hij omdraaien en op de terugweg vond het ongeval plaats.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateren het volgende:
Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoorden dat de man welke zich had gemeld aan het politie bureau in Amsterdam, betrokken was geweest bij een verkeersongeval met dodelijke afloop bij het Pinkpop terrein van afgelopen nacht. Waarna wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , door de dienstdoende centralist van O.C. Maastricht, gestuurd werden naar [adres 2] , alwaar het voertuig waarmee de aanrijding had plaats gevonden op de oprit zou staan.
Op genoemde dag, datum, om 09:05 uur kwamen wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , ter plaatse op [adres 2] . Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen op de oprit van perceelnummer 43, gelegen aan [adres 2], een witkleurige, Opel Combo, met kenteken [kenteken] staan. Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] keken tegen de achterzijde van het genoemde voertuig aan. Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , stapte uit ons dienstvoertuig en stelden een onderzoek in naar eventuele sporen, schade aan het genoemde voertuig. Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat er aan het voertuig diverse onderdelen beschadigd waren:
- rechter achter band was stuk.
- onder het voertuig hingen plastic onderdelen los.
- de motorkap was gedeukt.
- linker koplamp was stuk en zaten bloed spetters.
- linker spatscherm zaten bloed spetters.
- rechter spatscherm was gedeukt. [11]
De afdeling VerkeersOngevallenAnalyse van de Politie Eenheid Limburg (hierna: VOA)
heeft onderzoek gedaan naar de aanleiding, oorzaak en vermijdbaarheid van het ongeval. [12] Uit het proces-verbaal dat hiervan is opgemaakt komt – voor zover hier van belang – het volgende naar voren:
Tijdens Pinkpop waren er bijzondere verkeersmaatregelen getroffen met dien verstande dat het de bedoeling was dat op de hele [straatnaam 1] een maximumsnelheid van 30 kilometer (hierna: km) per uur gold.
Volgens het draaiboek omtrent de verkeersmaatregelen Pinkpop 2018 was er ten tijde van het ongeval geen afsluiting meer, en was het betreffende wegvak van [straatnaam 1] in ieder geval vanaf 02.00 uur opengesteld voor het verkeer.
Ter hoogte van de plaats van het ongeval is openbare straatverlichting geplaatst, die ten tijde van het ongeval ontstoken was. Het zicht was vanwege de duisternis beperkt, en voor de waarneming was de bestuurder afhankelijk van de openbare straatverlichting en de aan zijn voertuig gevoerde verlichting. Uit opgenomen beeldmateriaal bleek dat het betrokken voertuig, bij het passeren van de rotonde [straatnaam 1] / [straatnaam 2] verlichting voerde.
Kort voor het moment van de botsing heeft de bestuurder de op de rijbaan zittende groep rakelings gepasseerd toen hij over [straatnaam 1] in de richting van de [straatnaam 3]) reed. De groep zat namelijk al geruime tijd op de rijbaan. Daarbij zat de groep in het door een lichtmast aangestraalde gedeelte van de (rechter) rijstrook. De bestuurder had dus tijdens het naderen en passeren van de groep hun aanwezigheid kunnen opmerken. Bovendien voerde hij aan zijn voertuig (dim)licht, dat de groep ook zal hebben aangestraald. De zittende groep van personen op de rijbaan is een dusdanig afwijkend verkeersbeeld dat van de gemiddelde bestuurder mag worden verwacht dat hij een dergelijke afwijking waarneemt.
Maximaal 3 minuten en 38 seconden na het passeren van de groep volgde de botsing
tussen het betrokken voertuig en leden van de groep van personen.
Indien de bestuurder van de betrokken personenauto, die kennis had kunnen dragen van het door het festival afwijkende gebruik (veel drukker voetverkeer) van de
[straatnaam 1] en de aanwezigheid van op de rijbaan zittende personen, meer aandacht had gehad voor het voor hem gelegen weggedeelte en/of zijn snelheid (nog verder) had aangepast, had het ongeval mogelijk niet hoeven plaatsvinden. [13]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] relateren in het proces-verbaal van bevindingen
het volgende:
Op zondag 18 juni 2018 omstreeks 04.00 uur bevonden wij ons op de parkeerplaats van de Mondo Verde te Landgraaf. Kort nadat wij daar waren aangekomen kregen wij het verzoek om naar [straatnaam 1] te Landgraaf te gaan. Wij hoorden dat hier een voertuig over meerdere personen was heengereden. Wij waren binnen enkele seconden ter plaatse. Wij zagen dat er diverse slachtoffers op de grond lagen en dat er een grote chaos heerste.
Ik, [verbalisant 3] , ben naar het slachtoffer gegaan welke het verste weg lag. Ik ben bij het
slachtoffer [slachtoffer 1] ter plaatse gegaan en zag dat hij helemaal onder het bloed zat. Op dat moment schoven twee ambulancemedewerkers bij mij aan en werd geconstateerd dat we moesten overgaan op een reanimatie. Na enkele minuten kreeg ik te horen dat het slachtoffer [slachtoffer 1] was overleden.
Ik, [verbalisant 4] , kwam ter plaatse en ben als eerste naar het vrouwelijke slachtoffer toegegaan. Ik zag dat de ogen van het slachtoffer reageerden op het licht van mijn zaklamp en wegdraaiden. Omdat zij een regelmatige ademhaling had, ben ik door gegaan naar het volgende slachtoffer. Dit bleek het slachtoffer [slachtoffer 2] te zijn. Ik hoorde dat het slachtoffer geen hartslag had. Ik heb hierop meteen de AED aangesloten op het slachtoffer. Toen de AED was aangesloten op het slachtoffer hoorde ik dat de AED een hartslag waarnam. Ik hoorde dat de man een slechte ademhaling had en dat het slachtoffer aan het gorgelen was. Wij stabiliseerden het slachtoffer in afwachting van de ambulance. [14]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] relateren in hun proces-verbaal van bevindingen als
volgt:
Op maandag 18 juni 2018 omstreeks 04.05 uur kregen wij de melding te gaan naar [straatnaam 1] te Landgraaf. Wij waren op dat moment ongeveer 100 meter
hemelsbreed verwijderd van de plaats van het ongeval. Wij zagen een viertal personen gewond op het wegdek liggen. Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden op enig moment gereanimeerd. Slachtoffer [slachtoffer 3] had een wond aan zijn hoofd. Het vrouwelijk slachtoffer bleek na onderzoek te zijn ‘ [slachtoffer 4] ’. [15]
Getuige [getuige 1] verklaart op 18 juni 2018 het volgende:
Ik zat op maandag 18 juni 2018 nog met een groepje op straat. Ik zag dat er opeens
een wit busje met hoge snelheid aan kwam rijden. (..) Ik ging ervan uit dat hij nog zou stoppen, maar ik hoorde dat hij vlak voor ons nog gas bijgaf en zo zijn snelheid verhoogde. Ik kon nog net aan de kant springen. Ik werd wel nog geraakt door het busje tegen mijn bil en stuitje. Ik zag dat het busje door de groep heen reed. Gewoon over personen heen. Het buisje reed volle gas door. [16]
Getuige [getuige 2] verklaart op 18 juni 2018 als volgt:
Ik ben werkgever van [verdachte] . We hadden op 18 juni 2018 om 04.45 uur
afgesproken op de carpoolplaats in Maasmechelen. Wij hadden een klus in Amsterdam. Ik schrok wakker van een WhatsApp signaal. [verdachte] appte dat hij een lekke band had en dat ik hem moest komen halen. Ik ben vervolgens naar een tankstation gereden omdat ik nog moest tanken. Terwijl ik stond te tanken belde [verdachte] mij op. Hij zei “Ik geloof dat ik een ongeluk heb gehad”. Ik had haast en ik zei: “Dat zal wel”. Ik zei dat ik eraan kwam en ik hing op. Ik heb [verdachte] thuis opgehaald. [verdachte] stapte in de auto en trilde als een rietje. Hij zei: “Ik ben over mensen heengereden. Die zaten op de grond. [getuige 2] , ik rijd gewoon 80 en er zitten ineens mensen op de grond. In het pikkedonker. Ik heb die echt niet gezien”. [17]
Getuige [getuige 3] verklaart op 18 juni 2022 als volgt:
Op maandag 18 juni 2018, rond 04.00 uur, zat ik met een andere jongen, [naam] , op
betonnen blokken op straat bij de ingang van camping B. Dit was op de doorgaande weg. Deze blokken stonden in de berm. Ongeveer honderd meter verderop zat een groep mensen op de rijbaan. Ik denk dat het ongeveer 10 mensen waren, de halve rijbaan was bezet. Er reden regelmatig auto's en vrachtauto's voorbij. [18]
Getuige [getuige 4] verklaart op 19 juni 2018 het volgende:
Wij passeerden hier een groepje mensen dat voor ons gezien aan de rechterkant van de weg zat. Het groepje bestond uit ongeveer 10 personen. Er kwamen meerdere auto’s langs ons gereden over de weg. Het waren niet heel veel auto’s, maar
onder andere een taxi die ons een aantal keren passeerde. [19]
Getuige [getuige 5] verklaart op 18 juni 2018 als volgt:
Rond 03.45 uur passeerde ik op [straatnaam 1] te Kerkrade een groep festivalgangers. Het viel mij op dat deze groep behoorlijk verkeersgevaarlijk op een gedeelte van het wegdek zat. Ik paste gelijk mijn snelheid aan en ik ging links om deze groep heen rijden. [20]
Getuige [getuige 6] verklaart op 19 juni 2018 het volgende:
Afgelopen zondag omstreeks 22.00 uur kwam ik aan op de camping B van Pinkpop. Ik was geboekt om daar plaatjes te gaan draaien in het zogenaamde café “ [café] ’’, welke is gevestigd in een tent op het betreffende campingterrein. Dit was van 23.00 uur tot 02.00 uur. Omstreeks 04.00 uur ben ik mijn auto gestapt en vertrokken. Ik reed de camping af via dezelfde dienstingang als waar ik was binnen gekomen. Toen ik net rechtsaf was geslagen en richting de rotonde reed, zag ik een groep mensen op de weg zitten. Die zaten op het wegdek. Zeg maar de rijstrook die voor mij bedoeld was. Ze zaten dus op de rechter rijstrook. Ik schat 10 tot 12 personen. Ze zaten in een cirkel. Volgens mij zaten ze allemaal op de rijstrook. Ik was aan het rijden en op mijn navigatie aan het kijken. Ik reed niet hard. Toen ik op de weg keek zag ik ze zitten. Ik ben om de groep heen gereden. Ik zag dat er nog genoeg plaats was via de rijstrook van de tegenliggers.
Ik ben toen naar de rotonde gereden en heb deze rond gereden. Ik reed weer de
[straatnaam 1] op richting die groep mensen. Ik zag dat er een tegenligger kwam aangereden. Ik zag de koplampen van deze tegenligger bewegen. Ik zag dat deze koplampen schuin naar links gingen. Ik zag dus dat die auto een uitwijkmanouvre maakte. Dat was ter hoogte van waar die groep mensen zat. Ik zag dat deze auto
dus naar links uitweek . Deze auto kwam op mijn rijstrook terecht. Ik zag dat die auto daarna weer terug reed naar zijn rijstrook. [21]
Verbalisant [verbalisant 5] relateert op 4 juli 2018 als volgt:
Op maandag 18 juni 2018 omstreeks 03.00 uur was ik aan het centrum van operationele begeleiding en training (OBT) te Kerkrade.
Wij reden richting het genoemde parkeerterrein, wij reden aan over [straatnaam 1] komende vanuit de richting van de N300, gaande in de richting van [straatnaam 2] . Ik kan mij niet herinneren of wij bij het inrijden van [straatnaam 1] verkeersborden dan wel verkeershekken passeerden.
Op [straatnaam 1] zagen ik dat de straatverlichting ontstoken was. Ik zag diverse mensen over straat lopen. Dit was ook nodig omdat aan weerszijden van de weg personenauto’s geparkeerd stonden waardoor op sommige plaatsen het fietspad dan wel het trottoir niet toegankelijk was. Ook zag ik diverse voertuigen over de weg rijden, deze voertuigen reden stapvoets, hetgeen mijns inziens gepast was gezien het feit dat er mensen over straat liepen. Wij reden ook zelf stapvoets over [straatnaam 1] om diezelfde reden, ook wetende dat er op de helft van [straatnaam 1] de ingang dan wel uitgang lag van de festival camping B waar voortdurend publiek in en uit liep.
Groep
Op enig moment zag ik nabij de ingang van de festival camping B een groep mensen zitten van een geschatte tien personen. Ik zag dat zij deels in de groenvoorziening zaten en deels op de rijstrook voor het verkeer komende vanaf de N300 en gaande in de richting van [straatnaam 2] . Ik zag dat de groep reikte tot aan de midden geleider van [straatnaam 1] . Ik zag deze groep ruim op tijd doordat wij langzaam reden en doordat de straatverlichting ontstoken was. [22]
Verbalisant [verbalisant 7] relateert op 28 juni 2018 als volgt:
Op 18 juni te 03:25 uur is op die beelden te zien dat er een patrouille over [straatnaam 1] komt aanrijden in de richting van [straatnaam 2] . Vervolgens neemt deze op de rotonde de tweede afslag naar [straatnaam 2] . Dit betreft naar alle waarschijnlijkheid de collega’s [verbalisant 5] en [verbalisant 6] die onderweg zijn naar een hun opgedragen melding verwoord in hun proces-verbaal van
bevindingen. [23]
Getuige [getuige 7] verklaart op 18 juni 2018 het volgende:
Op maandag 18 juni 2018 omstreeks 03.40 uur liep ik samen met mijn vriendin en drie vrienden uit de uitgang van camping B.
Op [straatnaam 1] , nabij de uitgang van camping B, zat een groepje op de grond. Iemand was op een gitaar aan het spelen.
Ons groepje van 5 sloot zich aan bij dit groepje. Wij zaten gezellig bij elkaar op de
grond. Er kwamen nog een aantal mensen bij zitten.
De groep bestond ongeveer uit 15 personen, denk ik. De groep zat half in de berm en half op de straat.
Op enig moment stond ik op samen met mijn vriendin en drie vrienden en wilden naar huis lopen. Wij liepen weg in de richting van Mondo Verde.
Wij waren ongeveer 10 a 15 meter weggelopen van het groepje dat nog op de grond zat toen ik een auto zag aankomen rijden vanaf de berg van [straatnaam 1] , komende uit de richting van de nieuwe buitenring de N 300. Ik zag dat deze auto hard reed. Ik was bang dat de bestuurder van deze auto de groep niet zou zien. Ik pakte dus snel mijn telefoon en probeerde door middel van licht uit te stralen de bestuurder van de auto te waarschuwen. Helaas tevergeefs.
De auto reed zeker met 80 a 100 km/u in op de groep. De auto reed zonder te stoppen met hoge snelheid weg. Ik zag dat het een witte bestelauto was. [24]
Verbalisant [verbalisant 8] relateert op 23 juni 2018 het volgende:
Ik zag gedurende ongeveer 10 minuten tussen 03:55 uur en 04:05 uur (cameratijd), 16 voertuigbewegingen. Hierbij was onder andere 1 EHBO voertuig, 1 politievoertuig, 1 scooter, 2 taxi’s, 1 vrachtauto, enkele personenauto’s en 2 busjes waaronder die van de verdachte.
Sommige voertuigen reden 2 keer voorbij. In totaal waren er echter 16 voertuigbewegingen van voertuigen die gebruik maakten van [straatnaam 1] .
Ik verbalisant zag een rustig verkeersbeeld en weinig verkeersintensiteit.
In de tijdlijn (cameratijden) zag ik respectievelijk;
03:55:49 uur; Busje EHBO voertuig rijdt in de richting van de plaats aanrijding.
03:56:06 uur; Personenauto komt uit de richting van de plaats aanrijding, neemt de rotonde en rijdt weer in de richting van de plaats aanrijding.
03:59:58 uur; Taxi, licht van kleur met blauwe balk op dak komt uit de richting van de plaats aanrijding.
04:00:00 uur; Opvallend politievoertuig rijdt in de richting van de plaats aanrijding. Als dit voertuig zich bevindt tussen de 3® en 4® lantaarnpaal, gezien vanaf de rotonde lichten de remlichten enige tijd op. Kennelijk rijdt de bestuurder (ster) al remmend door.
04:00:52 uur; Taxi, licht van kleur met blauwe balk op dak rijdt in de richting van de plaats aanrijding. Een personenauto komt uit de richting van de plaats aanrijding.
04:01:20 uur; Busje (van DJ) komt uit de richting van de plaats aanrijding, neemt de rotonde en rijdt vervolgens weer in de richting van de plaats aanrijding.
04:01:46 uur; Wit busje van verdachte rijdt in de richting van de plaats aanrijding.
04:02:03 uur; Personenauto komt uit de richting van de plaats aanrijding.
04:02:15 uur; Scooter rijdt over de rijbaan komende uit de richting van de plaats aanrijding.
04:03:21 uur; Vrachtauto fa. Gering rijdt in de richting van de plaats aanrijding.
04:05:11 uur; Taxi, donker van kleur rijdt in de richting van de plaats aanrijding.
Taxi licht van kleur met blauwe balk op dak komt uit de richting van de plaats
aanrijding.
04:05:35 uur; Wit busje van verdachte komt uit de richting van de plaats aanrijding. [25]

Feit 1 primair

Het hof stelt voorop dat voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 WVW is vereist dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, LJN AO5822, NJ 2005, 252).
Het hof stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 18 juni 2018 als bestuurder van een Opel Combo op [straatnaam 1] te Landgraaf een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte heeft rond 04.00 uur op voornoemde dag, komende uit de richting van [straatnaam 2], over [straatnaam 1] gereden in de richting van de nieuwe aansluiting met de [straatnaam 3] (hierna: de heenweg). Toen de verdachte zag dat hij niet verder kon rijden vanwege een afzetting, is hij via de rotonde [straatnaam 1] in tegengestelde richting teruggereden (hierna: de terugweg). De verdachte heeft daarbij een groep festivalgangers, die deels op de rechterrijstrook zat, zowel op de heenweg als de terugweg niet gezien en heeft met zijn voertuig de groep aangereden. Ten gevolge van deze aanrijding is [slachtoffer 1] overleden en werd [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt voorts dat meerdere andere bestuurders de groep festivalgangers wel hebben waargenomen en deze groep veilig zijn gepasseerd (vlak) voordat het ongeval plaatsvond. Al deze bestuurders hebben voornoemde groep personen tijdig opgemerkt en hebben kunnen uitwijken. Daarbij zat de groep in het door een lichtmast aangestraalde gedeelte van de rechterrijstrook. De verdachte had dus tijdens het naderen en passeren van de groep hun aanwezigheid kunnen opmerken. Bovendien voerde de verdachte aan zijn voertuig (dim)licht, dat de groep ook moet hebben aangestraald. De groep festivalgangers zittend op de rijbaan is bovendien een dusdanig afwijkend verkeersbeeld dat van de gemiddelde bestuurder mag worden verwacht dat hij een dergelijke afwijking waarneemt. Het verweer van de verdediging dat sprake was van een gevaarlijke verkeerssituatie die verwijtbaar door anderen in stand is gelaten doet daar niet aan af. De stelling van de verdediging dat de groep niet goed zichtbaar was, acht het hof niet aannemelijk geworden. Immers, andere bestuurders hebben de groep festivalgangers tijdig gezien en hun weggedrag op hun aanwezigheid adequaat kunnen aanpassen.
De overige omstandigheden ten tijde van het ongeval zijn tevens van belang. Door het festival Pinkpop was er op [straatnaam 1] sprake van een afwijkend gebruik, in die zin dat aan voornoemde weg de ingang van een camping was gelegen voor personen die het festival hadden bezocht. Hoewel de weg formeel was vrijgegeven, liepen er nog steeds mensen over de weg en in de berm. Er was derhalve veel meer voetverkeer dan normaal op die weg aanwezig zou zijn. Onder normale omstandigheden geldt al dat van een verkeersdeelnemer de vereiste oplettendheid gevergd mag worden, maar die oplettendheid en voorzichtigheid is nog meer geboden voor een bestuurder die, net zoals in de onderhavige zaak, op een weg rijdt die op dat moment afwijkend wordt gebruikt. De verdachte had – gelet op die omstandigheden – extra rekening moeten houden met situaties die zouden afwijken van het normale gebruik van de weg, bijvoorbeeld festivalgangers die zich op of langs de straat zouden begeven, en hij had daardoor extra voorzichtig en oplettend moeten zijn door beter te kijken en/of door zijn snelheid (nog meer) te matigen. De verdachte heeft onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer op de weg, te meer nu de groep festivalgangers voor de verdachte wel zichtbaar had moeten zijn.
De advocaat-generaal en de verdediging hebben uiteenlopende standpunten ingenomen wat betreft de daadwerkelijk door de verdachte gereden snelheid ten tijde van het ongeval. Naar het oordeel van het hof doet dit, nog los van de daadwerkelijk gereden snelheid, niet aan het vorenstaande af, nu de verdachte naar voornoemde omstandigheden in ieder geval te hard reed om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen dan wel tijdig de groep festivalgangers te kunnen ontwijken.
De verdachte is de groep festivalgangers in een tijdsbestek van minder dan vier minuten twee maal gepasseerd. Hij heeft de groep festivalgangers, zowel tijdens de heenweg als de terugweg, in het geheel niet gezien. Naar het oordeel van het hof is derhalve geen sprake van momentane onoplettendheid. Daarvan kan immers alleen sprake zijn bij een enkele waarnemingsfout bij verkeersgedrag dat verder volgens de regels is. Nu de verdachte gedurende langere tijd niet op de weg aan het letten was, is van een enkele waarnemingsfout geen sprake. Het verweer van de verdediging, dat sprake was van een momentane onoplettendheid, wordt mitsdien verworpen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door de verkeersfout die hij heeft gemaakt – het onvoldoende letten op de weg voor hem en mogelijke weggebruikers op die weg, waardoor hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kon brengen en/of heeft kunnen uitwijken, om een aanrijding te voorkomen – bezien in het licht van voornoemde overige omstandigheden, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Naar het oordeel van het hof is daarmee sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood

en

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake het onder 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een rijontzegging voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat – in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen – er wel een slotovereenkomst in het kader van mediation is. De gevolgen van de gebeurtenis waren ook voor de verdachte immens. De verdediging verzoekt het hof om bij het eventueel opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze in de hem betreffende (psychologische) rapporten en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren zijn gekomen. De verdediging verzoekt het hof, gelet op het vorenstaande, een straf en rijontzegging op te leggen conform het vonnis van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 18 juni 2018 schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 6 WVW, door als bestuurder van een bestelauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te zijn geweest in het verkeer. Hij heeft rond 04.00 uur op [straatnaam 1] gereden en tijdens het rijden – terwijl sprake was van afwijkend gebruik van voornoemde weg – onvoldoende gelet op de weg voor hem en op eventuele overige verkeersdeelnemers op die weg. Daardoor is een aanrijding ontstaan tussen het voertuig van de verdachte en een groep festivalgangers die op deze weg zat. Ten gevolge van deze aanrijding is [slachtoffer 1] overleden en hebben [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] hebben ter terechtzitting in hoger beroep verwoord welke gevolgen het ongeval op hun leven heeft gehad. Uit deze slachtofferverklaringen blijkt dat hun levens sinds 18 juni 2018 voorgoed zijn veranderd. Zowel emotioneel als fysiek heeft het ongeval tot op heden nog grote impact op hen. [slachtoffer 4] zit buitenshuis in een rolstoel en is niet in staat om te werken. [slachtoffer 2] heeft lang in coma gelegen en heeft daarna alles opnieuw moeten leren. Ook mentaal heeft het ongeval grote impact op hem (gehad). [slachtoffer 3] wordt iedere dag in de spiegel geconfronteerd met zijn littekens en zijn gehoorapparaat. Na het ongeval heeft hij, en ook zijn moeder, veel last van angst en stress.
[benadeelde] , de broer van de overleden [slachtoffer 1] , heeft tevens ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven hoeveel verdriet het ongeval hem en zijn familie heeft gedaan. Het was voor hen een pijnlijke tijd en het heeft hen veel tijd gekost om weer door te gaan met hun leven. Het verlies van [slachtoffer 1] heeft een grote impact gehad.
Het hof ziet en begrijpt ook dat het ongeval grote gevolgen heeft gehad voor de verdachte. De verdachte heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aangegeven welke impact de gebeurtenis op zijn leven heeft gehad. De verdachte is in gesprek gegaan met [slachtoffer 3] en diens vriendin. Het hof heeft acht geslagen op de slotovereenkomst die in het kader van voornoemd mediation-traject is opgesteld.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 augustus 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Na het onderhavige feit is verdachte niet met politie of justitie in aanraking gekomen. Het hof heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 21 mei 2019 en de aanvulling daarop van 8 juli 2020, het rapport van de GZ-psycholoog drs. S. Labrijn van 26 mei 2020. Ook heeft het hof de overige gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een straf conform de eis van de advocaat-generaal passend en geboden is. Het hof zal aldus aan de verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake het onder 1 primair bewezenverklaarde, aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Redelijke termijn
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het tenlastegelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 18 juni 2018, de dag waarop de verdachte zich heeft gemeld op het politiebureau en in verzekering is gesteld, vanaf welke dag de verdachte er vanuit kon gaan dat hij door het Openbaar Ministerie zou worden vervolgd. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 29 juli 2020. In eerste aanleg is derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, nu de behandeling in eerste aanleg niet binnen twee jaar werd afgerond met een vonnis. De overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg bedraagt ongeveer anderhalve maand.
Het Openbaar Ministerie heeft op 10 augustus 2020 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 10 oktober 2022. In hoger beroep is aldus tevens sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt twee maanden. Nog los van de omstandigheid dat de zaak bij het hof in eerste instantie inhoudelijk zou worden behandeld op 12 augustus 2021 en een tweede poging om de zaak inhoudelijk te behandelen werd gedaan op 14 april 2022, is de overschrijding zowel in eerste aanleg als in hoger beroep dermate gering, dat het hof volstaat met de constatering daarvan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.G. Gersen, griffier,
en op 10 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LV2R018070-62, documentcode 2018091050, gesloten d.d. 14 november 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 700.
2.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2018, pagina 123.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2018, pagina 144.
4.Een proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 30 oktober 2018, pagina 347 en 367.
5.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2018, pagina 130, en een NFI-rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood d.d. 20 augustus 2018, pagina 583.
6.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2018, pagina’s 123 en 124, en schriftelijke
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 18 juni 2018, pagina 206.
8.Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 juni 2018, pagina 57.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 juni 2018, pagina’s 72 tot en met 75.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 juni 2018, pagina’s 81 tot en met 84.
11.Een proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 18 juni 2018, pagina 160.
12.Een proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 30 oktober 2018, pagina’s 344 tot en met 370.
13.Een proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 30 oktober 2018, pagina’s 349, 351-352, 358 en 367-368.
14.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2018, pagina’s 130 en 131.
15.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2018, pagina’s 123 tot en met 126.
16.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 18 juni 2018, pagina 229.
17.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 juni 2018, pagina’s 309 en 310, en een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 24 juni 2018 pagina’s 316 tot en met 321.
18.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 18 juni 2018, pagina 252.
19.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 19 juni 2018, pagina 262.
20.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 18 juni 2018, pagina 268.
21.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 19 juni 2018, pagina’s 273-275.
22.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] d.d. 4 juli 2018, pagina’s 143 en 144.
23.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 7] d.d. 28 juni 2018, pagina 146.
24.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 18 juni 2018, pagina 206.
25.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 8] d.d. 23 juni 2018, pagina 177.