ECLI:NL:GHSHE:2022:3384

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
200.308.548_01 en 200.308.550_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van onderbewindstelling en mentorschap voor een meerderjarige met een verstandelijke beperking

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een onderbewindstelling en mentorschap voor [betrokkene], een meerderjarige met een verstandelijke beperking. De ouders van [betrokkene] hebben in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant aangevochten, waarin de broer en zus van [betrokkene] als bewindvoerders en mentoren zijn benoemd. De ouders betogen dat zij in staat zijn om de zorg voor [betrokkene] op zich te nemen en dat de benoeming van de broer en zus niet in het belang van [betrokkene] is. Ze stellen dat de broer en zus hun belangen niet goed behartigen en dat er financiële problemen zijn die de zorg voor [betrokkene] in gevaar brengen.

Het hof heeft de mondelinge behandeling op 1 september 2022 gehouden, waarbij de ouders, de broer en zus, en [betrokkene] zelf zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat [betrokkene] niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen en dat er gegronde redenen zijn voor de onderbewindstelling. De ouders hebben onvoldoende aangetoond dat zij de belangen van [betrokkene] adequaat kunnen behartigen, terwijl de broer en zus wel in staat zijn om de zorg voor [betrokkene] op een verantwoorde manier te organiseren.

Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd, waarbij het belang van [betrokkene] voorop staat. De broer en zus zijn in staat om de rol van bewindvoerder en mentor op zich te nemen, en het hof heeft de voorkeur van [betrokkene] om hen als zodanig aan te stellen gerespecteerd. De ouders zijn aangespoord om te werken aan contactherstel met [betrokkene], wat van belang is voor haar welzijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 oktober 2022
Zaaknummer: 200.308.548/01 en 200.308.550/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9494329 \ TT VERZ 21-1169 en 9494378 \ TT VERZ 21-1170
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader]en
[de moeder]
tezamen wonende [woonplaats ] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader respectievelijk de moeder, tezamen de ouders,
advocaat: mr. I.H.M. Mooren-van Weereld,
tegen
[de broer]
wonende [woonplaats ]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de broer,
advocaat: mr. A.J.M. Knoef,
en
[de zus]
wonende [woonplaats ] , thans feitelijk verblijvende [verblijfplaats] (Cuba),
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de zus,
advocaat: mr. A.J.M. Knoef,
met betrekking tot de rechthebbende/betrokkene:
[betrokkene]
wonende [woonplaats ] ,
hierna te noemen: [betrokkene] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, van 29 december 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 maart 2022, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking tot onderbewindstelling van de goederen van [betrokkene] (9494329 \ TT VERZ 21-1169) te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair alle verzoeken van de broer en de zus alsnog af te wijzen en subsidiair het bewind in stand te laten maar een andere bewindvoerder te benoemen, te weten: [bedrijf] te [vestigingsplaats] .
2.1.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 maart 2022, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking tot instelling van een mentorschap ten behoeve van [betrokkene] (9494378 \ TT VERZ 21-1170) te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair alle verzoeken van de broer en de zus alsnog af te wijzen en subsidiair het mentorschap in stand te laten maar een andere mentor te benoemen, te weten: [bedrijf] te [vestigingsplaats] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 mei 2022, hebben de broer en de zus verzocht de beide bestreden beschikkingen te bekrachtigen.
2.3.
Gelet op de onderlinge samenhang van de onder nummers 200.308.548/01 en 200.308.550/01 ter griffie ingeschreven zaken, heeft het hof de zaken op de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld.
2.4.
De mondelinge behandeling in beide zaken heeft plaatsgevonden op 1 september 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de ouders, bijgestaan door mr. Mooren-van Weereld;
  • de broer en de zus, bijgestaan door mr. Knoef;
  • [betrokkene] .
2.5.
Het hof heeft voorts in beide zaken kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de ouders d.d. 13 april 2022 (het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 november 2021);
  • een brief met bijlagen van de advocaat van de ouders van 16 augustus 2022 (producties 6, 7, 8 en 9);
  • het V6-formulier bijlagen van de advocaat van de broer en zus van 25 augustus 2022 (brief en productie 5).

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij beschikking van 29 december 2021 (9494329 \ TT VERZ 21-1169) heeft de kantonrechter in de rechtbank OostBrabant, voor zover thans van belang, over de goederen die [betrokkene] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van de broer en de zus tot bewindvoerders.
3.2.
Bij beschikking van 29 december 2021 (9494378 \ TT VERZ 21-1170) heeft de kantonrechter in de rechtbank OostBrabant, voor zover thans van belang, ten behoeve van [betrokkene] een mentorschap ingesteld, met benoeming van de broer en de zus tot mentoren.
3.3.
De ouders kunnen zich met deze beide beslissingen niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De ouders voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan. De ouders zorgen al hun hele leven voor hun verstandelijk beperkte dochter [betrokkene] en waren totaal verrast door de brief die zij van de kantonrechter ontvingen waarin werd aangekondigd dat er een verzoek tot mentorschap ten behoeve van [betrokkene] en een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van [betrokkene] was ingediend. Vanwege het korte tijdsbestek is de moeder niet naar de zitting kunnen komen en ook de vader heeft zich onvoldoende kunnen voorbereiden aangezien er geen kopie van de ingediende verzoeken was bijgevoegd. Na ontvangst van de beschikkingen van de kantonrechter werden de ouders opnieuw verrast. De kantonrechter heeft zijn beslissing genomen op basis van onjuiste informatie. De ouders verkeren nog steeds in ongeloof en onbegrip over wat hun beide oudste kinderen (de broer en de zus van [betrokkene] ) hebben ondernomen en de manier waarop een en ander is verlopen. De ouders realiseren zich heel goed dat zij, gezien hun leeftijd, een regeling moeten gaan treffen voor de toekomst van [betrokkene] . Logischerwijs zou daarin ook een rol voor hun oudste twee kinderen zijn weggelegd. De gehele gang van zaken die heeft geleid tot deze situatie maakt dat de ouders nu een ander standpunt hebben ingenomen. [betrokkene] is afgelopen maart door de broer en de zus weggehaald uit haar veilige en stabiele omgeving en meegenomen naar Cuba, waar de zus van [betrokkene] momenteel verblijft. Dit heeft zelfs geleid tot een incident waar de politie aan te pas moest komen. Sindsdien hebben de ouders geen tot nauwelijks contact meer gehad met [betrokkene] of hun andere twee kinderen, hetgeen zij als onmenselijk ervaren.
De ouders kunnen op dit moment nog goed voor [betrokkene] zorgen en bieden haar een gevuld programma aan met onder meer dagbesteding, paardrijlessen, fitness en yoga. [betrokkene] woonde graag bij de ouders en wilde niet weg. Vanwege de leeftijd van de ouders zijn ze zich wel gaan oriënteren op de mogelijkheden voor [betrokkene] om in de buurt van de ouders begeleid te kunnen gaan wonen.
De ouders betwisten dat zij financiële problemen hebben. Behoudens een restschuld vanwege de verkoop van hun woning tijdens de economische crisis zijn er geen andere schulden. Er is voldoende geld om rond te komen en ook om te investeren in de ontwikkeling van [betrokkene] . [betrokkene] ontvangt zelf ook een Wajong-uitkering waarvan zij een klein deel aan de ouders betaalt als bijdrage in de woonlasten en kosten van de huishouding. De ouders vinden het ontzettend pijnlijk dat de broer en de zus stellen dat [betrokkene] door de ouders als verdienmodel wordt beschouwd.
Het zonder overleg weghalen van [betrokkene] uit haar vertrouwde omgeving is niet in het belang van [betrokkene] . Het benoemen van de broer en de zus tot bewindvoerder en mentor is evenmin in het belang van [betrokkene] . Het vorenstaande heeft voor de ouders aanleiding gegeven om in hoger beroep te komen van de beschikking van de kantonrechter.
De belangen van [betrokkene] werden wel degelijk goed behartigd door de ouders; het is onjuist dat het belang van de moeder voorop zou staan. De ouders hebben bezwaren tegen de benoeming van de broer en de zus als bewindvoerder en mentor.
Naar het oordeel van de ouders is zowel een bewind als een mentorschap op dit moment nog niet nodig maar voor zover het bewind en mentorschap toch in stand moeten blijven verzoeken de ouders om [bedrijf] te [vestigingsplaats] tot bewindvoerder en mentor te benoemen.
3.5.
De broer en de zus voeren in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan. De ouders zijn wel degelijk in de gelegenheid geweest zich voor te bereiden op de mondelinge behandeling bij de kantonrechter. De brief van de kantonrechter is door de vader voor de moeder achtergehouden en pas kort tevoren heeft hij de moeder daarvan op de hoogte gebracht. De moeder is bewust niet naar de mondelinge behandeling gekomen en [betrokkene] had niet de vrije keuze. De vader heeft bij de kantonrechter zijn visie kunnen vertellen.
De relatie die de broer en zus met de moeder hebben is al jaren problematisch. De moeder is erg vijandig; zij duldt geen tegenspraak en kan geen kritiek verdragen. Zij laat zowel de vader als [betrokkene] nooit voor hun eigen mening uitkomen. Er zijn in het verleden gesprekken geweest om de situatie rondom [betrokkene] te bespreken maar die hebben nergens toe geleid. De zus heeft nog voorgesteld om met een mediator in gesprek te gaan, maar ook daar zijn de ouders niet op ingegaan.
De broer en de zus hebben [betrokkene] , in haar belang, bij de ouders weggehaald. Dit is bewust vóór de door de ouders geplande vakantie naar Spanje gebeurd. In het verleden zijn de ouders samen met [betrokkene] al een keer bijna in Spanje gestrand omdat de terugreis niet betaald kon worden. [betrokkene] heeft een groot deel van deze vakantie bekostigd en uiteindelijk hebben de ouders geld moeten lenen voor de terugreis. Dit wilden de broer en de zus niet nog een keer laten gebeuren. De ouders hebben wel degelijk financiële problemen. Er zijn, naast de restschuld bij de Rabobank van vijf ton, nog schulden bij de belastingdienst, bij gemeentes en er zijn niet afgeloste leningen bij een vriendin en bij familieleden. De ouders gebruiken geld van het persoonsgebonden budget (PGB) van [betrokkene] om eigen rekeningen te betalen en om schulden af te lossen. Dit gaat buiten medeweten van [betrokkene] om en [betrokkene] is hierdoor de dupe van de financiële huishouding van de ouders. Bijna de helft van de Wajong-uitkering van [betrokkene] gaat naar de ouders en daarnaast worden er bijdragen uit [betrokkene] ’s PGB aan de moeder uitbetaald terwijl de moeder helemaal niet voor [betrokkene] kan zorgen. Zij heeft overgewicht, is slecht ter been en komt nauwelijks uit huis. Het is juist [betrokkene] die de boodschappen doet, het huishouden verzorgt en kookt. Inmiddels hebben de broer en zus de PGB-overeenkomst met de moeder opgezegd. Uit de bankafschriften valt af te leiden dat de huurwoning van de ouders verbouwd wordt met gelden uit het PGB van [betrokkene] . Ook is er een betalingsachterstand bij het CAK omdat de eigen bijdrage van [betrokkene] niet is betaald.
De broer en de zus betwisten de stelling van de ouders dat zij veel in [betrokkene] hebben geïnvesteerd. [betrokkene] zou graag zelfstandig willen wonen maar nergens blijkt uit dat de ouders op zoek zijn gegaan naar een woning waar [betrokkene] begeleid kan wonen. [betrokkene] kan dat ook niet met de ouders bespreken want de moeder bepaalt volledig haar leven. Hierdoor zit [betrokkene] in een sociaal isolement.
Uit het vorenstaande blijkt dat de ouders de belangen van [betrokkene] niet naar behoren hebben behartigd en dat het in het belang van [betrokkene] is dat de broer en de zus nu tot bewindvoerder en mentor zijn benoemd. Het is onnodig om een onafhankelijke bewindvoerder/mentor te benoemen. Het is juist prettig voor [betrokkene] wanneer dit door familieleden wordt gedaan. De broer en de zus kennen [betrokkene] al hun hele leven en willen graag bij [betrokkene] betrokken blijven. Ze zijn nu op zoek naar een locatie waar [betrokkene] begeleid kan wonen; er hebben al diverse intakegesprekken plaatsgevonden. Ook [betrokkene] zelf wil graag dat de broer en de zus haar bewindvoerders en mentoren blijven, zo geeft zij zelf in een overgelegde verklaring aan. Er is geen gegronde reden om deze wens van [betrokkene] niet te volgen en de broer en de zus verzoeken dan ook de bestreden beschikkingen in stand te laten. [betrokkene] kan evengoed met de ouders blijven communiceren. Er zal alleen een nieuwe manier gevonden moeten worden.
3.6.
[betrokkene] brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat het goed met haar gaat en dat ze het fijn vindt dat de broer en de zus haar bewindvoerders en mentoren zijn. De broer en de zus kennen haar door en door en [betrokkene] zou het erg jammer vinden wanneer iemand anders haar zaken zou moeten gaan regelen. Het is de wens van [betrokkene] om zelfstandig te gaan wonen in [plaats] .
De motivering van de beslissing
In de zaak 200.308.548/01 (bewind)
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Het bewind kan ingevolge lid 3 eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat de rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
3.7.2.
Het hof dient allereerst te beoordelen of bij [betrokkene] sprake is van een lichamelijke of geestelijke toestand die een bewind rechtvaardigt.
3.7.3.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat aan deze maatstaf is voldaan en dat de gronden voor een onderbewindstelling aanwezig zijn. [betrokkene] kan wegens haar licht verstandelijke beperking niet goed rekenen en ook niet goed met geld omgaan. Dat [betrokkene] zelf haar vermogensrechtelijke belangen niet kan behartigen is niet in geschil. De ouders erkennen dat [betrokkene] daar hulp bij nodig heeft maar menen dat de ouders dat zelf kunnen doen zonder dit te formaliseren in de vorm van een onderbewindstelling of mentorschap.
Uit de overgelegde stukken is naar het oordeel van het hof naar voren gekomen dat de ouders niet altijd in het (financiële) belang van [betrokkene] handelden. Zo staat de huurovereenkomst van de woning van de ouders (mede) op naam van [betrokkene] , betaalt [betrokkene] een hoge bijdrage aan de kosten van de huishouding en gaat haar hele inkomen (bestaande uit een uitkering, zorgtoeslag en verantwoordingsvrije gedeelte van haar PGB) op, zodat zij in al die jaren dat zij thuis bij de ouders heeft gewoond helemaal geen spaargeld heeft kunnen opbouwen. Het hof deelt dan ook niet de mening van de ouders dat zij het vermogen van [betrokkene] op verantwoorde wijze hebben beheerd en acht een onderbewindstelling van het vermogen van [betrokkene] in haar belang.
3.7.4.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.7.5.
[betrokkene] is in eerste aanleg niet door de kantonrechter gehoord en zij heeft haar voorkeur daar dan ook niet kenbaar kunnen maken. [betrokkene] had geen vrije keuze om al dan niet te verschijnen bij de rechtbank omdat gebleken is dat de vader de betreffende brief van de rechtbank had achtergehouden. Nu er tussen de ouders enerzijds en de broer en de zus anderzijds geen overeenstemming is over de persoon van de bewindvoerder, zou dat in beginsel kunnen pleiten voor benoeming van een derde. In hoger beroep is echter ondubbelzinnig gebleken dat bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van [betrokkene] is gevolgd. Dat blijkt zowel uit een overgelegde verklaring van [betrokkene] als uit hetgeen zij zelf tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. Van bezwaren tegen de benoeming van de broer en de zus tot bewindvoerder is het hof niet gebleken. De vader en de moeder hebben naar het oordeel van het hof ook niet zozeer bezwaar tegen de wijze waarop de broer en de zus het bewind vervullen; zij lijken vooral moeite te hebben met de wijze waarop het proces is verlopen. Ze voelen zich gekwetst door de broer en de zus vanwege de manier waarop ze [betrokkene] bij de ouders hebben weggehaald. Dit is begrijpelijk maar dit maakt niet dat de broer en de zus hun taak niet goed kunnen vervullen. De broer en de zus voeren het bewind behoorlijk uit. De dagbesteding voor [betrokkene] is goed geregeld, haar financiën zijn op orde en er is uitzicht op een plek voor [betrokkene] binnen het begeleid wonen. Totdat dit feitelijk is gerealiseerd, is er professionele begeleiding voor [betrokkene] geregeld. Ondanks de verstoorde familieverhoudingen acht het hof het in het belang van [betrokkene] om niet een derde professionele partij tot bewindvoerder te benoemen, maar om de voorkeur van [betrokkene] te volgen.
3.7.6.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking betreffende de onderbewindstelling van [betrokkene] en de benoeming van de broer en de zus tot bewindvoerder bekrachtigen.
In de zaak 200.308.550/01 (mentorschap)
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Het mentorschap kan ingevolge lid 3 eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
3.8.2.
Het hof dient allereerst te beoordelen of bij [betrokkene] sprake is van een lichamelijke of geestelijke toestand die een mentorschap rechtvaardigt.
3.8.3.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat ook aan deze maatstaf is voldaan. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen hiervoor onder rov. 3.7.3. is opgenomen en oordeelt in aanvulling daarop nog als volgt. Het is voor [betrokkene] moeilijk om haar dagelijkse leven zelf te regelen en te organiseren. Het is voor [betrokkene] belangrijk dat er een veilige en vertrouwde leefomgeving geboden kan worden, waarbij haar zelfredzaamheid bij het uitvoeren van taken en van de regievoering over het eigen leven zo veel mogelijk wordt gestimuleerd en in stand wordt gehouden. Uit het overgelegde CIZ indicatie-besluit blijkt ook dat [betrokkene] het nodig heeft om onder begeleiding te wonen en dat zij intensieve verzorging nodig heeft. [betrokkene] is 42 jaar, heeft haar hele leven bij de ouders gewoond en de ouders hebben altijd de zorg over haar gehad. De familieverhoudingen binnen het gezin zijn gecompliceerd. De moeder drukt een zware stempel op het gezin en [betrokkene] krijgt onvoldoende kans een eigen sociaal leven op te bouwen of om een zelfstandige woonruimte (met begeleiding) te vinden. Sinds [betrokkene] niet meer bij de ouders woont en de broer en de zus haar begeleiden, is ze zelfstandig met een groepsreis op vakantie geweest en heeft ze stappen gemaakt wat betreft haar zelfredzaamheid. Nu de noodzaak tot een mentorschap niet ter discussie staat, acht het hof een mentorschap in het belang van [betrokkene] .
3.8.4.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.8.5.
Hetgeen in rov. 3.7.5. is overwogen ten aanzien van het bewind, althans de persoon van de bewindvoerder, geldt mutatis mutandis ook ten aanzien van het mentorschap en de persoon van de mentor. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende. Het is niet in het belang van [betrokkene] om een derde of een professional tot mentor te benoemen. [betrokkene] vindt het juist prettig dat de broer en de zus, die haar ook al haar leven lang kennen, haar nietvermogensrechtelijke belangen behartigen. Er is geen reden aan te nemen dat de broer en de zus deze taak niet goed kunnen vervullen. [betrokkene] heeft duidelijk aangegeven dat het haar wens is om begeleid te gaan wonen. Zij heeft zich altijd geremd gevoeld zich hierover tegenover de moeder te uiten. De broer en de zus daarentegen maken het nu voor [betrokkene] mogelijk daadwerkelijk begeleid te gaan wonen. Hoewel het hof de zorgen van de ouders begrijpt, heeft het hof er voldoende vertrouwen in dat [betrokkene] in staat is om (met de juiste begeleiding) zelfstandig te wonen en dat de broer en de zus haar goed kunnen begeleiden in het organiseren van haar leven. Het hof acht het dan ook in het belang van [betrokkene] om haar voorkeur te volgen. Temeer nu het hof gebleken is dat ook het mentorschap door de broer en de zus goed wordt uitgevoerd. Zoals eerder is overwogen is de dagbesteding voor [betrokkene] goed geregeld en is er concreet uitzicht op een plek voor [betrokkene] binnen het begeleid wonen. Totdat dit feitelijk is gerealiseerd woont [betrokkene] in het appartement van de zus en is er, als de zus afwezig is, professionele begeleiding voor [betrokkene] geregeld. In de weekenden zorgt de broer voor [betrokkene] .
3.8.6.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking betreffende het mentorschap van [betrokkene] en de benoeming van de broer en de zus tot mentor bekrachtigen.
3.8.7.
Het hof merkt tenslotte nog op dat het voor [betrokkene] belangrijk is dat er gewerkt wordt aan het contactherstel tussen [betrokkene] en de ouders. Hier ligt een taak voor zowel de ouders als voor de broer en de zus.

4.De beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.308.548/01:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, van 29 december 2021 (zaaknummer 9494329 \ TT VERZ 21-1169), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
In de zaak met zaaknummer 200.308.550/01:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, van 29 december 2021 (zaaknummer 9494378 \ TT VERZ 21-1170), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en A.J.F. Manders, en is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.