ECLI:NL:GHSHE:2022:3367

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
20-000186-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis niet strafbaar wegens geslaagd beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 januari 2022. De verdachte was eerder door de rechtbank niet strafbaar verklaard voor de poging tot doodslag, omdat hij een geslaagd beroep op noodweerexces had gedaan. De officier van justitie ging tegen dit vonnis in hoger beroep, met de eis om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot jeugddetentie en een werkstraf.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte zich had verdedigd tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, maar dat de verdediging niet proportioneel was en dat er geen sprake was van een hevige gemoedsbeweging. De verdediging pleitte voor vrijspraak en stelde dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toekwam.

Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geconcludeerd dat de verdachte inderdaad een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt. De disproportionele reactie van de verdachte was het gevolg van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding. Het hof heeft daarom het vonnis waarvan beroep integraal bevestigd, waarmee de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000186-22
Uitspraak : 6 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-147501-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de primair ten laste gelegde ‘poging tot doodslag’ door de rechtbank bewezen verklaard, de verdachte niet strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts heeft de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Ten slotte heeft de rechtbank beslist dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal een werkstraf voor de duur van 120 uren gevorderd, subsidiair 60 dagen jeugddetentie alsmede een leerstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze zal toewijzen tot een bedrag van
€ 6.885,25, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 0 dagen gijzeling. Voor het overige deel van de vordering heeft de advocaat-generaal gesteld dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Subsidiair is gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Ten slotte zijn opmerkingen gemaakt met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat het openbaar ministerie van mening is dat er sprake is van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waartegen de verdachte zich heeft mogen verdedigen. In het onderhavige geval stond de toegepaste verdedigingswijze echter niet in redelijke verhouding tot de aanranding en was de verdediging derhalve niet proportioneel. Bovendien was er geen sprake van een hevige gemoedsbeweging, ingevolge artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, die ertoe heeft geleid dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden. Resumerend komt de verdachte onder deze omstandigheden geen geslaagd beroep op noodweer(exces) toe, aldus de advocaat-generaal.
De verdediging heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - gesteld dat het voorwaardelijk opzet met betrekking tot de poging tot doodslag ontbreekt waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Voorts is op gronden zoals verwoord in de pleitnota aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een geslaagd beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof sluit zich volledig aan bij de overwegingen van de rechtbank en is met de rechtbank en de verdediging van oordeel dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt, nu de disproportionele reactie van de verdachte het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding van zijn lijf is veroorzaakt. Concluderend ziet het hof geen aanleiding om anders te overwegen en te beslissen en zal derhalve het vonnis waarvan beroep dan ook integraal bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met in achtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. H.A.T.G. Koning en mr. B.F.M. Klappe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 6 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. S.C. van Duijn en B.F.M. Klappe zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.