[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
postadres: [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- ‘schuldheling’ (feit 1);
- ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2);
- ‘overtreding van artikel 41 eerste lid, onderdeel d van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 3), en
- ‘handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 4),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem ter zake van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand. Daarnaast heeft de politierechter ter zake van het onder feit 4 bewezenverklaarde de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 170,00 subsidiair 3 dagen hechtenis. Ten slotte heeft de politierechter de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met verbetering van de kwalificatie van feit 2 naar ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ en met toepassing van aftrek van het voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair heeft de raadsman partiële vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit, namelijk ten aanzien van de heling van de kentekenplaten. Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, (een) goed(eren), te weten een personenauto (Peugeot, kenteken [kenteken 1] ) en/of (een) kentekenpla(a)t(en) (te weten [kenteken 2] en/of [kenteken 3] en/of [kenteken 4] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3,88 (1,71 + 0,99 + 1,18) gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine en/of brolamfetamine, zijnde tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine en/of brolamfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, op de weg, de A67, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s), te weten een kentekenplaat met kenteken [kenteken 2] , was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde het/een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door kon(den) gaan voor een zodanig kenteken, of dat/die teken(s) te doen doorgaan voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken, of een met toepassing van artikel 37, derde lid, opgegeven (handelaars)kenteken;
4.
hij op of omstreeks 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 7, van de Wet wapens en munitie, te weten een bijl, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, goederen, te weten een personenauto (Peugeot, kenteken [kenteken 1] ) en kentekenplaten (te weten [kenteken 2] en [kenteken 4] ) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij op 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,44 gram MDMA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, op de A67, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, terwijl hij redelijkerwijs kon vermoeden dat op dat motorrijtuig tekens, te weten een kentekenplaat met kenteken [kenteken 2] , waren aangebracht die, niet zijnde een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken door konden gaan voor een zodanig kenteken;
4.
hij op 6 maart 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie IV, onder 7, van de Wet wapens en munitie, te weten een bijl, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde bepleit. Met betrekking tot feit 1 is aangevoerd dat onder de omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de personenauto en de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft immers verklaard dat hij de personenauto had geleend van [betrokkene 1] . Gelet daarop kon de verdachte ook niet weten dat er andere kentekenplaten op de auto waren aangebracht, waardoor de verdachte ook van het onder feit 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman partiële vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit, namelijk ten aanzien van de heling van de kentekenplaten. Daartoe is aangevoerd dat indien de verdachte wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat de personenauto van diefstal afkomstig was, dat nog niet met zich meebrengt dat hij ook wetenschap had dat de kentekenplaten die in de auto lagen van diefstal afkomstig waren, aldus de raadsman.
Het hof overweegt met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde het volgende.
Uit het dossier blijkt dat op 6 maart 2020, omstreeks 04:30 uur, op de autosnelweg A76 binnen de gemeente Sittard-Geleen een personenauto reed van het merk Peugeot, type 207 voorzien van het kenteken: [kenteken 2] . Nadat de politie had gezien dat dit kenteken thuishoort op een Peugeot type 307 is besloten het voertuig te controleren. In de auto zat als bestuurder de verdachte en als bijrijder [betrokkene 2] . Op vordering van het rijbewijs en het kentekenbewijs antwoordde de verdachte dat hij geen papieren van de auto had en ook geen rijbewijs. De auto had hij geleend van [betrokkene 1] . Uit het politiesysteem bleek dat de kentekenplaten met het kenteken [kenteken 2] op 2 maart 2020 gestolen waren in Stein. Van buiten het voertuig zagen de verbalisanten voorts een tweetal kentekenplaten liggen, waaronder een kentekenplaat met de combinatie: [kenteken 4] .
In het dossier bevindt zich een aangifte van [aangever 1] d.d. 6 maart 2020 ter zake van diefstal van een Peugeot, type 207, kenteken [kenteken 1] op 2 februari 2020 in Tüddern, Duitsland. Voorts bevinden zich in het dossier een aangifte van [benadeelde 2] ter zake van diefstal van een nummerplaat [kenteken 3] in de nacht van 5 op 6 maart 2020 te Stein, een aangifte van [benadeelde 1] ter zake van diefstal van kentekenplaten [kenteken 2] op 2 maart 2020 te Stein en een aangifte van [aangever 2] van diefstal van een kentekenplaat [kenteken 4] in de nacht van 5 op 6 maart 2020 te Stein.
In de auto werd tussen de passagiersstoel en de middenconsole een kentekenplaat [kenteken 4] aangetroffen. Op de achterbank lagen dozen en tassen, met voornamelijk auto gereedschap. Onder deze dozen lag een kentekenplaat [kenteken 3] .
Bij verhoor heeft de verdachte verklaard dat de auto van [betrokkene 1] is en dat deze hem de auto had geleend om [betrokkene 2] op te halen in Stein. Hij heeft de auto sinds vanmorgen in gebruik. Ook had hij bij de staande houding wel het vermoeden dat er iets niet klopte. Hij heeft verklaard dat hij geen papieren heeft gezien en dat hij weet dat [betrokkene 1] vaker problemen heeft met voertuigen. Zo heeft [betrokkene 1] wel eens te maken gehad met een auto die werd gestolen en met een geleasede auto die niet werd teruggebracht. Op de vraag waar hij [betrokkene 1] van kent antwoordt de verdachte dat hij dat niet weet en er niet dieper op in wil gaan. Op de vraag waar hij was voordat hij naar Stein reed om [betrokkene 2] op te halen heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij niet weet hoe de verdachte aan de auto kwam. Voorts dat de verdachte hem naar huis zou brengen, in Heerlen.
Het hof stelt aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de personenauto van het merk Peugeot heeft geleend van [betrokkene 1] en dat hij weet dat die [betrokkene 1] vaker problemen heeft met voertuigen. De verdachte verklaarde vervolgens dat die [betrokkene 1] wel eens iets te maken heeft gehad met een gestolen auto en dat hij een leaseauto niet terugbrengt. Voorts heeft de verdachte verklaard dat [betrokkene 1] hem de sleutel van de auto had gegeven, maar dat hij geen papieren heeft gezien.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden op de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de personenauto de plicht rustte om onderzoek te verrichten naar de herkomst daarvan. De verdachte heeft dit nagelaten. Hij heeft geen vragen gesteld en niet verzocht om de bijbehorende papieren. Bij enig nadenken, mede gelet op de informatie die de verdachte al had over deze persoon, had bij hem het vermoeden moeten rijzen dat er iets niet in orde was. Dit klemt te meer nu in het zicht van de bestuurder bij de middenconsole nog een kentekenplaat lag die niet overeenkwam met de kentekenplaten die zich op de auto bevonden. Derhalve is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de personenauto een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voorts stelt het hof vast dat op de personenauto aan de voor- en achterkant kentekenplaten met het kenteken [kenteken 2] waren aangebracht. Daarnaast lagen in de personenauto een tweetal kentekenplaten met de kentekens [kenteken 3] en [kenteken 4] . De kentekenplaat met kenteken [kenteken 4] lag zichtbaar tussen de passagiersstoel en de middenconsole. De kentekenplaat met kenteken [kenteken 3] lag op de achterbank onder dozen. Beide kentekenplaten zijn in de nacht van 5 maart 2020 en 6 maart 2020 gestolen. De verdachte is aangehouden met deze kentekenplaten op 6 maart 2020 om 04:35 uur.
Het hof kan met betrekking tot de kentekenplaat [kenteken 3] , die op de achterbank onder dozen lag, niet vaststellen of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die kentekenplaat in de auto.
Nu in de middenconsole van het voertuig een kentekenplaat lag die niet gelijk was aan de op de auto aangebrachte kentekenplaten is het hof van oordeel dat mede gelet op bovengenoemde omstandigheden op de verdachte een onderzoeksplicht rustte naar de kentekenplaten die op de auto waren aangebracht alsmede die zich tussen de passagiersstoel en de middenconsole, derhalve in het zicht, bevonden. Naar het oordeel van het hof is de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig geweest door hierover geen vragen te stellen. Naar het oordeel van het hof kon de verdachte derhalve redelijkerwijs vermoeden dat op de auto kentekenplaten waren aangebracht die aan een ander motorvoertuig toebehoorden.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: