In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Emon B.V. heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekarrest van 5 april 2022, waarin het hof een aantal vorderingen van Stelbograaf B.V. heeft toegewezen. Emon, vertegenwoordigd door mr. M.W. van der Heijden, verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekarrest, omdat zij meende dat er sprake was van een kennelijke misslag in de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Stelbograaf B.V., vertegenwoordigd door mr. A.G.W. van Kessel, voerde verweer tegen dit verzoek.
Het hof overwoog dat artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) analoog van toepassing is op deze verstekzaak. Het hof stelde vast dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in het verstekarrest niet gemotiveerd was, en dat Emon niet had aangetoond dat haar belang bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van Stelbograaf bij de uitvoerbaarheid van het arrest. Het hof wees de vordering van Emon af en hield de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak werd verwezen naar de rol voor dagbepaling van het arrest op 10 januari 2023.