5.1.[appellant] heeft in hoger beroep elf grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het eindvonnis en gevorderd:
‘de vorderingen van geïntimeerde – voor zover deze in eerste aanleg werden toegewezen – alsnog af te wijzen, en
geïntimeerde te veroordelen om aan [appellant] te voldoen hetgeen uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg door [appellant] is betaald
dat het uw Gerechtshof moge behagen – bij arrest uitvoerbaar bij voorraad –
1. een bedrag ad € 68.342,- terzake vermogensschade (pt 10.6.5.), danwel een bedrag ad
€ 46.185 (punt 10.4.) terzake vermogensschade, dan wel een bedrag dat u EGA in goede
justitie juist mocht oordelen,
2. alsmede een bedrag ad € 2.290 terzake de accountantskosten (kosten ter vaststelling van de schade),
3. de buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 danwel vanaf de dag van ingebreke stelling (17 juli 2018) danwel de eis in reconventie (31 juli 2019) tot aan de dag der algehele betaling,
3. geïntimeerde te veroordelen om aan [appellant] te voldoen hetgeen uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg door [appellant] is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der voldoening (3 juli 2020) tot aan de dag der algehele betaling,
4. met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, een en ander
– voor zover mogelijk – uitvoerbaar bij voorraad, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tien dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening, de nakosten daarbij begrepen.’
Omvang van het hoger beroep