ECLI:NL:GHSHE:2022:3323

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
20-000083-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van vals identiteitsbewijs en de gevolgen van Brexit op de rechtsgeldigheid van buitenlandse rijbewijzen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, maar het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De verdachte had op 1 oktober 2020 een vals Brits rijbewijs getoond aan de Koninklijke Marechaussee tijdens een controle. Het hof oordeelde dat het valse rijbewijs, dat vóór de Brexit was vervaardigd, nog steeds als identiteitsbewijs kon worden aangemerkt op basis van de overgangsregels van het terugtrekkingsakkoord van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met het feit dat de verdachte tegelijkertijd een geldige Duitse identiteitskaart overhandigde, wat invloed had op de strafoplegging. De verdachte was eerder niet onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat ook in de overwegingen is meegenomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000083-21
Uitspraak : 26 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 5 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-246487-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde en ter zake van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende – na wijziging van de tenlastelegging – het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen onder feit 2 aan hem ten laste is gelegd. Tegen het vonnis is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in diens hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraakbeslissing van feit 2.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd en daarmee de grondslag van het onderzoek is veranderd, zal het hof het bestreden vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 1 oktober 2020 te Heijen, in de gemeente Gennep,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of
identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het
Wetboek van Strafrecht, te weten een rijbewijs (rijbewijsnr.: [documentnummer] , land: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië), door voornoemd rijbewijs te tonen en/of te overhandigen aan [verbalisant 1] (opperwachtmeester Koninklijke Marechaussee);
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 oktober 2020 te Heijen, in de gemeente Gennep, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een vals rijbewijs van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (nummer [documentnummer] ) als ware het echt en onvervalst, door genoemd rijbewijs te tonen aan een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee tijdens een controle.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 oktober 2020 te Heijen, in de gemeente Gennep, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een rijbewijs (rijbewijsnr.: [documentnummer] , land: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië), door voornoemd rijbewijs te tonen en te overhandigen aan [verbalisant 1] (opperwachtmeester Koninklijke Marechaussee).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Brabant-Noord / Limburg-Noord, dossiernummer PL27YN/20-002875, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] , gesloten d.d. 15 oktober 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1-34.

1.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2020, dossierpagina’s 21-22, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee:

(dossierpagina 21)
Op 1 oktober 2020 waren wij bezig met Mobiel Toezicht Vreemdelingen. Wij bevonden ons op dat moment te Heijen in de gemeente Gennep.
Wij zagen een Mercedes-Benz voorzien van Oostenrijks kenteken de Duits-Nederlandse grens passeren. Ik, [verbalisant 1] , heb de inzittenden van voornoemd voertuig staande gehouden op grond van artikel 50, lid 1, van de Vreemdelingenwet 2000. Ik, [verbalisant 1] , vroeg de inzittenden van voornoemd voertuig mij een document te tonen waaruit de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie zou blijken. De bestuurder van het voertuig overhandigde daarop aan mij, [verbalisant 1] , een rijbewijs van Groot-Brittannië met documentnummer [documentnummer] , voorzien van goedgelijkende pasfoto en op naam gesteld van:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] .

2.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2020, dossierpagina’s 32-33, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

(dossierpagina 32)
Onderzocht document:
Document: rijbewijs
Land: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Nummer: [documentnummer]
Afgegeven op: 30-06-2016
Geldig tot: 29-06-2026
Ten name van:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 1987
Vastgestelde afwijkende kenmerken t.o.v. een origineel document:
- dit document komt qua detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte beveiligingstechnieken niet overeen met originele door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland afgegeven documenten van dit model;
- de ondergrondbedrukking is aangebracht middels een printtechniek. Dit is in tegenstelling tot originele door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland afgegeven documenten van dit model waarop de ondergrondbedrukking is
aangebracht middels een druktechniek.
Conclusie:
Naar aanleiding van vorenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat het voornoemde document van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, voorzien van het nummer [documentnummer] (het hof begrijpt voorzien van het nummer: [documentnummer] ), een vals exemplaar betrof.

3.

Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 oktober 2020, dossierpagina’s 28-31, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

(Het hof begrijpt: v = vraag verbalisanten, a = antwoord verdachte).
(dossierpagina 29)
V: U wordt verdacht van het opzettelijk gebruik maken van een vals dan wel vervalst document van Groot-Brittannië en het valselijk opmaken van deze documenten. Wat is uw
reactie hierop?
A: Ik heb het rijbewijs niet zelf gemaakt maar gekocht voor
1500. Dit is 2 jaar geleden geweest. Ik had wat problemen met mijn rijbewijs.
V: Weet u dat het strafbaar is om een vals dan wel vervalst rijbewijs te gebruiken en ook om deze te vervaardigen?
A: Ja.
V: Wie heeft dit rijbewijs gemaakt?
A: Een Libanees, [medeverdachte] heet hij, hij komt uit Essen. Ik ken hem verder niet.
V: Hoe komt u aan het rijbewijs dat u heeft overhandigd aan mijn collega's?
A: Ik had een probleem met mijn Duitse rijbewijs. Ik mag niet in Duitsland rijden. Ik heb gezocht naar een oplossing. Ik heb gebeld met een vriend van mij, deze bood mij een rijbewijs aan voor 1500,- euro. Ik weet dat het rijbewijs vals is, hier kom ik ook gewoon voor uit.
Bewijsoverwegingen
A.
De beslissing dat het primair bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
In de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep anders heeft verklaard over zijn wetenschap met betrekking tot de valsheid van het door hem getoonde en overhandigde rijbewijs ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de eerder door hem afgelegde verklaring tegenover de Koninklijke Marechaussee op 1 oktober 2020. Het hof schuift de verklaring die de verdachte in hoger beroep heeft afgelegd dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
B.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de overwegingen van de Hoge Raad in zijn arrest van 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1627, artikel 231, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden aangemerkt als een specialis ten opzichte van artikel 225 Sr en dat dit artikel ook toepassing vindt als de houder van een door een andere EU-lidstaat afgegeven rijbewijs niet woonachtig is in Nederland. Daarnaast heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat een Brits rijbewijs, zoals in deze zaak aan de orde is, ook op de tenlastegelegde datum van 1 oktober 2020 nog moest worden aangemerkt als een door een lidstaat van de Europese Unie (EU) afgegeven document als bedoeld in artikel 231, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De omstandigheid dat ‘Brexit’ op dat moment al had plaatsgehad maakt dit niet anders nu als gevolg van een overgangsperiode Britse rijbewijzen pas met ingang van 1 januari 2021 (en derhalve na de tenlastegelegde pleegdatum) worden gezien als ‘derde land rijbewijzen’. De advocaat-generaal heeft daartoe gewezen op de artikelen 126 en 127 lid 6 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 2019/C 384 I/01 (het Akkoord). De bewezenverklaring van de politierechter kan in de visie van het Openbaar Ministerie derhalve niet in stand blijven en de verdachte dient naar het oordeel van de advocaat-generaal te worden veroordeeld voor het – na wijziging van de tenlastelegging – primair tenlastegelegde.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 1 oktober 2020 een vals Brits rijbewijs heeft getoond en overhandigd bij een controle door de Koninklijke Marechaussee.
De verdachte heeft die dag verklaard dat hij het rijbewijs 2 jaar daarvoor had gekocht (het hof begrijpt: omstreeks 2018). Als datum van afgifte vermeldt het (valse) rijbewijs 30 juni 2016. Het hof begrijpt uit deze omstandigheden dat het valse rijbewijs al vóór de Brexit is vervaardigd, is afgegeven en in het bezit was van de verdachte. Gelet op deze omstandigheden staat het feit dat het Verenigd Koninkrijk op de tenlastegelegde pleegdatum van 1 oktober 2020 al uit de Europese Unie was getreden er naar het oordeel van het hof niet aan in de weg het valse rijbewijs aan te merken als een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 231, eerste lid, Sr. Met de advocaat-generaal is het hof bovendien van oordeel dat het (valse) rijbewijs ook overigens op grond van de overgangsperiode in de artikelen 126 en 127 van bovengenoemd Akkoord als (vals) identiteitsbewijs in de zin van artikel 231, eerste lid, Sr in samenhang met artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht moet worden aangemerkt. Het hof komt daarom tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
De door de verdediging gevoerde bewijsverweren behoeven voor het overige geen bespreking nu deze hun weerlegging vinden in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft subsidiair verzocht dat het hof zal volstaan met oplegging van een taakstraf dan wel een geldboete zal opleggen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs, door een vals rijbewijs tijdens een controle aan een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee te tonen en te overhandigen. Valse reis- en identiteitsdocumenten verhinderen een effectieve identiteitscontrole en bovendien wordt het vertrouwen dat in van overheidswege verstrekte identiteitsbewijzen moet kunnen worden gesteld, aangetast door het gebruik van dergelijke falsificaten. Met zijn handelen heeft de verdachte op dat vertrouwen inbreuk gemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen blijk gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan als vertrekpunt voor de op te leggen straf bij het bezit van een vals paspoort uit van 2 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat de verdachte met het tonen van een vals rijbewijs niet zijn identiteit of een onrechtmatig verblijf heeft willen verhullen. De verdachte heeft immers tegelijk met zijn valse rijbewijs een geldige Duitse identiteitskaart overhandigd. Het valse rijbewijs had hij gekocht omdat hij een probleem had met zijn Duitse rijbewijs. Het hof ziet in deze omstandigheid aanleiding om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken. Dat neemt niet weg dat het hof van oordeel is dat bij het gebruik van een vals identiteitsbewijs een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf als uitgangspunt heeft te gelden.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 juni 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij twee kinderen heeft, kostwinner is en als bedrijfsleider bij een bedrijf in de levensmiddelenbranche werkzaam is.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof zal de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraakbeslissing van de politierechter ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffier,
en op 26 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.C. Bos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.