ECLI:NL:GHSHE:2022:3316

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
20-001247-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging per toegezonden geschrift/brief

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging per toegezonden geschrift. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een contactverbod met de benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 februari 2021 meermalen de benadeelde partij heeft bedreigd en beledigd via brieven. De inhoud van deze brieven bevatte ernstige bedreigingen en beledigingen, die de benadeelde partij in haar eer en goede naam hebben aangetast. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en het vonnis van de politierechter vernietigd.

De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, en een contactverbod met de benadeelde partij voor de duur van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde partij zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001247-22
Uitspraak : 28 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 24 mei 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-005378-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] [geboortejaar] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ (feit 1),
  • ‘zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, meermalen gepleegd’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De politierechter heeft aan het voorwaardelijke strafdeel zowel algemene als bijzondere voorwaarden verbonden. De bijzondere voorwaarde betreft een contactverbod met [benadeelde] .
Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel, overeenkomstig het vonnis van de politierechter, een contactverbod met het slachtoffer [benadeelde] op te leggen.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdachte, naar het hof begrijpt, bepleit dat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 februari 2021 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door één of meerdere brieven te versturen aan die [benadeelde] , zich voordoende als de motorvrienden van [verdachte] , met de tekst
- “ Nu gaan Wij [verdachte] zijn motorvrienden voor eigen rechter spelen en ga jij nu door ons gestraft worden en dat zal je weten ook” en/of
- “ Zo'n zelfde kapmes heeft [verdachte] nu ook aangeschaft zegt hij en dat is bestemd voor KLAPLIP [benadeelde] , dus VOOR JOU vertelt [verdachte] erbij. [verdachte] heeft het ervoor over om een paar jaar te gaan zitten voor jou! Met liefde en plezier zegt hij! En wij geven hem nog gelijk ook!” en/of
- “ Jij moet, hoe dan ook, gestraft worden voor wat je [verdachte] al die jaren hebt aangedaan en wij, MOTORVRIENOEN, lossen dat voor [verdachte] op, zonder dat [verdachte] daar een actieve rol in speet, hoe graag hij dat ook zou willen doen. Dat wij het straffen van jou over gaan nemen en dus EIGEN RECHTER gaan spelen staat als een paal boven water. Ik herhaal; Wanneer we komen weten wij nog niet [benadeelde] KLAPLIP” en/of
- “ Kan jouw familie ook gerust want ook die pakken we ook hard aan als het nodig is” en/of
- “ [verdachte] verheugt zich er nu al op zegt hij dat er bij [benadeelde] wraak wordt genomen. [verdachte] zal dan van een afstand toekijken hoe wij [benadeelde] afleren zo met haar buurtgenoten om te gaan. Ook zal [verdachte] de hele afrekening bij [benadeelde] filmen zegt hij zodat wij motorvrienden van [verdachte] de actie later nog een terug kunnen kijken” en/of
- “ WIJ zijn de aanslag bij jou zodanig aan het organiseren en aan het oefenen om op een snelle manier jou hele voorgevel aan diggelen te helpen. Dat je de rolluiken 's avonds vroeg dicht doet is geen probleem [benadeelde] . Als jij jou daar veilig bij voelt hebben wij daar geen problemen mee. Die rolluiken bieden jou enkel de bescherming dat je ons niet ziet aankomen. We gaan echt komen [benadeelde] , dat zweren wij jou.” en/of
- “ We komen met HAKBIJLEN - ACCU KETTINGZAGEN maar ook met KAPMESSEN zoals jij die gebruikt hebt om [verdachte] toe te takelen”,
althans woorden van gelijke strekking en/of dreigende aard;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 februari 2021 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk [benadeelde] , schriftelijk per toegezonden of aangeboden brief heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
- “ Surinaamse klaplip” en/of
- “1 e klas kutwijf” en/of
- “ KLAPLIPgeval” en/of
- “ met jou Surinaams smoelbakkus”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Het hof overweegt in dit verband in het bijzonder het volgende. Onder feit 1 is opgenomen dat de verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 1 februari 2021 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit is blijkens de gehanteerde data een kennelijke verschrijving. Blijkens hetgeen door verdachte ter terechtzitting met betrekking tot de ten laste gelegde gedragingen is aangevoerd en ter verdediging heeft aangedragen, was het de verdachte duidelijk waarvan hij werd beschuldigd. Het hof zal de tenlastelegging, evenals in eerste aanleg is gebeurd, verbeterd lezen. Verdachte is daardoor gelet op het verhandelde ter terechtzitting, niet in zijn verdediging geschaad.
Voorts overweegt het hof dat in het bij inleidende dagvaarding onder feit 2 tenlastegelegde slechts ‘opzettelijk schriftelijk (per brief)’ is vermeld en niet ook ‘toegezonden of aangeboden’ brief/geschrift. Tegen de achtergrond van het procesdossier en de daarin opgenomen bewijsmiddelen kan het tenlastegelegde evenwel op niets anders betrekking hebben dan op het verwijt dat de verdachte de tenlastegelegde beledigingen per aangeboden of toegezonden geschrift heeft geuit jegens [benadeelde] . Gelet voorts op de redactie van de betreffende wettelijke bepaling is het de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging geweest om aan de verdachte het verwijt te maken dat hij [benadeelde] schriftelijk per toegezonden of aangeboden brief heeft beledigd. Het hof zal mitsdien de tenlastelegging in dier voege verbeterd lezen en na ‘schriftelijk’ de woorden ‘per toegezonden of aangeboden brief’ invoegen. De verdachte is door de in de tenlastelegging aangebrachte verbeteringen blijkens het verloop van het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in zijn verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 december 2020 te Tilburg meermalen [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door brieven te versturen aan die [benadeelde] , zich voordoende als de motorvrienden van [verdachte] , met de tekst
- “ Nu gaan Wij [verdachte] zijn motorvrienden voor eigen rechter spelen en ga jij nu door ons gestraft worden en dat zal je weten ook” en
- “ Zo'n zelfde kapmes heeft [verdachte] nu ook aangeschaft zegt hij en dat is bestemd voor KLAPLIP [benadeelde] , dus VOOR JOU vertelt [verdachte] erbij. [verdachte] heeft het ervoor over om een paar jaar te gaan zitten voor jou! Met liefde en plezier zegt hij! En wij geven hem nog gelijk ook!” en
- “ Jij moet, hoe dan ook, gestraft worden voor wat je [verdachte] al die jaren hebt aangedaan en wij, MOTORVRIENOEN, lossen dat voor [verdachte] op, zonder dat [verdachte] daar een actieve rol in speet, hoe graag hij dat ook zou willen doen. Dat wij het straffen van jou over gaan nemen en dus EIGEN RECHTER gaan spelen staat als een paal boven water. Ik herhaal; Wanneer we komen weten wij nog niet [benadeelde] KLAPLIP” en
- “ Kan jouw familie ook gerust want ook die pakken we ook hard aan als het nodig is” en
- “ [verdachte] verheugt zich er nu al op zegt hij dat er bij [benadeelde] wraak wordt genomen. [verdachte] zal dan van een afstand toekijken hoe wij [benadeelde] afleren zo met haar buurtgenoten om te gaan. Ook zal [verdachte] de hele afrekening bij [benadeelde] filmen zegt hij zodat wij motorvrienden van [verdachte] de actie later nog een terug kunnen kijken” en
- “ WIJ zijn de aanslag bij jou zodanig aan het organiseren en aan het oefenen om op een snelle manier jou hele voorgevel aan diggelen te helpen. Dat je de rolluiken 's avonds vroeg dicht doet is geen probleem [benadeelde] . Als jij jou daar veilig bij voelt hebben wij daar geen problemen mee. Die rolluiken bieden jou enkel de bescherming dat je ons niet ziet aankomen. We gaan echt komen [benadeelde] , dat zweren wij jou.” en
- “ We komen met HAKBIJLEN - ACCU KETTINGZAGEN maar ook met KAPMESSEN zoals jij die gebruikt hebt om [verdachte] toe te takelen”,
althans woorden van gelijke strekking en/of dreigende aard;
2.
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 december 2020 te Tilburg meermalen, opzettelijk [benadeelde] , schriftelijk per toegezonden of aangeboden brief heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
- “ Surinaamse klaplip” en
- “1 e klas kutwijf” en
- “ KLAPLIPgeval” en
- “ met jou Surinaams smoelbakkus”.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam Tilburg-centrum, registratienummer PL2000-2020223192, gesloten d.d. 14 januari 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 48.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 augustus 2020 (pg. 3 en 4), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Ik woon al 19 jaar op [adres 2] . Vanaf de dag dat ik daar woon ben ik in conflict met [verdachte] , woonachtig aan [adres 1] .
Afgelopen maanden heb ik meerdere brieven ontvangen. Ik vermoed dat ze van [verdachte] zijn, (…) in de brieven wordt gesproken over 20 motorvrienden van [verdachte] . De brieven zijn erg bedreigend en beangstigend. Ik ben door deze brieven erg bang. In de brieven staan onder andere de volgende bedreigingen.
Juni 2020
- Vlijmscherp kapmes voor mijn klaarstaan.
- Een veilige terugreis naar huis wordt niet gegarandeerd.
- Klaplip.
Augustus 2020
- [verdachte] een kapmes heeft aangeschaft voor mij. [verdachte] heeft het er voor over om een paar jaar te gaan zitten voor mij.
- Ze zouden voor eigen rechter gaan spelen. Ze zouden mijn familie ook aanpakken.
- Akelig misbaksel.
Augustus 2020
- Klaplip kutwijf.
- Ik moet bang zijn als ik alleen boodschappen ga doen. Ze zouden met een man of 20 tegelijk komen voor een verassingaanval. Ze zouden komen met hakbijlen,
accu-kettingzagen en kapmessen.
- Mijn hele voorpui gaat er in een korte tijd aan en ook mijn rolluiken.
- Ik zou een vuile doortrapte pathologische leugenaar zijn. En ik zou een kut-familie
hebben.
- Kut Surinamers.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 7 november 2020 (pg. 7 en 8), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Op vrijdag 6 november 2020 kwamen er via de post wederom brieven binnen.
De brieven zaten in een enveloppe. Hier zaten drie brieven in. Alle brieven waren met
dezelfde tekst. Mijn naam en adres staan gedrukt op een stickerlabel.
Ook in deze brieven staan diverse bedreigingen in. Er wordt gezegd dat men met 20
man, met bivakmutsen op, bij mij de boel komen vernielen en met mij komen afrekenen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2020 (pg. 9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 1 juni 2020 (
het hof begrijpt: 24 augustus 2020) en 7 november 2020 deed [benadeelde] aangifte van bedreiging en discriminatie. Deze bedreigingen en discriminerende opmerkingen werden benoemd in brieven welke aangeefster thuis gestuurd kreeg. De naam en het adres van aangeefster waren erop geplakt met een stickerlabel. Zowel de brieven als de label waren digitaal opgemaakt.
[verdachte] , woonachtig op [adres 1] , heeft enkele jaren geleden ook problemen gehad met andere bewoners uit de wijk (…). Hij heeft toen enkele brieven getypt, gericht aan de betrokken personen. Via de advocaat van mevrouw [benadeelde] zijn deze brieven ten behoeve van dit onderzoek aan ons, politie, getoond. Deze brieven zijn qua zinsopbouw, woordgebruik, het gebruik van cursief, onderstreept, dikgedrukt enz., gelijkend op de brieven gericht aan aangeefster. Ondanks dat in de brieven wordt aangegeven dat deze afkomstig zijn van de "motorvrienden" van [verdachte] , is in de politie systemen niet terug te vinden dat [verdachte] lid is van een motorclub.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2021 (pg. 16), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 28 december 2020 is er door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de digitale
recherche hart van Brabant, een onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen goederen
van verdachte [verdachte] .
De goederen welke zijn onderzocht waren:
- Computer
- printer
- Labelwriter
Op de computer zijn er heel veel mappen aangetroffen met daarin diverse brieven aan
allerlei instanties. Ook was er een aparte map aangemaakt met de naam [benadeelde] .
Dit betreft de aangeefster. In deze map stonden ook de brieven welke waren gestuurd
aan haar.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2021 (pg. 17 en 18), voor

zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Naar aanleiding van het ingezonden dossier ter zake, bedreiging, kreeg ik het verzoek (…), of er nog meer documenten te vinden waren waarbij verdachte [verdachte] afsluit met zijn eigen naam en met dezelfde schrijfstijl.
Alle bestanden wat op de computer stond zijn gebrand op een DVD, er zijn meer dan
3500 bestanden aangetroffen waaronder honderden brieven in een Word document zijn
opgeslagen. Brieven opgemaakt aan, gemeente, politie, rechtbank, UWV, en aan
aangeefster [benadeelde] .
Hieronder een aantal bestanden beschreven die op dezelfde wijze is opgemaakt als de
brieven die naar aangeefster [benadeelde] zijn verstuurd.
Bij het openen van het bestand zie je bovenaan mapjes met jaartallen.
Beginnend bij: map: 2008-2008-2008-20008, hieronder hetzelfde aanduidende mappen met
jaartallen die gaan t/m jaar 2021
Met het openen van map: 2017-2017-2017-2017 vond ik word documenten met als titel:
- gronden ingesteld beroep hondenbelasting
- ziekenhuis en doktersbezoek
- brief CAK inzake afd.
Met het openen van map: 2018-2018-2018-2018 vond ik documenten met als titel:
- bezwaar belastingdienst
- dagboek [verdachte] 2018
- reactie op schriftelijk verslag
met het openen van map: 2019-2019-2019-2019 vond ik documenten met als titel:
• - dhr [naam 1] politie aangifte
- brief rechtspraak
- klacht tegelvloer Lloyd
ook nog een aparte map in genaamd: brieven, hierin staat een document gericht aan
teamchef [verbalisant 3] van Team Tilburg centrum en een document genaamd brief politie
wijkagent.
Met het openen van map: 2020-2020-2020-2020 onder de map brieven vond ik documenten
met als titel:
- brief aan [adres 3]
- brief politie aangifte [naam 2]
- brief naar UWV
- map MV (alle brieven gericht aan aangeefster [benadeelde] door motorvrienden)
Ook zat hier nog een aparte map in genaamd [benadeelde] , dit betrof alle stukken welke
ooit zijn opgemaakt wat betrekking heeft op de rechtszaak tussen aangeefster en
verdachte.
De gelijkenis in al deze brieven is de wijze waarop het document is opgemaakt. De
documenten worden opgemaakt met gebruikmaking van diverse lettertypes, vetgedrukt,
onderstreept en bij enkele documenten worden er rode en blauwe kleuren gebruikt.
De brieven die aan aangeefster [benadeelde] zijn verstuurd zijn gelijkend op meerdere
brieven die opgemaakt zijn onder de naam van [verdachte] . De vergelijking zit in het
feit dat in de tekst de woorden, welke eruit moeten springen, zoals beledigingen of
bedreigingen c.q. waarschuwingen, onderstreept of vetgedrukt staan. De brieven gericht aan aangeefster [benadeelde] zijn op dezelfde wijze opgemaakt als de brieven gericht aan andere instanties zoals gemeente, politie, UWV en dergelijke.
6.
Een geschrift, te weten een brief, bijgevoegd als bijlage A (pg. 25), voor zover inhoudende:
Geachte Surinaamse KLAPLIP, [benadeelde]
Juni 2020
Even voorstellen.
Wij, ongeveer een club van 80 motorrijders, zijn de motorvrienden van jou buurman
[verdachte] op [adres 1] .
Wie aan onze motorvrienden komt zonder dat daar enige reden of aanleiding toe is komt aan ons allemaal en zal door ons gestraft worden, dus dat geldt vooral voor jouw, [benadeelde] !
Normaal laten wij dit straffen over aan de mensen die daarvoor aangesteld zijn, zoals de politie, Justitie en uiteindelijk de Rechter.
Nu gaan Wij [verdachte] zijn motorvrienden voor eigen rechter spelen en ga jij nu door ons gestraft worden en dat zal je weten ook.
Bewakingscamera's, wel of niet werkend hebben wij compleet maling aan. Je zult eraan gaan geloven.
7.
Een geschrift, te weten brief, bijgevoegd als bijlage B (pg. 26 en 27), voor zover inhoudende:
(pg. 26).
YOU MA PANG PANG augustus 2020
Zo'n zelfde kapmes heeft [verdachte] nu ook aangeschaft zegt hij en dat is bestemd voor KLAPLIP [benadeelde] , dus VOOR JOU vertelt [verdachte] erbij.
[verdachte] heeft het ervoor over om een paar jaar te gaan zitten voor jou!
Met liefde en plezier zegt hij! En wij geven hem nog gelijk ook!
(p. 27).
Jij moet, hoe dan ook, gestraft worden voor wat je [verdachte] al die jaren hebt aangedaan en wij,
MOTORVRIENDEN, lossen dat voor [verdachte] op, zonder dat [verdachte] daar een actieve rol in speet, hoe graag hij dat ook zou willen doen.
Dat wij het straffen van jou over gaan nemen en dus EIGEN RECHTER gaan spelen staat als een paal boven water.
Ik herhaal; Wanneer we komen weten wij nog niet [benadeelde] KLAPLIP (…).
[verdachte] vroeg zich af waarom hij na ontvangst door jou van
onze brieven geen familie meer bij hem aan de
deur heeft gehad.
Zijn die ook een beetje angstig geworden nu de MOTORVRIENDEN
van [verdachte] in actie komen.
Kan jouw familie ook gerust want ook die pakken we ook hard aan
als het nodig is.
8.
Een geschrift, te weten een brief, bijgevoegd als bijlage C (pg. 28 tot en met 31), voor zover inhoudende:
(pg. 28).
[benadeelde] KLAPLIP, Motorvriendenclub, 3 november 2020
Als de politie en justitie nietsdoen omdat ze in jou leugens trappen en jou ook niet
aanpakken en [benadeelde] vrijuit laten gaan na wat zij [verdachte] aangedaan heeft, dan moet
iemand anders dat voor [verdachte] op zich nemen en dat gaan wij nu dus doen.
Met WIJ bedoelen wij; [verdachte] zijn motorvrienden.
Je zal dus door [verdachte] zijn motorvrienden zo hard mogelijk aangepakt gaan worden met
zoveel mogelijk SCHADE.
(pg. 29).
[verdachte] verheugt zich er nu al op zegt hij dat er bij [benadeelde] wraak wordt genomen.
[verdachte] zal dan van een afstand toekijken hoe wij [benadeelde] afleren zo met haar buurtgenoten om te gaan.
Ook zal [verdachte] de hele afrekening bij [benadeelde] filmen zegt hij zodat wij motorvrienden van [verdachte] de actie later nog een terug kunnen kijken.
(pg. 30).
Wij, de motorvrienden van [verdachte] , vinden bij het lezen van dit alles en de mondelinge
informatie die zij van hun motorvriend [verdachte] daarbij krijgen - dat jij [benadeelde] - een 1e
klas KUTWIJF bent.
(pg. 31).
WIJ zijn de aanslag bij jou zodanig aan het organiseren en aan het oefenen om op een
snelle manier jou hele voorgevel aan diggelen te helpen.
Datje de rolluiken 's avonds vroeg dicht doet is geen probleem [benadeelde] .
Als jij jou daar veilig bij voelt hebben wij daar geen problemen mee.
Die rolluiken bieden jou enkel de bescherming datje ons niet ziet aankomen.
We gaan echt komen [benadeelde] , dat zweren wij jou.
9.
Een geschrift, te weten een brief, bijgevoegd als bijlage E, (pg. 25), voor zover inhoudende:
[benadeelde] KLAPLIP
Hoe is het.
Al een beetje de bibbers gekregen van onze vorige brief.
Gelukkig want dat was ook de bedoeling.
We komen met HAKBIJLEN - ACCU KETTINGZAGEN maar ook met
KAPMESSEN zoals jij die gebruikt hebt om [verdachte] toe te takelen
10.
Een geschrift, zijnde een brief, bijgevoegd als bijlage D (pg. 32 tot en met 34), voor zover inhoudende:
(pg. 32).
3 januari 2021
KLAPLIPGEVAL
(pg. 33).
Er komt bij jouw volgens [verdachte] niemand binnen maar je weet gewoon dat die
KUTWOUTEN daar iedere keer weer intrappen en dat je met jou Surinaams
smoelbakkus daar iedere keer mee wegkomt bij die loozers van
KUTWOUTEN.
(pg. 34).
Surinaamse KLAPLIP
11.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 februari 2021 (pg. 19 tot en met 23), voor zover inhoudende als weergave van verhoor van verdachte [verdachte] :
V: Diverse brieven welke zijn verstuurd aan [benadeelde] , stonden bij u op de computer,
wat kunt u daar over verklaren?
A: Die heb ik (…) op de computer opgeslagen.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij in de kern naar voren gebracht dat niet hij, maar anderen, meer bepaald zijn motorvrienden, de brieven met daarin de bedreigende en beledigende teksten hebben geschreven en naar aangeefster [benadeelde] hebben verstuurd. Hij had hierbij geen enkele betrokkenheid, aldus de verdachte.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling, onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij of zij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, daarop ook was gericht. De beoordeling of sprake is van redelijke vrees is geobjectiveerd en wordt niet slechts bepaald door eventueel bij het slachtoffer veroorzaakte angstgevoelens.
Naar het oordeel van het hof zijn de in de tenlastelegging weergegeven uitingen in de gegeven omstandigheden en naar objectieve maatstaven van dien aard dat bij aangeefster [benadeelde] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, nu de desbetreffende uitingen voldoende concreet zijn en deze voorts een gedetailleerde beschrijving bevatten van feitelijk handelen dat in algemene zin geschikt is om de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van de ontvanger tot gevolg te hebben. Hierbij neemt het hof eveneens de duurzame aard en tijdspanne waarbinnen de bedreigingen zijn verstuurd in aanmerking.
Het hof overweegt voorts dat een uitlating die in iemands tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, wordt aangedaan als beledigend moet worden beschouwd, wanneer deze de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer of goede naam. In dit verband is het hof van oordeel dat de woorden “Surinaamse klaplip”, “1e klas kutwijf”, “klaplipgeval” en “Surinaamse smoelenbakkus”, naar algemeen spraakgebruik scheldwoorden betreffen die onmiskenbaar ertoe strekten om [benadeelde] in haar eer of goede naam aan te tasten. In het bezigen van deze scheldwoorden ligt de strekking, en daarmee het opzet, om te beledigen besloten.
Uit in de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden volgt naar ’s hofs oordeel dat de verdachte de brieven met de – in de tenlastelegging opgenomen – bedreigende en beledigende teksten heeft opgesteld en naar aangeefster [benadeelde] heeft verstuurd of heeft doen toekomen. Hiertoe overweegt het hof dat (minst genomen een aantal van) de brieven op de computer van de verdachte zijn aangetroffen. Daarnaast is in de woning van de verdachte een labelprinter in beslag genomen, welke gebruikt kan worden om labels te vervaardigen, soortgelijk als die op de enveloppen van de brieven zijn aangetroffen die naar aangeefster zijn verstuurd. Ten slotte vertoont de inhoud van de brieven qua woordgebruik, lettertype, het onderstrepen en het markeren van woorden en/of zinnen, de opmaak en de lay-out, gelijkenissen met andere correspondentie van de hand van de verdachte.
Het hof is mitsdien van oordeel dat de ontkenning van de verdachte, alsmede dat het door de verdachte geschetste scenario, inhoudende dat een ander dan hijzelf de brieven heeft opgesteld en verstuurd, strijdig is met de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen en dat het alternatief scenario ook overigens niet aannemelijk is geworden. Hiertoe weegt het hof in het bijzonder mee dat de verdachte ten overstaan van het hof geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen ter onderbouwing of verificatie van het door hem geponeerde scenario. De omstandigheid dat aangeefster [benadeelde] twee brieven heeft ontvangen in de periode dat de computer van de verdachte door de politie in beslag was genomen, zoals door de verdachte ten verwere is aangevoerd, doet aan het vorenoverwogene niet af. Immers heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij in die periode de computer van zijn zoon heeft gebruikt om brieven te schrijven. Een van deze brieven heeft de verdachte naar verbalisant [verbalisant 1] verstuurd. Deze brief ligt mede ten grondslag aan de constatering van verbalisant [verbalisant 1] dat de naar aangeefster verstuurde brieven opvallende gelijkenissen vertonen met correspondentie afkomstig van de verdachte (het hof verwijst naar bijlage G van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2021 (pg. 14 en 15), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] ).
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en aan belediging, zoals bewezen is verklaard. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,

en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf en vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf en op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [benadeelde] , meermalen gepleegd. Daardoor heeft de verdachte met een structureel karakter inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en bij haar gevoelens van onveiligheid en onbehagen teweeggebracht. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan belediging van [benadeelde] . Door te handelen zoals is bewezenverklaard, heeft de verdachte [benadeelde] in haar eer en goede naam aangetast, waarbij het hof in het bijzonder de door de verdachte gebezigde uitingen jegens personen met een Surinaamse of met een andere etnische achtergrond buitengewoon verwerpelijk acht. Uit het handelen van de verdachte en diens houding ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte slechts oog had voor zijn eigen frustraties en zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen voor het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 juli 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder hier te lande onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij volgende maand [leeftijd verdachte] oud zal worden en momenteel mobiliteitsproblemen heeft, reden waarom hij gebruik maakt van loopkrukken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Ten behoeve van het voorkomen van nieuwe strafbare feiten ziet het hof tevens aanleiding om over te gaan tot oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het hof neemt daarbij de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in acht tegen de achtergrond van de reeds lange tijd verstoorde en spanning veroorzakende verhoudingen en communicatie tussen verdachte en aangeefster. Voorkomen dient ook te worden dat het slachtoffer ongevraagd op hinderlijke wijze met de verdachte dreigt geconfronteerd te worden. De verdachte zal worden bevolen zich gedurende 2 jaren te onthouden van enig contact in welke vorm dan ook, ook niet via derden, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum aangeefster] Het hof bepaalt hierbij dat het elkaar spontaan tegenkomen op straat of in de wijk niet onder de reikwijdte van het verbod valt. Hierbij dient echter wel doorgelopen te worden en geen gesprek en/of andere uitwisseling plaats te vinden. Het hof zal daarbij bepalen dat indien dit verbod wordt overtreden, per overtreding één week vervangende hechtenis zal worden toegepast, waarbij de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt.
Gelet op het structurele karakter waarmee de bedreigingen en de beledigingen aangeefster zijn aangedaan, alsmede de intensiteit van de geuite bedreigingen en beledigingen binnen een relatief korte tijdsspanne, is het hof van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend naar mw. [benadeelde] toe zal gedragen. Daarbij weegt het hof mee dat voorafgaande aan de terechtzitting in hoger beroep, waarbij de advocaat-generaal kenbaar heeft gemaakt nog recente brieven van verdachte aan het slachtoffer te willen overleggen, maar ook tijdens de behandeling van het hoger beroep, verdachte nog steeds geen inzicht blijkt te tonen in het belastende karakter dat het zoeken van contact tussen hem en het slachtoffer mw. [benadeelde] voor de laatst genoemde met zich meebrengt. Het hof zal mitsdien de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht bevelen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op smartengeld.
De politierechter heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij [benadeelde] heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, nu de benadeelde partij in haar goede naam en eer is aangetast. De benadeelde partij heeft voorts gesteld dat zij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte veel stress en angsten ervaart. Zij is bang dat de verdachte haar iets ernstigs aan zal doen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van ernstige bedreigingen zoals de onderhavige gedurende enige tijd last kunnen hebben van angstgevoelens.
Het hof is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat benadeelde door de haar aangedane bedreigingen tevens geestelijk schade heeft geleden dat is aan te merken als een aantasting van haar persoon op andere wijze, hetgeen valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het hof begroot het totaal aan immateriële schade, op grond van het onderzoek in deze strafrechtelijke procedure, naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 1.000,00.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020, zijnde de laatste datum van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 1.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis;
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren geen contact zal opnemen, zoeken of hebben, in welke vorm dan ook, ook niet via derden, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum aangeefster] en bepaalt daarbij dat elkaar spontaan tegenkomen op straat of in de wijk niet valt onder de reikwijdte van het verbod, doch bepaalt dat hierbij geldt dat doorgelopen dient te worden en geen gesprek en/of andere uitwisseling mag plaatsvinden;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan en bepaalt dat de duur van deze vervangende hechtenis 1 week bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
bepaalt dat toepassing van deze vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
beveelt dat de opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid
dadelijk uitvoerbaaris;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro)aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro)als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van 20 (twintig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat der Nederland niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 28 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.