In deze zaak heeft verzoekster op 23 september 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. L.B.M. Klein Tank, raadsheer in het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van de behandelend kamer, waarin de gemachtigde van verzoekster, [betrokkene], was geweigerd op grond van ernstige bezwaren. De wrakingskamer heeft het verzoek zonder behandeling ter zitting in raadkamer behandeld op 27 september 2022. De wrakingsgrond was dat alle rechters in Nederland ten onrechte het Unierecht uitleggen, wat volgens verzoekster in strijd is met de exclusieve bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het hof oordeelde echter dat deze grond niet specifiek genoeg was om mr. Klein Tank te wraken, aangezien het een algemene kritiek op de Nederlandse rechtspraak betrof en niet op de individuele rechter. Bovendien werd vastgesteld dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, aangezien de feiten waarop het verzoek was gebaseerd al eerder bekend waren. De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. De beslissing werd op 28 september 2022 genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. J.W. van Rijkom, voorzitter, en mrs. M.G.W.M. Stienissen en J.I.M.W. Bartelds, leden, bijgestaan door mr. A.J. Anker, griffier.