Op 28 september 2022 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verzoeker in een belastingzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend op 23 september 2022, nadat de gemachtigde van de verzoeker, [betrokkene], eerder was geweigerd op grond van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker stelde dat alle rechters in Nederland ten onrechte het Unierecht uitleggen en toepassen, wat volgens hem in strijd is met de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het hof oordeelde echter dat deze wrakingsgrond niet specifiek genoeg was en niet gericht op de individuele rechter, mr. L.B.M. Klein Tank. De wrakingskamer heeft het verzoek zonder behandeling ter zitting in raadkamer behandeld en geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend. De wrakingskamer besloot dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier.