Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Xenia B.V. ,
[appellant 2],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/364051 / KG ZA 20-643)
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven van Xenia c.s. met een productie;
- de memorie van antwoord tevens akte wijziging eis van [geintimeerde] met producties;
- de akte overlegging aanvullende productie van [geintimeerde] met een productie;
- de akte bezwaar tegen vermeerdering van eis van Xenia c.s. ;
- de mondelinge behandeling, waarbij
3.De beoordeling
“(…)
“(…)
“verkoper”en [appellant 2] als
“garantsteller”ondertekende schriftelijke (zekerheids-) overeenkomst vermeldt:
“(…) De in de koopovereenkomst opgenomen waarborgsom is door koper niet tijdig bij de notaris gestort. Dientengevolge wenst verkoper onder voorbehoud van alle rechten in ieder geval een extra zekerheid van koper.
“(…)
“(…)
“garantsteller”,
“garantie”,
“borgstelling”en
“hoofdelijke aansprakelijk”is gesteld noch gebleken dat betrokkenen op 21 mei 2020 de exacte juridische betekenis van die bewoordingen voor ogen heeft gestaan. Een en ander duidt er wel op dat [appellant 2] aan [geintimeerde] extra financiële zekerheid wilde verschaffen voor de contractuele betalingsverplichtingen die Xenia op grond van de koopovereenkomst tegenover [geintimeerde] heeft of nog zal krijgen, althans dat [geintimeerde] dit zo heeft mogen begrijpen. Dit geldt nog temeer nu de akte ook nadrukkelijk beschrijft dat [geintimeerde] en [appellant 2] de (zekerheids-) overeenkomst hebben gesloten omdat Xenia niet tijdig de contractuele waarborgsom had gestort en [geintimeerde] daarom extra zekerheid wilde hebben.
“persoonlijk en in privé 100% (…) voor de verplichtingen die door Xenia b.v. zijn aangegaan”aansprakelijk te stellen en [geintimeerde] mag zelfs kiezen Xenia
“dan wel de heer [appellant 2] in privé in rechte te betrekken”. In de tekst staat echter ook tot tweemaal toe dan een en ander alleen geldt
“in geval van nalatigheid”dan wel “
bij nalatigheid”. Tussen partijen staat als onvoldoende betwist vast dat hiermee werd bedoeld dat [appellant 2] pas mocht worden aangesproken nadat Xenia nalatig zou zijn bij de nakoming van haar verplichtingen. [makelaar] heeft bij gelegenheid van het pleidooi verklaard dat in zijn beleving ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van 21 mei 2020 nog geen sprake was van nalatigheid in de zin van die overeenkomst, omdat meerdere malen over uitstel was gesproken en ook de overeenkomst van 21 mei 2020 er toe strekte dat Xenia nog gelegenheid zou krijgen om aan haar verplichtingen te voldoen, waarbij die termijn die Xenia daarvoor kreeg nog onbepaald was. Volgens [makelaar] is de “nalatigheid” in de zin van de overeenkomst van 21 mei 2020 pas ontstaan nadat de advocaat van [geintimeerde] Xenia en [appellant 2] bij brief van 24 september 2020 in gebreke heeft gesteld en Xenia en [geintimeerde] de hen toen gestelde termijn hebben laten verstrijken. [geintimeerde] heeft deze uitlatingen van [makelaar] bij het pleidooi beaamd. Dit brengt mee dat de zekerheid die [appellant 2] door middel van de overeenkomst van 21 mei 2020 aan [geintimeerde] verleende, een subsidiair karakter had overeenkomstig het subsidiaire karakter dat ten aanzien van borgtocht is neergelegd in artikel 7:855 leden 1 en 2 BW. Dit wijst er naar het oordeel van het hof op dat [appellant 2] zich jegens [geintimeerde] heeft aangediend als iemand die zich heeft verbonden tot nakoming van de schuld van een “derde” als bedoeld in artikel 7:850 lid 1 BW (te weten Xenia B.V.) en dat de overeenkomst aldus moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van borgtocht en niet als een overeenkomst waarbij [appellant 2] zich hoofdelijk naast Xenia heeft verbonden om de verplichtingen uit de overeenkomst na te komen. [appellant 2] heeft zich jegens [geintimeerde] slechts verbonden tot nakoming van de verbintenis van hoofschuldenaar Xenia (bij nalatigheid van Xenia ). Naar het oordeel van het hof moet de overeenkomst die [geintimeerde] en [appellant 2] op 21 mei 2020 zijn aangegaan, om deze redenen worden gekwalificeerd als een overeenkomst van borgtocht in de zin van de artikelen 7:850 en verder BW.
“Indien het bedrag van de verbintenis van de hoofdschuldenaar
“(…)
4.De uitspraak
- (onder 5.1 ook) [appellant 2] is veroordeeld tot medewerking aan de juridische overdracht van het perceel (overdrachtsveroordeling I);
- (onder 5.3) Xenia c.s. hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of dagdeel dat niet is voldaan aan de overdrachtsveroordeling I en koopsomveroordeling II.a, tot een maximum van