In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om eenhoofdig gezag over zijn kinderen en aanpassing van de zorgregeling. De moeder verzoekt in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep om het eenhoofdig gezag over de kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder en de vader is, en dat de zorgregeling zodanig is dat de kinderen regelmatig contact hebben met beide ouders. Het hof heeft de zaak op 29 september 2022 behandeld en de verzoeken van de vader afgewezen. Het hof oordeelt dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De huidige situatie biedt voldoende stabiliteit voor de kinderen. De vader kan zich niet verenigen met de beslissing van de rechtbank en heeft zijn verzoeken tot wijziging van het gezag en de zorgregeling ingetrokken. De moeder heeft haar verzoek tot eenhoofdig gezag voorwaardelijk ingediend, maar het hof komt hier niet aan toe. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken die betrekking hebben op de meerderjarige [minderjarige 1].