ECLI:NL:GHSHE:2022:3297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
200.313.467_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg, die op 1 juli 2022 had bepaald dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] met een jaar werd verlengd. De vader voerde aan dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige 1] aanwezig was, aangezien het goed ging op school en er geen zorgpunten waren. De gecertificeerde instelling (GI) daarentegen stelde dat er wel degelijk sprake was van een ontwikkelingsbedreiging, vooral door het ontbreken van contact tussen [minderjarige 1] en zijn broertje [minderjarige 2]. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2022 werd de vader niet gehoord, terwijl de GI en de moeder wel aanwezig waren. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, wat resulteerde in een brief aan het hof.

Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de ontwikkelingsbedreigingen voor [minderjarige 1] nog steeds aanwezig zijn, met name door de verstoorde communicatie tussen de ouders en het gebrek aan contact met zijn broertje. De vader heeft niet aangetoond dat hij in staat is om de noodzakelijke hulp voor [minderjarige 1] zelfstandig te regelen. Gezien de complexiteit van de situatie en de noodzaak voor begeleiding, heeft het hof besloten de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof verzocht om een afschrift van de uitspraak naar het centraal gezagsregister te sturen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 29 september 2022
Zaaknummer : 200.313.467/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/305848 / JE RK 22-1004
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In het kort:
Deze zaak gaat over de verlenging van de ondertoezichtstelling van:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008 (hierna: [minderjarige 1] ).
Als informant wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
(hierna te noemen: de moeder).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: [regio] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 21 juli 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking, voor zover daarbij de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is verlengd met een jaar, te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] wordt afgewezen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. ter Meulen-Mouwen, namens de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2]
- de moeder.
2.3.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
De raad is, met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 9 september 2022. De inhoud van deze brief is kort en zakelijk weergegeven en in een brief aan partijen ter kennisneming gestuurd. Partijen hebben de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 21 juli 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 28 juni 2022;
  • kopie plan van aanpak ondertoezichtstelling [minderjarige 1] , ingekomen ter griffie op 29 augustus 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Tijdens de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013.
3.2.
[minderjarige 1] woont bij de vader en [minderjarige 2] woont bij de moeder. De vader is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en de moeder heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 13 juli 2018 onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd tot 13 juli 2023.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals door de advocaat aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan.
Voor de vader is het onduidelijk waarop de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] gebaseerd is. Het gaat goed met [minderjarige 1] op school, zijn sociaal emotionele ontwikkeling is adequaat, hij sport en er zijn ook geen overige zorgpunten omtrent zijn ontwikkeling. Er wordt dan ook niet voldaan aan het wettelijk vereiste voor verlenging van de ondertoezichtstelling.
Volgens de GI is het een risico voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] indien er geen contact tussen de broertjes is. Het ontbreken van dat contact is echter het gevolg van een bewuste beslissing van de GI, namelijk het stopzetten van de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2] .
Het is zeer ingrijpend dat [minderjarige 2] plots uit het gezin van de vader is weggevallen en de vader heeft daarom ook psychologische hulp voor [minderjarige 1] ingeschakeld. Het gedwongen kader is daarvoor niet nodig en zal een belemmering vormen omdat [minderjarige 1] in het verleden slechte ervaringen met de GI heeft gehad. [minderjarige 1] voelt zich niet gehoord en gekwetst en gekrenkt door de GI. Recent heeft de GI zonder nader overleg met de vader of [minderjarige 1] een instantie ingeschakeld waarin [minderjarige 1] geen vertrouwen heeft.
De ondertoezichtstelling is ook niet nodig in verband met de informatieplicht richting de moeder. De vader verstrekt de informatie conform afspraak. Het is de moeder die vervolgens inbreuk maakt op de privacy van [minderjarige 1] door het plaatsen van deze informatie op social media. Dit is belastend voor [minderjarige 1] . Omdat [minderjarige 1] dat als een inbreuk op zijn privacy ervaart, wordt de informatie die de vader aan de moeder overlegt, soberder en algemener van aard. Dit rechtvaardigt echter niet dat om die reden de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd wordt. Voor een ondertoezichtstelling dient sprake te zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en daarvan is bij [minderjarige 1] geen sprake.
3.6.
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De ouders zijn wel degelijk goed geïnformeerd door de GI. De GI heeft samen met de betrokkenen diverse sessies gehad, juist om de dilemma’s voorafgaand aan het besluit met de ouders te bespreken.
Er is bij [minderjarige 1] nog wel degelijk sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Door gebrek aan communicatie tussen de vader en de moeder is er bij [minderjarige 1] een enorm loyaliteitsconflict ontstaan. Het is voor [minderjarige 1] belangrijk dat er enige vorm van communicatie tussen de ouders mogelijk is. Dit gaat niet vanzelf gebeuren en daarin is sturing nodig. [minderjarige 1] voelt geen emotionele toestemming van de vader om onbelast te kunnen omgaan met de moeder en vertoont hierdoor een enorme weerstand in het contact met de moeder.
Recentelijk is de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2] stopgezet waardoor [minderjarige 1] zijn broertje niet meer ziet in de thuissituatie bij de vader. Hierdoor heeft [minderjarige 1] zich nog verder van de moeder gedistantieerd. De GI ziet een taak om vanuit de ondertoezichtstelling te onderzoeken met de ouders en de hulpverlening hoe zij hun rol als ouder (op afstand) kunnen vormgeven voor de kinderen, zodat de deur tot contact op een kier blijft staan. Hier hoort ook bij dat de vader en de moeder elkaar op gepaste wijze informeren.
De GI dwingt [minderjarige 1] niet tot omgang met de moeder. De GI volgt de ontwikkeling van [minderjarige 1] op dit punt en bekijkt wanneer [minderjarige 1] er wel klaar voor is. Op dit moment is het belangrijk dat er wordt ingezet op contact tussen [minderjarige 1] en zijn broertje [minderjarige 2] . Dat vader [minderjarige 1] zou hebben aangemeld voor hulpverlening, is bij navraag onjuist gebleken. Ook hierin zit voor de GI een grote zorg en dit toont ook aan dat hulp vanuit het vrijwillig kader ontoereikend is, want de hulp is wel nodig.
3.7.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende naar voren gebracht. De informatievoorziening vanuit de vader verloopt niet goed. De vader communiceert niet met de moeder. De moeder betreurt het zeer dat [minderjarige 1] geen contact met haar wil maar zij zou hem nooit dwingen tot contact. De moeder is het eens met het feit dat er contact mogelijk zou moeten zijn tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 2] mist zijn broer enorm. De moeder ondersteunt de ondertoezichtstelling dan ook.
De motivering van de beslissing
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
  • de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
  • de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste één jaar.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat er voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd.
3.8.4.
[minderjarige 1] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] zijn enerzijds gelegen in het ontbreken van contact tussen hem en [minderjarige 2] en de onduidelijkheid over zijn wensen en behoeftes en de mogelijkheden voor dat contact en eventueel met zijn moeder. Anderzijds zit de ontwikkelingsbedreiging in de onduidelijkheid over de informatieplicht van de vader richting de moeder. Deze ontwikkelingsbedreigingen kunnen niet zonder gedwongen kader worden opgeheven.
3.8.5.
Uit de stukken komt naar voren dat de bijna 14-jarige [minderjarige 1] een vrolijke, gevoelige jongen is, die ontzettend klem zit in loyaliteit. Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondeling behandeling is gebleken dat de spanningen tussen de ouders blijven voortduren waardoor [minderjarige 1] geen emotionele toestemming krijgt om met beide ouders onbelast te kunnen omgaan. Hier lijkt op korte termijn ook geen verandering in te komen. De recente beslissing van de rechtbank om [minderjarige 1] en zijn broertje [minderjarige 2] ieder bij één ouder te laten opgroeien en het stopzetten van de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2] (waardoor [minderjarige 1] zijn broertje thuis niet meer ziet) is zeer ingrijpend geweest voor alle gezinsleden. Deze situatie is complex en zowel de ouders als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben tijd en ruimte nodig om te werken aan de doelen, zoals de GI die heeft gesteld.
Naar de mening van de GI heeft [minderjarige 1] hulpverlening nodig om te kunnen verwerken dat hij zijn broertje thuis niet meer ziet. De vader heeft aangegeven hulpverlening te hebben gezocht binnen het vrijwillige kader. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat een aanvraag tot hulpverlening niet tot stand is gekomen, althans in ieder geval niet heeft geleid tot enige vorm van hulpverlening voor [minderjarige 1] . Dit is zorgelijk. Hiermee staat voor het hof vast dat de vader niet op eigen kracht en zelfstandig de noodzakelijke hulp voor [minderjarige 1] wil of kan regelen.
3.8.6.
Gelet op de hiervoor onder rov. 3.8.4. vermelde ontwikkelingsbedreiging is het noodzakelijk dat onderzocht wordt wat de wensen en behoeften van [minderjarige 1] zijn in het contactherstel met zijn broertje. Uit de stukken is gebleken dat het de vader en de moeder niet gelukt is de communicatie (voldoende) te verbeteren. Nu de vader en de moeder niet in staat zijn zaken rondom contactherstel tussen de broertjes samen op te pakken, is hier een instantie voor nodig. De GI heeft dit al in gang gezet door contact te leggen met de Mutsaersstichting. De kans dat het contactherstel zal slagen, is naar het oordeel van het hof erg klein wanneer de ondertoezichtstelling zal worden beëindigd.
Daarbij komt dat het feit van de verstoorde communicatie tussen de ouders met zich brengt dat de informatievoorziening vanuit de vader richting de moeder ook niet goed loopt. Op dit punt is eveneens de hulp van de GI nodig.
3.8.7.
Gezien het vorenstaande acht het hof een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van één jaar noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden.
3.8.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond van 1 juli 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, A.J.F. Manders en A.M. Bossink en is op 29 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.