ECLI:NL:GHSHE:2022:3293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
200.308.527_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag en vervanging van bewindvoerder en mentor in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en mentor van mevrouw [betrokkene]. Verzoekster, de dochter van betrokkene, had in hoger beroep gevraagd om de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 27 december 2021 te vernietigen, waarin het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en mentor was afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 augustus 2022, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A. Bouwmeester, en de mentor/bewindvoerder werd vertegenwoordigd door mevrouw [medewerker]. De betrokkene was niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen.

Verzoekster voerde aan dat er gewichtige redenen waren om de mentor/bewindvoerder te ontslaan, waaronder de verslechterde leefomstandigheden van betrokkene en de nalatigheid van de mentor/bewindvoerder in de zorg voor haar gezondheid. Het hof heeft echter geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de mentor/bewindvoerder haar taken niet naar behoren vervulde. Het hof heeft vastgesteld dat de mentor/bewindvoerder regelmatig contact had met de zorgverleners van betrokkene en dat zij probeerde de verstandhouding met verzoekster te normaliseren.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van verzoekster afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 september 2022
Zaaknummer: 200.308.527/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9340810 TD VERZ 21-1004 en 9340952 TD VERZ 21-1007
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoekster (dochter van betrokkene),
advocaat: mr. A. Bouwmeester,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
  • mevrouw [betrokkene] , de betrokkene en moeder van verzoekster, hierna te noemen: betrokkene;
  • [mentor/bewindvoerder] B.V., hierna te noemen: de mentor/bewindvoerder;
  • de heer [de zoon] , zoon van betrokkene en broer van verzoekster, hierna te noemen: de heer [de zoon] of de zoon.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 27 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 maart 2022, heeft verzoekster verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
a. te ontslaan [mentor/bewindvoerder] B.V. in de hoedanigheid van bewindvoerder en
mentor van betrokkene;
te benoemen mevrouw [voorgestelde opvolgend mentor] , wonende te [woonplaats] tot de opvolgend mentor van betrokkene;
te benoemen [voorgestelde opvolgend bewindvoerder] B.V., kantoorhoudende te [kantoorplaats] , tot de opvolgend
bewindvoerder van betrokkene.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • verzoekster, bijgestaan door mr. Bouwmeester;
  • [mentor/bewindvoerder] B.V., vertegenwoordigd door mevrouw [medewerker] ;
  • de heer [de zoon] .
2.2.1.
De betrokkene, mevrouw [betrokkene] is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 september 2021.
2.3.1.
Na de mondelinge behandeling is op verzoek van het hof ingekomen (een kopie van) de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 6 maart 2020 waarbij ten behoeve van betrokkene het bewind en mentorschap is ingesteld en waarbij [mentor/bewindvoerder] B.V. is benoemd tot bewindvoerder en mentor.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 6 maart 2020 is een bewind en mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene waarbij [mentor/bewindvoerder]
B.V. is benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 27 december 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant het verzoek van verzoekster tot – kort gezegd – ontslag van [mentor/bewindvoerder] B.V. als bewindvoerder en mentor van betrokkene afgewezen.
3.3.
Verzoekster kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Verzoekster voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, – samengevat – het volgende aan. Er is sprake van gewichtige redenen om [mentor/bewindvoerder] B.V. te ontslaan als mentor en bewindvoerder van betrokkene.
Sinds de benoeming van de mentor/bewindvoerder zijn de leefomstandigheden van betrokkene steeds verder verslechterd. Zo heeft betrokkene onvoldoende kleding. Regelmatig verdwijnt er kleding van betrokkene. Zij heeft daardoor vaak kleding aan van vreemden. De mentor/bewindvoerder onderneemt hier geen actie op. Verder is de mentor/bewindvoerder nalatig geweest ten aanzien van de huiduitslag en jeuk van betrokkene. Als gevolg hiervan heeft betrokkene bijna een jaar lang wonden gehad. Verzoekster heeft daarom meerdere keren tevergeefs aan de mentor/bewindvoerder gevraagd om hierop actie te ondernemen. Pas nadat verzoekster op eigen initiatief betrokkene heeft meegenomen naar een dermatoloog is betrokkene snel hersteld van haar jeuk en huiduitslag. De relatie tussen de mentor/bewindvoerder enerzijds en verzoekster anderzijds is hierdoor ernstig verstoord geraakt. Het onderlinge wantrouwen tussen de mentor/bewindvoerder en verzoekster is thans ongekend groot. Dit blijkt alleen al uit het feit dat de mentor/bewindvoerder een hangslot op de kledingkast van betrokkene heeft laten plaatsen en verzoekster de toegang tot het medisch dossier van betrokkene is ontzegd. Voorts heeft de bewindvoerder de ringen van betrokkene zonder overleg met verzoekster in bewaring gegeven bij de zoon van betrokkene, terwijl de onderlinge verstandhouding tussen betrokkene en haar zoon en tussen verzoekster en haar broer danig is verstoord. De ontstane situatie is niet alleen onwerkbaar, maar ook schadelijk voor betrokkene. Na alles wat verzoekster heeft geprobeerd, ziet zij geen mogelijkheden meer om de samenwerking met de mentor/bewindvoerder te verbeteren. Deze omstandigheden maken dat er sprake is van gewichtige redenen om de mentor/bewindvoerder te ontslaan. Verzoekster begrijpt dat het niet in het belang van betrokkene is als zij zelf deze functies zou gaan vervullen. Ze heeft hiertoe twee onafhankelijke professionele dienstverleners bereid gevonden (als mentor mevrouw [voorgestelde opvolgend mentor] en als bewindvoerder [voorgestelde opvolgend bewindvoerder] B.V.).
3.5.
De mentor/bewindvoerder heeft op de mondelinge behandeling verweer gevoerd. Zij heeft – samengevat – verklaard dat zij van mening is dat zij haar werkzaamheden als mentor/bewindvoerder van betrokkene nog steeds goed kan verrichten. Ze heeft regelmatig contact met de persoonlijke begeleider van betrokkene, alsmede met de specialistisch verpleegkundige, de teammanager en de raad van bestuur van de zorginstelling waar betrokkene verblijft. Op advies van de verpleegkundig specialisten spreekt zij niet zelf meer met betrokkene. Betrokkene is als gevolg van haar ziekte daartoe niet meer in staat. De mentor/bewindvoerder weerspreekt dat betrokkene niet over voldoende kleding beschikt. Sinds de kasten op slot zijn verdwijnt er geen kleding meer. Tot slot geeft de mentor/bewindvoerder aan dat zij ontwikkelingen op het gebied van de zorg voor betrokkene per e-mail doorstuurt naar verzoekster en de zoon van betrokkene. Zij tracht thans de situatie tussen haar en verzoekster te normaliseren. Zo heeft zij verzoekster onlangs gevraagd om met betrokkene opnieuw naar de huidkliniek te gaan.
3.6.
De heer [de zoon] heeft ter mondelinge behandeling – kort samengevat – verklaard dat hij hoopt dat [mentor/bewindvoerder] B.V. aanblijft als mentor en bewindvoerder van betrokkene. Mevrouw [medewerker] van [mentor/bewindvoerder] B.V. doet haar werk goed en is in staat verzoekster waar nodig tegenwicht te bieden. Volgens hem heeft betrokkene altijd al huidproblemen gehad. Zo heeft betrokkene op dit moment last van blauwe plekjes op haar huid. De mentor houdt de heer [de zoon] en verzoekster voldoende op de hoogte van de (gezondheids)toestand van betrokkene.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 respectievelijk artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder respectievelijk de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder respectievelijk mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder respectievelijk medementor of degene die gerechtigd is onderbewindstelling respectievelijk mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid respectievelijk artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Naar het oordeel van het hof zijn er geen gewichtige redenen om de mentor/bewindvoerder ontslag te verlenen. De door verzoekster gestelde omstandigheden zijn niet zodanig dat kan worden aangenomen dat de mentor/bewindvoerder haar werk niet goed doet. De mentor/bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep voldoende aannemelijk gemaakt dat zij haar taken naar behoren vervult. Zo heeft zij regelmatig en goed contact met de persoonlijk begeleider van betrokkene, alsook met de verpleegkundig specialisten en de teammanager van de afdeling van de zorginstelling waar betrokkene verblijft. De omstandigheid dat er sprake is van een moeizame verstandhouding tussen verzoekster en de mentor/bewindvoerder acht het hof onvoldoende om tot ontslag van de mentor/bewindvoerder over te gaan. Dit geldt te meer nu ter mondelinge behandeling is gebleken is dat de mentor/bewindvoerder de verstandhouding tussen haar en verzoekster probeert te normaliseren. Zo heeft de mentor/bewindvoerder verzoekster gevraagd om binnenkort opnieuw met betrokkene naar de huidkliniek te gaan. Ook heeft de mentor/bewindvoerder gesteld dat zij verzoekster en de zoon van betrokkene regelmatig per e-mail op de hoogte houdt van belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot betrokkene. Dit alles is door verzoekster niet weersproken. Het hof ziet, alles overziende, dan ook geen reden voor een wijziging van de mentor/bewindvoerder zoals verzoekster voorstaat.
3.7.3.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 27 december 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.L. Schaafsma-Beversluis en N. Veenendaal en is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.