ECLI:NL:GHSHE:2022:3262

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
20-000910-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van babyvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1959, was eerder veroordeeld voor diefstal en had een straf van één week gevangenisstraf opgelegd gekregen. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had babyvoeding (Nutrilon) gestolen uit een supermarkt in Tilburg, wat leidde tot overlast voor winkeliers en schade voor de maatschappij. Het hof heeft vastgesteld dat eerdere veroordelingen de verdachte niet hebben weerhouden van het plegen van nieuwe delicten. Ondanks dat de verdachte niet ter zitting verscheen, heeft het hof geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is voor normhandhaving en preventie. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf verhoogd naar twee weken, waarbij het vonnis van de politierechter gedeeltelijk is vernietigd en voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000910-21
Uitspraak : 29 augustus 2022
VERSTEK (DIP)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 maart 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-007889-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust met:
  • uitzondering van de opgelegde straf;
  • aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van babyvoeding (Nutrilon) uit de supermarkt [bedrijf] te Tilburg. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Dergelijk handelen levert voor winkeliers veel overlast en ergernis op en hindert hen in de bedrijfsvoering. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen, uiteindelijk door consumenten worden betaald.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 juni 2022, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke delicten. De politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de verdachte bij vonnis van 30 april 2019 (parketnummer 02-235762-18) (onherroepelijk 15 mei 2019) ter zake van diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag en een taakstraf voor de duur van 35 dagen, subsidiair 17 dagen hechtenis. Deze taakstraf is niet door de verdachte naar behoren voltooid en zijn tegen de omzetting daarvan gericht bezwaarschrift is ongegrond verklaard waarna de vervangende hechtenis is ten uitvoer gelegd. Voordien heeft de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant de verdachte bij vonnis van 24 mei 2017 (parketnummer 02-041604-17) (onherroepelijk 12 januari 2018) ter zake van winkeldiefstal veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan de helft voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ook het onvoorwaardelijk deel van deze taakstraf is niet volledig naar behoren voltooid, gelet op de vermelde tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat de verdachte na het plegen van onderhavig feit opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met een diefstal met geweld en recent op 14 januari 2022, daarvoor ook reeds is veroordeeld en wel tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Vanwege laatstgenoemde veroordeling is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Bovenvermelde weergave van een deel van verdachtes strafblad dat inmiddels 10 pagina’s telt, schetst het beeld dat eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten hem niet ervan hebben weerhouden opnieuw vermogensdelicten te plegen. Kansen die de verdachte eerder zijn gegeven door oplegging van taakstraffen, resulteerden in al dan niet gehele tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Deze straffen hebben recidive in ieder geval niet kunnen voorkomen. Daar komt bij dat de dagvaarding voor de onderhavige zitting in hoger beroep in persoon aan de verdachte is uitgereikt en de verdachte aldus wordt verondersteld van de zitting op de hoogte te zijn, maar de verdachte zijn verantwoordelijkheid niet lijkt te willen nemen, nu hij niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en evenmin zijn raadsvrouw heeft gecontacteerd om zich door haar te laten bijstaan en/of vertegenwoordigen.
Verder heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep in het kader van het door zijn raadsvrouw gedane aanhoudingsverzoek, naar voren zijn gebracht. Dat de gezondheidstoestand van de verdachte aan het opleggen van een vrijheidsstraf in de weg staat is het hof daarbij overigens onvoldoende gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en speciale en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarnaast zal het hof, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de justitiële documentatie van de verdachte, een hogere straf dan de politierechter opleggen. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en geboden.
Aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof vult de toepasselijke wettelijke voorschriften aan met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 29 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N.I.B.M. Buljevic is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.