In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte was ter zake van feiten 1 en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij primair heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging, omdat camerabeelden van cruciaal bewijs zoek zijn geraakt. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie zou moeten leiden. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen gevolgd, met enkele aanvullingen en verbeteringen in de kwalificatie van de feiten. De verdachte is als medepleger aangemerkt en het hof heeft de gevangenisstraf bevestigd, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De beslissing is gegrond op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.