In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van een feit, zoals bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet, en kreeg een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De advocaat-generaal heeft een hogere straf gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit of, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een lichtere straf heeft voorgesteld. Het hof heeft het beroep van de verdediging verworpen en zich verenigd met het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde hoofdstraf.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als drugsrunner op de A16 handelde, waarbij hij contact legde met undercover politieagenten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het faciliteren van de drugshandel door als tussenpersoon op te treden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te verhogen naar vier maanden, met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.