In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1982, was in eerste aanleg veroordeeld voor schuldwitwassen van een geldbedrag van € 109.920,-. De rechtbank had geen straf of maatregel opgelegd, maar had wel het in beslag genomen geld verbeurd verklaard. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de rechtbank. De verdediging voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden, of in ieder geval een lagere straf opgelegd moest worden. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de rechtbank heroverwogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank grotendeels overgenomen, maar heeft enkele aanvullingen en verbeteringen aangebracht in de bewijsoverwegingen.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de opgelegde straf te wijzigen. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, heeft het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft ook bevestigd dat het verbeurd verklaarde geldbedrag van € 109.920,- blijft staan. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn in de eerste aanleg.