ECLI:NL:GHSHE:2022:322

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
20-001607-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing door het plaatsen van een video op Facebook met gewelddadige oproepen tegen politieagenten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren voor het opruien tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag door het plaatsen van een video op Facebook. De video bevatte een raptekst die opriep tot geweld tegen politieagenten, wat door de verbalisanten als bedreigend werd ervaren. Het hof oordeelde dat de verdachte geen geslaagd beroep op de vrijheid van meningsuiting kon doen, omdat de inhoud van de video en de raptekst aanzetten tot strafbare feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De verdachte had betoogd dat zijn uitlatingen satirisch bedoeld waren, maar het hof oordeelde dat de tekst niet anders kon worden opgevat dan als een oproep tot geweld. De uitspraak benadrukt de grenzen van de vrijheid van meningsuiting, vooral wanneer deze in strijd is met de openbare orde.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001607-20
Uitspraak : 4 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 20 juli 2020 in de strafzaak met parketnummer 03-019586-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] [geboortejaar]
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter ter zake van in het openbaar, bij afbeelding tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, opruien, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de straf. Gevorderd is dat de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Door de verdachte is betoogd dat hij van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2019 tot en met 17 januari 2019 in de gemeente [plaats 1] en/of in de gemeente [plaats 2] , althans in Nederland , in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door een (bewerkte) video op zijn, verdachtes, (openbare) Facebook-pagina te plaatsen en/of geplaatst te houden, op welke video diverse politieambtenaren te zien zijn (waaronder ook aangever [aangever 1] en/of aangever [aangever 2] en/of aangever [aangever 3] ), welke doende zijn met de uitvoering van hun werkzaamheden, onder meer het verrichten van een aanhouding, en onder welke video muziek is gemonteerd met de volgende (rap)tekst:
Je weet dat je in je recht staat
Ik hoop dat je die landverrader keihard op zijn bek slaat
Pak ze allemaal maar trouwens, tien op een rij
Dat kan ik niet maken, mijn zoontje staat erbij
Maar dit is toch dat punt wat je graag had willen maken
Hoe hedendaagse politie hun dienstbaarheid verzaken
Hoe het is gesteld met onze rechterhand der wet
En dat jij je tegen deze vorm van machtsmisbruik verzet
Maar dit wordt live gefilmd, laat de beelden maar spreken
Ik bereik mijn doel als dit veel wordt bekeken
Beloof me dat je achteraf die klootzak op gaat zoeken
Hem zijn huis gaat leren kennen, zeker alle 80 hoeken
Tot de foto op zijn paspoort niet meer door de keuring komt
Omdat jij of iemand anders hem de tering in heeft gestompt
Nee ik werk mee, ga jij maar naar zijn huis
Dan krijgt hij wat hij verdient En ben ik over zes uur weer thuis
welke muziek en/of tekst gevolgd wordt door het geluid van twee (pistool)schoten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Ook heeft het hof de in de tenlastelegging ontbrekende regel ‘En dat jij je tegen deze vorm van machtsmisbruik verzet’ toegevoegd, nu het onmiskenbaar de bedoeling van de tenlastelegger was de gehele (rap)tekst integraal in de tenlastelegging op te nemen. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij in de periode van 9 januari 2019 tot en met 17 januari 2019 in Nederland in het openbaar bij afbeelding tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid door een (bewerkte) video op zijn, verdachtes, (openbare) Facebook-pagina te plaatsen en geplaatst te houden, op welke video diverse politieambtenaren te zien zijn (waaronder ook aangever [aangever 1] en aangever [aangever 2] en aangever [aangever 3] ), welke doende zijn met de uitvoering van hun werkzaamheden, onder meer het verrichten van een aanhouding, en onder welke video muziek is gemonteerd met de volgende (rap)tekst:
Je weet dat je in je recht staat
Ik hoop dat je die landverrader keihard op zijn bek slaat
Pak ze allemaal maar trouwens, tien op een rij
Dat kan ik niet maken, mijn zoontje staat erbij
Maar dit is toch dat punt wat je graag had willen maken
Hoe hedendaagse politie hun dienstbaarheid verzaken
Hoe het is gesteld met onze rechterhand der wet
En dat jij je tegen deze vorm van machtsmisbruik verzet
Maar dit wordt live gefilmd, laat de beelden maar spreken
Ik bereik mijn doel als dit veel wordt bekeken
Beloof me dat je achteraf die klootzak op gaat zoeken
Hem zijn huis gaat leren kennen, zeker alle 80 hoeken
Tot de foto op zijn paspoort niet meer door de keuring komt
Omdat jij of iemand anders hem de tering in heeft gestompt
Nee ik werk mee, ga jij maar naar zijn huis
Dan krijgt hij wat hij verdient
En ben ik over zes uur weer thuis
welke muziek en tekst gevolgd wordt door het geluid van twee (pistool)schoten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie [eenheid], onderzoek [onderzoek] gesloten d.d. 26 januari 2019 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 47), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2019 (pg. 10 t/m 12), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van aangever [aangever 1] :
(pg. 10)
Bij deze doe ik aangifte ter zake belediging van een ambtenaar in functie en opruiing. Ik ben werkzaam als hoofdagent bij de politie, basisteam [plaats 1] . Op woensdag 9 januari 2019, omstreeks 18:40 uur, was ik in dienst en werd mij opgedragen om samen met een andere collega een patrouille te vormen om een collega motoragent te ondersteunen bij een identiteitscontrole van een groepering [naam 1] op de [adres 2] te [plaats 1] .
Hierop ben ik samen met mijn collega aan de slag gegaan om de identiteit van twee aangewezen personen te controleren. Ik zag en hoorde dat een van de personen die nog gecontroleerd moest worden met zijn mobiele telefoon
aan het filmen was. Er werd tevens gezegd dat er gefilmd werd en dat wij op een livestream op Facebook te zien waren. Tijdens de controle hoor ik dat er een discussie aan de gang is tussen mijn collega en de man, die aan het filmen is. Dit blijkt later [naam 2] te zijn. Tevens noemde [naam 2] mijn collega een lulhannes. Uiteindelijk werd door een andere persoon, naar later bleek [naam 3] , mijn collega uitgemaakt voor ontzettende misselijke eikel, of woorden van gelijke strekking. Hierop werd [naam 3] aangezegd dat hij was aangehouden ter zake belediging. Door deze hele situatie voelde ook ik mij beledigd en aangetast in mijn goede naam en eer.
(pg. 11)
Tijdens deze aanhouding bleef [naam 2] doorfilmen en werden deze beelden live op Facebook gedeeld.
Op die avond kreeg ik reeds diverse signalen vanuit vrienden en familie, dat ik in een filmpje op Facebook was te zien.
Op donderdag 10 januari 2019 bleek vervolgens dat het voornoemde filmpje in een bewerkte vorm wederom op Facebook werd geplaatst door een zekere [naam 4] . Hierbij werden diverse teksten neergezet onder de collega’s die in beeld kwamen, waaronder: ‘Good Cop?’, ‘NSB?’ en ‘Gestapo?’. Op het moment, dat ik in beeld verschijn, komt er onder mij de tekst ‘NSB?’ te staan. Door deze verwijzing voel ik mij ernstig beledigd en in mijn goede naam en eer aangetast. Op het filmpje is tevens een raptekst te horen, waarin wordt opgeroepen tot het opzoeken van politieagenten in hun woning en het gebruiken van ernstig geweld, waardoor herkenning van een paspoortfoto niet meer mogelijk is. Tevens zijn er aan het einde van de tekst twee geluiden hoorbaar, die ik herken als zijnde de geluiden van pistoolschoten. Ook dit filmpje is openbaar gedeeld binnen Facebook en kan door eenieder bekeken worden.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2019 (pg. 13 t/m 15), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van aangever [aangever 2] :
(pg. 13)
Op woensdag 9 januari 2018 omstreeks 18.45 uur was ik werkzaam als politieambtenaar in de gemeente [plaats 2] . Ik reed toen samen met mijn collega naar de rotonde gelegen aan de [adres 2] in [plaats 1] . Op deze locatie waren diverse [naam 1].
Omdat er recent zeer veel ongeregeldheden zijn geweest met [naam 1] besloten wij om de identiteit van deze personen vast te stellen.
Een collega motoragent was reeds doende met de controle van deze personen met [naam 1] . Wij assisteerden deze motoragent met het vaststellen van de identiteit van de personen in de groep. Een van de mannen was doende met diens mobiele telefoon. Hij hield deze telefoon vast op een manier die men toepast als men filmt of fotografeert met een mobiele telefoon.
(pg. 14)
Een andere persoon schreeuwde vervolgens: ‘Wij zijn live op Facebook aan het streamen en ik wil niet dat jij zijn identiteit opnoemt’. Ik legde de man uit dat ik doende was met mijn werk en dat ik de identiteit van de man met de telefoon in diens handen wilde vaststellen. Dit betrof een zekere [naam 2] .
Ik ging door met mijn onderzoek en hoorde dat de andere man vervolgens tegen mij schreeuwde: ‘Jij bent een eikel’ of woorden van gelijke strekking. Ik voelde mij door deze belediging in mijn eer en goede naam aangetast. Dit mede daar de man zojuist had aangegeven dat hij dit live op Facebook streamde en ik door een zeer groot publiek kon worden waargenomen.
Op 10 januari 2019 werd ik door een collega op de hoogte gesteld van het feit dat er een filmpje op Facebook was geplaatst. Op dit filmpje was te zien dat ik, samen met mijn collega’s die de controle op de [naam 1] hadden uitgevoerd, werd uitgemaakt voor: ‘GESTAPO?’ en ‘NSB’ERS?’. Dit betroffen de cameraopnames van de controle, echter waren deze beelden nu bewerkt. Op dit bewerkte filmpje was eveneens een raptekst hoorbaar. Zo was er onder andere hoorbaar dat men opriep om politieagenten op te zoeken in hun woning en om geweld tegen hen toe te passen, zodat zij hierna niet meer herkenbaar mochten zijn aan de hand van de foto op hun paspoort. Op het filmpje waren eveneens pistoolschoten hoorbaar. Ik vatte deze tekst op als een oproep om mij en mijn collega op te zoeken en in elkaar te slaan. Ik zag in het filmpje meermaals mijn gezicht voorbijkomen met hierbij beledigende teksten als ‘NSB’er?’ en ‘Gestapo?’. Ik voelde mij door de beledigende teksten en uitspraken in mijn eer en goede naam aangetast. Mede doordat dit voor een zeer, maar dan ook zeer groot publiek zichtbaar is. Namelijk heel Facebook. Het filmpje is voor eenieder zichtbaar. Ik voel mij eveneens zeer bedreigd daar men in het filmpje anderen opzet tot het toebrengen van ernstig letsel bij mij en mijn collega’s.
3.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2019 (pg. 16 t/m 19), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van aangever [aangever 3] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord aangever
O: Opmerking verbalisant
(pg. 16)
V: Wat is er precies gebeurd?
A: Ik ben werkzaam als hoofdagent bij de politie, basisteam [plaats 1] . Op woensdag 9 januari 2019 was ik in dienst. Samen met een collega waren wij in burger in een onopvallend politievoertuig aan het werk. Toen wij omstreeks 18:00 uur over de [adres 3] in [plaats 1] reden, zagen wij een aantal personen, ik schat 6 of 7, [naam 1] .
Korte tijd later hoorden mijn collega en ik dat de motorrijder alleen ter plaatse zou gaan om de identiteit van de personen met [naam 1] vast te stellen. Vanwege het aantal personen in [naam 1] , ik schat 6 of 7, en het feit dat mijn collega en ik in burger waren, besloten wij ons toch in de buurt op te stellen zodat wij konden
(pg. 17)
ingrijpen als er iets mis zou gaan.
Wij zagen dat onze collega, de motorrijder, bij de personen in [naam 1] stond. Verder zagen wij dat één persoon [naam 1], later bleek dit [naam 2] te zijn, alles wat er gebeurde filmde.
Ik zag en hoorde dat de sfeer langzaam grimmiger werd. Er werden beledigingen geuit naar mijn collega's en iets gezegd in de trant van dat als mijn collega's problemen wilden, zij dit konden krijgen. Ik hoorde dat mijn collega, waarvan een aangifte is opgenomen onder [aangever 2] , een persoon, naar later bleek [naam 3] , mededeelde dat deze was aangehouden ter zake belediging. Ik zag dat [naam 2] , die nog steeds
alles filmde, bewegingen maakte waaruit ik afleidde dat hij deze [naam 3] probeerde af te schermen.
Ik zag dat [naam 2] dit hele incident filmde en ondertussen commentaar leverde. Ik wist dat [naam 2] hetgeen hij filmde livestreamde.
V: Hoe wist je dat?
A: Dat heeft hij op een gegeven moment gezegd. Het hele gebeuren zou op een livestream van Facebook te zien zijn.
(pg. 18)
V: Wat gebeurde er daarna?
A: Op donderdag 10 januari 2019 stuurde mijn vriendin, terwijl ik aan het werk was, weer een printscreen van Facebook door, die zij weer via via had gekregen. Dit zijn een aantal foto's van dat incident met hierbij de tekst 'de Beukers van [plaats 1] '.
V: Gebeurde er daarna nog iets?
A: Op vrijdag 11 januari 2019 kreeg ik weer een bericht doorgestuurd van Facebook. Dit was weer een bericht dat op de Facebook pagina was verschenen van [naam 3] . In dat bericht staat dat deze [naam 3] het adres van een van de agenten zou hebben.
V: Wat gebeurde er toen dan precies?
A: Op zaterdag 12 januari 2019 werd een filmpje via via naar mij doorgestuurd. Het betrof een filmpje dat was verspreid via de Facebook-pagina van [naam 4] . Hiervoor zijn delen van de opnames van [naam 2] gebruikt maar hierbij zijn teksten geplaatst en er wordt bij gerapt. Wij, de politieambtenaren, worden hier landverraders genoemd. Er wordt gezegd dat wij onze macht misbruiken. Er wordt opgeroepen om ons op te zoeken en ons alle hoeken van onze woning te laten zien, ons dusdanig in elkaar te slaan zodat onze gezichten niet meer overeenkomen met de foto's in ons paspoort. Ook zijn de teksten 'NSB' en 'Gestapo' onder mijn gezicht gezet. Aan het einde van het filmpje zijn twee, zoals ik het interpreteer, pistoolschoten te horen.
Een dergelijke oproep om onze gezichten te verbouwen gecombineerd met de informatie dat ze mogelijk beschikken over je adres maakt mij angstig en bang. Ik ben bang dat mensen uitvoering zullen geven aan de oproep.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2019 (pg. 25), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
(pg. 25)
Op dinsdag 22 januari 2019 omstreeks 14:25 uur heb ik het genoemde filmpje bekeken en heb ik de raptekst die in het filmpje te horen is letterlijk uitgewerkt.
Deze tekst luidt als volgt:
"Je weet dat je in je recht staat.
Ik hoop dat je die landverrader keihard op zijn bek slaat.
Pak ze allemaal maar trouwens, tien op een rij.
Dat kan ik niet maken, mijn zoontje staat er bij.
Maar dit is toch dat punt wat je graag had willen maken.
Hoe hedendaagse politie hun dienstbaarheid verzaken.
Hoe het is gesteld met onze rechterhand der wet.
En dat jij je tegen deze vorm van machtsmisbruik verzet.
Maar dit wordt live gefilmd, laat de beelden maar spreken.
Ik bereik mijn doel als dit veel wordt bekeken.
Beloof me dat je achteraf die klootzak op gaat zoeken.
Hem zijn huis gaat leren kennen, zeker alle 80 hoeken.
Tot de foto op zijn paspoort niet meer door de keuring komt,
Omdat jij of iemand anders hem de tering in heeft gestompt.
Nee ik werk mee, Ga jij maar naar zijn huis.
Dan krijgt hij wat hij verdiend,
En ben ik over zes uur weer thuis"
Vervolgens zijn er na deze tekst, aan het eind van de video, twee schoten te horen.
5.
Het proces-verbaal CTER OSINT Rapportage Eenheid Limburg d.d. 23 januari 2019 (pg. 26 t/m 28), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur [rapporteur] :
(pg. 27)
Het is zeer aannemelijk dat de gebruiker van het Facebookaccount [naam 4] is:
[verdachte]
Geboren op [geboortedag] [geboortejaar] te [geboorteplaats]
[BSN]
Woonachtig in [plaats 2]
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 januari 2019 (pg. 39 t/m 44), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte [verdachte] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
(pg. 41)
V: Van welke namen maak jij gebruik op sociale media?
A: Eigenlijk alleen maar [naam 4] .
O: Uit onderzoek is gebleken, dat jij gebruik maakt van een Facebook account, onder de naam [naam 4] .
V: Wat kun je hier over verklaren?
A: Dat heb je net gevraagd, dus ja.
O: Op 10 januari 2019 wordt er, op jouw account [naam 4] , een filmpje geplaatst op Facebook. Dit betreft een compilatie van het eerder geplaatste filmpje. Dit filmpje is bewerkt en er zijn teksten in beeld geplaatst. Verder is er een voice-over te horen en is er een raptekst te horen bij dit filmpje.
V: Wat kun je hier over verklaren?
A: Ik heb mijn medewerking verleend aan het bewerken van het filmpje. De voice-over is van mij en de raptekst is mij toegestuurd.
7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Limburg d.d. 20 juli 2020, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
Op 10 januari 2019 is de video gemaakt en rond 20 januari 2019 kreeg ik bezoek van een wijkagent. Hij sprak me aan over de video. Ik heb gevraagd of het strafbaar was dat ik de video geplaatst had. Hij zei wel je doet er verstandig aan om de video van Facebook af te halen, maar ik heb dat niet
gedaan.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet bij de actie van de [naam 1] in [plaats 1] aanwezig was, dat hij wel aangesloten was bij de [naam 1] , en zijn medewerking heeft verleend aan het bewerken van het filmpje en het thuis in [plaats 2] heeft geplaatst op zijn Facebookaccount. Hij heeft aangevoerd dat de (bewerkte) video een satire was, geïnspireerd op een tekst van Eminem waarbij het goede geweten praat tegen het kwade geweten. De boze gedachten praten dus tegen de gedachten van de door de politie aangehouden persoon [naam 3] . De bedoeling was om mensen hiermee aan te zetten tot nadenken over politiegeweld, derhalve heeft hij slechts zijn mening geuit. Volgens de verdachte was er geen sprake van opruiing, omdat de verdachte bij het plaatsen van de video niet het doel voor ogen heeft gehad om mensen op te roepen tot geweld tegen de politie. Verdachte heeft wel verklaard dat de tekst veel harder overkomt dan de bedoeling was.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. Het belang van de strafbaarstelling van opruiing is gelegen in de bescherming van de openbare orde.
Voor een bewezenverklaring van opruiing moet, zo volgt uit de bestendige jurisprudentie rondom het strafbare feit ‘opruiing’, aan de volgende vereisten worden voldaan.
Er moet door de verdachte zijn aangezet tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag zijn. Bij de beoordeling of de door een verdachte gedane uitlatingen aansporen tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van artikel 131 Sr, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard.
In het delict opruiing ligt het opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – van de opruier op het aanzetten tot strafbare feiten en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag besloten. Degene die opruit hoeft niet te weten dat het strafbaar is waartoe hij aanzet.
Vereist is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan en de uitlating moet mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan.
Het betreft een abstract gevaarzettingsdelict, niet vereist is dat het redelijkerwijs waarschijnlijk was te achten dat het strafbare feit zou plaatsvinden.
Het hof leidt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen het volgende af.
Op 9 januari 2019 voerden enkele verbalisanten een identiteitscontrole uit bij de groepering de [naam 1] in [plaats 1] . Eén van de personen die nog gecontroleerd moest worden - dit blijkt later [naam 2] te zijn - was met zijn telefoon de verbalisanten aan het filmen en dit werd als livestream uitgezonden op Facebook. De situatie mondde uit in een conflict waarbij enkele personen, zijnde [naam 3] en [naam 2] , een verbalisant hebben beledigd. [naam 3] is daarna aangehouden. Dezelfde avond is er een video op Facebook verschenen van deze aanhouding. De volgende dag, op 10 januari 2019, verscheen voornoemde video in een bewerkte vorm op het Facebookaccount van de verdachte ( [naam 4] ). De verbalisanten die te zien zijn op de video zijn bewerkt met de teksten: ‘Good Cop?’, ‘NSB?’, ‘Gestapo?’. Daarnaast is op de video een raptekst te horen, waarin de verbalisanten worden uitgemaakt voor landverraders en waarin wordt opgeroepen tot het thuis opzoeken van de verbalisanten en toepassen van geweld.
De tekst eindigt met de volgende woorden:

Beloof me dat je achteraf die klootzak op gaat zoeken
Hem zijn huis gaat leren kennen, zeker alle 80 hoeken
Tot de foto op zijn paspoort niet meer door de keuring komt
Omdat jij of iemand anders hem de tering in heeft gestompt
Nee ik werk mee, ga jij maar naar zijn huis
Dan krijgt hij wat hij verdient
En ben ik over zes uur weer thuis’.
Aan het slot van het filmpje zijn vervolgens twee pistoolschoten te horen.
De verdachte heeft niet betwist dat hij medewerking heeft verleend aan het bewerken van de video en dat hij deze op zijn Facebookaccount, zijnde een voor het publiek toegankelijke plaats, heeft geplaatst. Het gaat dus om een uitlating in het openbaar, die bij afbeelding is gedaan.
De vraag die vervolgens rijst is of de uitlatingen die in de video zijn gedaan, aanzetten tot ongeoorloofde gedragingen. De verdachte heeft betwist dat hij de bedoeling had om met de tekst personen op te ruien. De verdachte heeft verklaard dat het een satire was en dat hij mensen wilde laten nadenken over hun rechten en over het politieapparaat. Het hof is van oordeel dat de tekst zoals hiervoor weergegeven voor wat betreft de inhoud van de bewoordingen niet anders kan worden opgevat dan als het aansporen tot het (thuis) opzoeken van politieagenten om deze vervolgens (ernstig) te mishandelen. Ook de strekking van de tekst in onderlinge samenhang bezien met de context van de tekst duidt daar op. Immers komen bij de beelden van de verbalisanten woorden als NSB en Gestapo in beeld en wordt de tekst afgesloten met geluiden gelijkend op pistoolschoten.
De verbalisanten in kwestie hebben zich door de tekst dusdanig bedreigd gevoeld dat zij enkel onder nummer aangifte wensten te doen en hebben aangegeven angst te hebben dat zij in hun woning bezocht zouden worden door mensen die uitvoering zouden willen geven aan de oproep.
Dat de verdachte de tekst louter als satirisch interpreteert doet niet af aan de bovengeschetste inhoud, strekking en context van de tenlastegelegde bewoordingen. Immers is nergens te lezen dat het slechts satire betreft, geïnspireerd op een tekst van een bekende rapper en dat het, anders dan de letterlijke tekst doet vermoeden, slechts de bedoeling is om aan te zetten tot nadenken over politiegeweld.
Door het plaatsen van de bewerkte video op Facebook met daarin de tenlastegelegde uitlatingen is het hof van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlatingen zouden kunnen aansporen tot geweld tegen verbalisanten.
Resumerend acht het hof, gelet op het voorgaande, dat aan alle voorwaarden voor een bewezenverklaring van opruiing, zoals ten laste gelegd, is voldaan. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdachte heeft naar voren gebracht dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrijheid van meningsuiting en dat derhalve zijn handelen niet strafbaar is.
Het hof overweegt als volgt.
Vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste grondrechten doch is niet onbeperkt. Artikel 10 lid 2 EVRM bevat de voorwaarden waaronder de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt:
1. de beperking is voorzien bij wet;
2. de beperking dient een geoorloofd doel;
3. de beperking is noodzakelijk in een democratische samenleving.
Voor de beoordeling van de vraag of een beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving, hebben de nationale autoriteiten een ruime beoordelingsvrijheid. Over het algemeen kan worden gesteld dat wanneer een uitlating als bijdrage aan een maatschappelijk debat moet worden gezien, een beperking daarvan een schending van artikel 10 EVRM oplevert.
De strafbaarstelling van opruiing in artikel 131 Sr is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Immers is de strafbaarstelling van opruiing bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en ter bescherming van de openbare orde.
Het hof is van oordeel dat tevens aan het onder 3 opgenomen vereiste, zijnde de noodzaak van de beperking van het grondrecht van de verdachte in een democratische samenleving, is voldaan. Het hof weegt daarbij de aard, de context en het effect van de uitlating mee. De uitlatingen staan in een tekst bij een bewerkte video, en zetten zoals reeds in bovenstaande overwegingen door het hof geconcludeerd, aan tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Het hof is van oordeel dat de uitlatingen in de video niet kunnen worden opgevat als te zijn bedoeld om een publiek debat op gang te brengen: van de bewoordingen en de toonzetting van de tekst in de video is niet duidelijk dat deze uitnodigen tot een open gedachtewisseling. Het oproepen tot het gebruik van geweld is bovendien zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratie dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. De beperking is daarmee ook proportioneel.
Aldus is het hof van oordeel dat inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting van de verdachte gerechtvaardigd is en dat deze in onderhavig geval niet in strijd is met artikel 10 EVRM. Een veroordeling voor het bewezenverklaarde handelen is naar het oordeel van het hof dan ook niet in strijd met voornoemde verdragsbepaling.
Er zijn daarnaast geen overige feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op:
In het openbaar, bij afbeelding tot enig strafbaar feit/gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing, door op Facebook een video met een tekst te plaatsen waarin hij heeft aangemoedigd tot (ernstig) geweld tegen verbalisanten. De verbalisanten hebben aangegeven dat zij zich na het zien van de video angstig en niet veilig voelden thuis. De verdachte heeft de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden en bijgedragen aan mogelijke gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Het hof heeft bij de straftoemeting meegewogen dat de verdachte, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 december 2021, geen relevante recidive heeft.
Tevens heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft verklaard dat hij werkzaam is als buschauffeur en deze baan niet wil verliezen.
Alles afwegende acht het hof, gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, oplegging van een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr passend en geboden. De daarbij gehanteerde maatstaf zal luiden 2 uur aftrek per dag ondergaan voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 131 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 4 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N.I.B.M. Buljevic is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.