16.1Deze koopovereenkomst kan door de koper worden ontbonden indien uiterlijk:
1. op drie (3) juli 2017 door of namens de daartoe aangewezen gemeentelijke instantie geen vergunning aan koper is verleend om in het bedrijfsgedeelte een revalidatie dagbehandeling te starten.
2. op drie (3) juli 2017 koper voor de financiering van de onroerende zaak geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen.
(…)"
3.1.3.Op 3 juli 2017 is de termijn voor het inroepen van de ontbindende voorwaarden ongebruikt verstreken. [geïntimeerden] hadden op die datum de in artikel 16.1 van de koopovereenkomst bedoelde vergunning nog niet aangevraagd en de financiering voor de koop van de woning nog niet rond.
3.1.4.De leveringsdatum stond gepland op 2 oktober 2017. Op die datum had de koopsom conform artikel 3.2 van de koopovereenkomst door [geïntimeerden] op de derdengeldenrekening van de notaris bijgeschreven moeten zijn. Aan die verplichting is niet voldaan.
3.1.5.[appellant] heeft vervolgens de leveringsdatum verplaatst naar 1 december 2017, onder de voorwaarde dat [geïntimeerden] vóór 4 oktober 2017 een waarborgsom zouden storten of een bankgarantie zouden verstrekken ter hoogte van 10% van de koopsom. Hieraan is geen gehoor gegeven.
3.1.6.Op 5 oktober 2017 zijn [geïntimeerden] in gebreke gesteld. Op 12 oktober 2017
is aan [geïntimeerden] verder uitstel verleend tot en met 31 december 2017, wederom onder de voorwaarde dat [geïntimeerden] uiterlijk 1 november 2017 een waarborgsom ter hoogte van 10% van de koopsom zouden storten dan wel een bankgarantie zouden verstrekken voor eenzelfde bedrag. Hieraan is wederom geen gevolg gegeven.
3.1.7.Op 12 maart 2018 is conservatoir beslag gelegd op de woning van [geïntimeerden] aan de [adres 2] te ( [postcode] ) [plaats] .
3.1.8.Op 22 maart 2018 is namens van [geïntimeerden] aan [appellant] bericht:
"(…). Naar aanleiding van de recent uitgevoerde taxatie, is (...) aan cliënt duidelijk geworden dat de onroerende zaak op grond van het bestemmingsplan moet worden aangemerkt als ‘bedrijfsruimte met woning (dienstbaar wonen)’ c.q. woonruimte met een dienstbaar karakter ten opzichte van de bedrijfsruimte. Dat brengt onder meer met zich dat puur particulier gebruik niet is toegestaan, hetgeen in ieder geval gevolgen heeft voor de waarde, de courantheid van de onroerende zaak en de financieringsmogelijkheden daarvan. In het kader van het laatste verdient opmerking dat, hoogstwaarschijnlijk, op korte termijn een afwijzing van de voor de financiering aangevraagde hypothecaire geldlening valt te verwachten. De onroerende zaak is, in totaliteit getaxeerd op € 460.000,00. De publiekrechtelijke bestemming heeft een waardedrukkend effect gehad. (...). Cliënten houden zich, voor zover nog vereist, nadrukkelijk alle rechten en weren, waaronder in ieder geval doch niet uitsluitend het recht tot het inroepen van de ontbindende voorwaarde van het financieringsvoorbehoud, rechten op ontbinding, vernietiging en/of aanpassing van de koopovereenkomst voor. (…).”
3.1.9.Bij brief van 25 juni 2018 schrijft de gemeente [plaats] aan de advocaat van [geïntimeerden] (productie 1 bij conclusie van antwoord/eis):
"Binnen het vigerende bestemmingsplan " [naam 1] " heeft het perceel [nummer] de bestemming "Bedrijventerrein - 1" met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Op grond van artikel 3 van de planregels is een bedrijfswoning dus zondermeer toegestaan. Het bestemmingsplan bevat echter een gebruiksovergangsrecht, welke inhoudt dat gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet (…).
Uit de vergunningstukken blijkt dat bij besluit van 16 februari 1967 het college een vergunning heeft verleend voor het bouwen van een bungalow. Kijkend naar de specifieke bouwvoorschriften destijds is op basis hiervan de conclusie dat het hier een dienstwoning betrof. Dit wordt bevestigd door de stukken met betrekking tot de grondverkoop, waaruit blijkt dat deze "ter bebouwing met een bedrijfsoppervlakte van 500m2 en een bungalowtje" zijn aangekocht c.q. verkocht. De later aangevraagde vergunningen voor uitbreidingen zijn tevens gebaseerd op een bestaande dienstwoning. Deze zijn verleend op grond van "Industrieterrein [naam 2] " en [naam 3] ".
Gelet hierop is de gemeentelijke conclusie dan ook dat de woonfunctie ten tijde van tervisielegging van " [naam 3] " dienstwoning betrof en geen burgerwoning. Het overgangsrecht is dan ook slechts zover van toepassing op dit gebruik."
3.1.10.Bij e-mailbericht van 7 augustus 2018 is namens [geïntimeerden] de vernietiging van de koopovereenkomst ingeroepen en werd de koopovereenkomst, subsidiair, buitengerechtelijk ontbonden.
De procedure bij de rechtbank
3.2.1.[appellant] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd, na vermeerdering van eis:
ontbinding van de koopovereenkomst, indien en voor zover de onroerende zaak niet uiterlijk op 1 juni 2018 door [geïntimeerden] zal zijn afgenomen;
hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van € 52.000,- (de overeengekomen boete ten bedrage van 10% van de koopprijs).
[appellant] heeft voorts hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] gevorderd in de kosten van conservatoire beslaglegging.
Aan zijn vordering heeft [appellant] ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat [geïntimeerden] ondanks aanmaning in gebreke is gebleven uitvoering te geven aan de koopovereenkomst door de onroerende zaak niet af te nemen, ook niet nadat [geïntimeerden] daarvoor tot 1 december 2018 uitstel was verleend.
3.2.2.[geïntimeerden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering in conventie en een tegenvordering ingesteld. [geïntimeerden] vorderen in reconventie:
voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst is vernietigd wegens dwaling (primair), althans vernietiging van de koopovereenkomst op die grond (subsidiair), althans voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden wegens non-conformiteit (meer subsidiair), althans ontbinding van de koopovereenkomst op die grond (uiterst subsidiair);
voor recht te verklaren dat [appellant] onrechtmatig jegens [geïntimeerden] heeft gehandeld door beslag te leggen op hun woning in [plaats] en dat [appellant] gehouden is de schade die daarvan het gevolg is te vergoeden;
veroordeling van [appellant] tot betaling van € 5.816,12 aan schadevergoeding (accountants-, taxatie-, leges- en crowdfundingkosten), te vermeerderen met wettelijke rente.
Ter onderbouwing van hun verweer en van hun tegenvorderingen hebben [geïntimeerden] aangevoerd, kort gezegd, dat zij de onroerende zaak hebben gekocht als, zoals vermeld in de koopovereenkomst: woonhuis met bedrijfsruimte. Gebleken is echter dat onder het bestemmingsplan slechts bewoning mogelijk is als dienstwoning, dus alleen in combinatie met de uitoefening van een bedrijf in de bedrijfsruimte. Dat heeft een drukkend effect op de waarde van de onroerende zaak, waardoor financiering niet mogelijk is gebleken. Gelet daarop is sprake van dwaling dan wel non-conformiteit, aldus [geïntimeerden]
3.2.3.Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank het standpunt van [geïntimeerden] dat sprake is van non-conformiteit gehonoreerd:
"Naar het oordeel van de rechtbank bevat een woning die volgens het vigerende bestemmingsplan een dienstbaar karakter heeft ten opzichte van de bedrijfsruimte een zodanig gebrek dat dit een normaal gebruik van de onroerende zaak als burgerwoning in de weg staat. (…)"(rechtsoverweging 4.14 van het bestreden vonnis).
De rechtbank heeft de vorderingen in conventie afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden. Voor het overige zijn de vorderingen in reconventie afgewezen.
[appellant] is in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld.
De procedure in hoger beroep