Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
[appellante],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de toepassing van artikel 7:280 van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt voor huurders om een termijn van genade ('terme de grâce') te krijgen voor het voldoen aan hun huurbetalingsverplichtingen. De huurders, appellanten in deze zaak, hebben in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, die hun verzoek om een termijn van genade had afgewezen. De huurders waren van mening dat de kantonrechter in strijd met eerdere jurisprudentie had beslist en dat er geen bijzondere eisen aan hun stelplicht verbonden waren.
De zaak betreft een huurovereenkomst die op 23 maart 2020 inging, waarbij de huurders een maandelijkse huurprijs van € 451,69 dienden te betalen. De verhuurder, Stichting Antares Woonservice, had een rechtszaak aangespannen wegens huurachterstand, wat leidde tot een vonnis van de kantonrechter waarin de huurovereenkomst werd ontbonden en de huurders werden veroordeeld tot ontruiming en betaling van achterstallige huur. In hoger beroep vroegen de huurders het hof om het eerdere vonnis te vernietigen en alsnog een termijn van genade te verlenen.
Het hof overwoog dat de verhuurder de huurachterstand had erkend en dat de huurders niet voldoende hadden aangetoond dat zij in staat waren om hun betalingsverplichtingen na te komen. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om een termijn van genade te verlenen, aangezien de huurders hun verplichtingen vanaf het begin van de huurovereenkomst herhaaldelijk hadden geschonden. Het hof bekrachtigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de huurders in de proceskosten van het beroep.