ECLI:NL:GHSHE:2022:3198

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
20-002020-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verduistering van een bromfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor verduistering van een bromfiets, waarbij hij een Yamaha bromfiets had geleend maar niet teruggebracht. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en had een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand, met toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van één week.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de aangifte van de benadeelde in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, evenals de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van één week. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002020-21
Uitspraak : 24 augustus 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 augustus 2021, parketnummer 01-057102-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 20-000996-17, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter ter zake van het primair tenlastegelegde (‘verduistering’) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week (opgelegd bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 23 april 2019 met parketnummer 20-000996-17) toegewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 23 april 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze zal toewijzen.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Eindhoven opzettelijk een bromfiets van het merk Yamaha, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 13 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Eindhoven, een bromfiets van het merk Yamaha, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij in de periode van 13 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Eindhoven opzettelijk een bromfiets van het merk Yamaha, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, districtsrecherche Eindhoven, dossiernummer PL2100-2021045727, gesloten d.d. 2 maart 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 18), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2021 (pg. 7 en 8), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] :
(pg. 7)
Delict : Verduistering
Plaats delict : [adres 1]
Pleegdatum/tijd : Tussen zaterdag 13 februari 2021 om 19:30 uur en
woensdag 17 februari 2021 om 10:00 uur.
Ik wil aangifte doen van verduistering van een bromscooter. Deze scooter is tenaamgesteld op [benadeelde 2] . Ik ben namens [benadeelde 2] bevoegd tot het doen van deze aangifte. Wij maken samen gebruik van deze bromscooter, merk Yamaha, voorzien van het kenteken [kenteken] . Deze scooter werd door mij op zaterdag 13 februari 2021 uitgeleend aan een bekende van mij, te weten [verdachte] (fonetisch). Hij beloofde dat hij hem nog dezelfde dag terug zou brengen. Dat heeft hij toen niet gedaan. [verdachte] (fonetisch) is bekend onder zijn bijnaam [alias] .
(pg. 8)
Ik heb [alias] meerdere malen getracht te bellen en ik heb hem meerdere Whatsapp-berichten gestuurd met daarin de mededeling dat hij de scooter terug moest brengen. Ik weet dat deze [alias] verblijft/woont op [adres 2] . Echter [alias] reageert in het geheel niet, hij neemt ook zijn telefoon niet op. [alias] houdt deze scooter onder zich zonder dat hij daar het recht of de toestemming voor heeft.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
De aangever verstrekte over de verduistering de volgende aanvullende informatie:
Hierbij werd verduisterd:
Voertuig: Bromfiets (Bromscooter)
Merk/type: Yamaha Sal4 Aerox
Kenteken: [kenteken]
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 maart 2021 (pg. 10), voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
Vandaag maandag 1 maart 2021 was ik thuis. Ik woon op [adres 3] . Ik hoorde ineens een hoop herrie in de tuin. Ik keek mijn tuin in en zag [alias] in mijn achtertuin. Ik zag dat hij een scooter in mijn tuin neergooide en zag dat hij de poort begon te barricaderen. Vervolgens zag ik de politie de tuin in komen en werd [alias] aangehouden. Ik heb er niks mee te maken met die scooter.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2021 (pg’s 11-12) voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pg. 11)
Op 1 maart 2021 waren wij belast met wijkzorg in de gemeente Eindhoven. Wij zagen een man op een scooter op de Jan van Eyckgracht rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , herkende deze man ambtshalve als:
[verdachte] , geboren [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] .
Het was mij ambtshalve bekend dat [verdachte] op een gestolen scooter zou rijden in Eindhoven. Wij konden geen stopteken geven omdat [verdachte] omdraaide en direct de wijk in vluchtte. Ik verbalisant [verbalisant 1] , zette de achtervolging in te voet. Op het moment dat we bij de poort van de [adres 3] stonden zagen wij de verdachte [verdachte] in de tuin staan. Wij zagen dat hij op de achterdeur stond te kloppen maar er werd niet opengedaan. Hierop zijn we de tuin in gegaan en hebben we de verdachte [verdachte] aangehouden. Wij zagen de scooter in de tuin liggen. Wij zagen dat deze was voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] . Het is mij ambtshalve bekend dat de bijnaam van de aangehouden verdachte [verdachte] " [alias] " betreft.”
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 maart 2021 (pg. 13-15) voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
(pg. 13)
V: Vraag
A: Antwoord
M: Mededeling verbalisant
O: Opmerking verbalisant
(pg. 14)
V: Waar woon/verblijf jij op dit moment?
A: [adres 2] .
V: Hoe kwam jij aan die scooter?
A: Ik ben bij [benadeelde 1] (
toevoeging politie: dat is [benadeelde 1]) geweest.
Ik denk dat dit een paar weken geleden is geweest toen er nog sneeuw lag in ieder geval. [benadeelde 1] zei toen wel dat die scooter op naam van [benadeelde 2] (
het hof begrijpt: [benadeelde 2] )stond. [benadeelde 1] had papieren van die scooter maar die staan dus op naam van die [benadeelde 2] . Ik zou op de scooter van [benadeelde 1] rijden.
(pg. 15)
V: Waarom reed jij dan vanmiddag op die scooter?
A: Vanmiddag reed ik op die scooter omdat ik naar de apotheek moest.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 12 augustus 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
[alias] betekent in het Spaans [vertaling], zo word ik af en toe genoemd.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring te komen. De aangifte vindt onvoldoende steun in het dossier, nu er enkel sprake is van een aangifte en de daartegenover gestelde verklaring van de verdachte. De getuigenverklaring van [getuige] heeft te weinig om het lijf, zodat deze niet kan meewegen bij het bewijs.
Daarnaast heeft de verdachte een alternatieve lezing gegeven omtrent hetgeen hem wordt verweten, welke alternatieve lezing luidt dat de verdachte de scooter als onderpand onder zich had zodat deze door de getuige [getuige] kon worden gerepareerd, en wel tot het moment dat aangeefster een bij de getuige [getuige] geleend bedrag zou hebben terugbetaald. De verdachte beschikte over de scooter, omdat de getuige [getuige] al een eigen scooter had.
Het hof overweegt als volgt.
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario van de gebeurtenissen staat of valt met de verklaring van de getuige [getuige] . Die verklaart bij de politie echter iets heel anders. Hij zegt dat hij op de bewuste datum van 1 maart 2021 ineens een hoop herrie in zijn tuin hoorde en [alias] zag staan. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [alias] de bijnaam van verdachte is. Deze [alias] gooide een scooter in de tuin van [getuige] en begon de poort te barricaderen. Vervolgens kwam de politie de tuin binnen en hield deze [alias] aan. [getuige] heeft verklaard dat hij zelf niets met die scooter te maken had. De politie rapporteert dat verdachte, toen hij rijdend op de scooter door hen werd gesignaleerd, op de vlucht is geslagen. Deze bevinding over het vluchtgedrag van verdachte sluit aan bij de verklaring van de getuige [getuige] .
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van de getuige [getuige] te weinig om het lijf heeft en, zo begrijpt het hof, niet voor het bewijs gebruikt kan worden, en het dus een kwestie is van afweging van de verklaring van de aangeefster tegenover die van de verdachte, maar hiervoor heeft de verdediging geen enkele onderbouwing gegeven. Het hof ziet juist alle aanleiding om de verklaring van de getuige [getuige] te geloven, mede vanwege het feit dat die verklaring overeenstemt met het door de politie waargenomen gedrag van de verdachte. De verklaring van de aangeefster is verder niet inhoudelijk betwist door de verdediging, zodat het hof van de juistheid van haar verklaring zal uitgaan.
Dit leidt het hof ertoe verdachtes lezing van de feiten als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Het hof verwerpt daarom het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

verduistering.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering, door een geleende bromfiets onrechtmatig onder zich te houden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de benadeelde. Dergelijke misdrijven veroorzaken hinder en financiële schade bij de benadeelden. Verdachte is aan deze gevolgen voorbij gegaan en was slechts uit op eigen gewin.
Het hof heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 9 juni 2022. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezenverklaarde eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens soortgelijke misdrijven. Deze veroordelingen zijn onherroepelijk. De verdachte heeft zich binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van voormelde veroordelingen wederom schuldig gemaakt aan een soortgelijk misdrijf. Het hof weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende ziet het hof, met de politierechter en de advocaat-generaal, geen ruimte voor een voorwaardelijke straf of een taakstraf. Bij een nog steeds voortdurende criminele staat van dienst als waarover de verdachte beschikt, zal voor het opleggen van een voorwaardelijke straf of een taakstraf minstens sprake moeten zijn van een gemotiveerde onderbouwing die ontbreekt. Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 juni 2022, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof zal aan de verdachte eenzelfde straf opleggen als in eerste aanleg aan hem is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, nu het hof dat passend en geboden acht.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 april 2019 onder parketnummer 20-000996-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 april 2019, parketnummer 20-000996-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 24 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.F. Dekking is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.