ECLI:NL:GHSHE:2022:3196

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
20-001039-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van diefstal en schuldheling met gevangenisstraf en vorderingen tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal van een fiets en levensmiddelen, en schuldheling. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, maar verhoogde de straf tot 56 dagen, rekening houdend met de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De verdachte had een geschiedenis van soortgelijke strafbare feiten en was eerder veroordeeld, maar het hof hield ook rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een zwakbegaafd intelligentieniveau, ADHD en een cocaïneverslaving. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in een positieve ontwikkeling bevond, met werk en huisvesting, en dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun was. Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat deze reeds ten uitvoer waren gelegd. Het hof verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerdere straffen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001039-20
Uitspraak : 20 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 mei 2020, parketnummer 01-119528-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 01-247376-18 en 01-217100-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat telkens gekwalificeerd als ‘diefstal’ (
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4) en ‘schuldheling’ (
feit 5), de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek van het voorarrest.
Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van eerder onder parketnummers 01-247376-18 en 01-217100-19 opgelegde voorwaardelijke straffen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Tevens heeft de politierechter ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 325,00 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 325,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Derhalve is de vordering tot schadevergoeding slechts aan het oordeel van het hof onderworpen, voor zover deze door de politierechter is toegewezen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze dient te worden toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de beslissing op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder onder parketnummers 01-247376-18 en 01-217100-19 opgelegde voorwaardelijke straffen.
In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een vijftal vermogensdelicten. De verdachte heeft zich – kort gezegd – schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets van [benadeelde partij], aan diefstal van hoeveelheden koffie en andere levensmiddelen bij de Jumbo en aan schuldheling van een fiets. Dergelijke feiten zorgen voor ergernis, veel schade en overlast bij zowel burgers als winkeliers. De verdachte heeft bij het plegen van deze feiten alleen rekening gehouden met zijn eigen gewin en niet stilgestaan bij de gevolgen die deze feiten hebben voor anderen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De verdachte heeft zich in een korte periode veelvuldig schuldig gemaakt aan (gekwalificeerde) vermogensdelicten. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 21 juli 2022, opgemaakt in de zaak met parketnummer 20-001039-20 door de Reclassering Nederland. Daaruit komt als conclusie naar voren dat bij de verdachte sprake is van een zwakbegaafd intelligentieniveau en ADHD. De verdachte heeft milde autistiforme kenmerken en voldoet aan de diagnostische criteria van een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Met name de afgelopen jaren was er sprake van een forse cocaïneverslaving. Het delictgedrag van de verdachte is direct gerelateerd aan zijn cocaïneverslaving aangezien de verdachte vermogensdelicten pleegde om te kunnen voorzien in zijn middelengebruik. Voorts komt naar voren dat het positief is dat de verdachte na zijn laatste detentie heeft besloten een kortdurende klinische behandeling te ondergaan en aansluitend is gaan wonen bij Exodus en is gaan werken via een uitzendbureau. Tevens komt als conclusie naar voren dat in verband met de beperkte sociale en copingvaardigheden van de verdachte, alsmede het gedrag dat in grote mate wordt bepaald door zijn verstandelijke beperking en ADHD problematiek, interventies en toezicht van de reclassering geïndiceerd zijn.
Tevens heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij onlangs in detentie heeft gezeten, dat hij bij een uitzendbureau werk heeft gevonden als orderpicker, dat hij sinds kort een kamer heeft, dat hij PTSS heeft en dat hij in het verleden een drugsverslaving heeft gehad. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij, nu hij niet meer verslaafd is aan drugs, openstaat voor hulp en toezicht vanuit de reclassering en weer EMDR-therapie wil opstarten voor zijn PTSS.
Mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaruit blijkt dat sprake is van een voorzichtige positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte, inhoudende dat hij enige stabiliteit in zijn leven aan het ontwikkelen is door middel van werk en huisvesting, acht het hof het niet opportuun aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 56 dagen passend en geboden.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Parketnummer 01-247376-18
De officier van het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch van 9 januari 2019, gewezen onder parketnummer 01-247376-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu deze straf reeds ten uitvoer is gelegd.
Parketnummer 01-217100-19
De officier van het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 18 september 2019, gewezen onder parketnummer 01-217100-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu deze straf reeds ten uitvoer is gelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de vorderingen tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
56 (zesenvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01-247376-18;
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01-217100-19;
bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. G.M. Goes en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 20 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. G.M. Goes en E.E. van der Bijl zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.