ECLI:NL:GHSHE:2022:3191

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
20-002985-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding en psychische gesteldheid van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte te laat hoger beroep heeft ingesteld, namelijk pas op 17 december 2021, terwijl de wettelijke termijn hiervoor veertien dagen na de uitspraak van het vonnis op 24 augustus 2021 was. De verdachte heeft aangevoerd dat hij door zijn psychische gesteldheid niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. De informatie van de huisarts en maatschappelijk werker over de psychische toestand van de verdachte werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om de niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep te rechtvaardigen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet tijdig heeft gehandeld en de omstandigheden niet aan hem kunnen worden toegerekend. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002985-21

Uitspraak : 16 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 24 augustus 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-016707-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1950,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte tweemaal ter zake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het vonnis waarvan beroep is op 24 augustus 2021 op tegenspraak gewezen, waarvan een aantekening mondeling vonnis in het dossier is gevoegd. Uit dit aantekening mondeling vonnis blijkt dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen. Volgens de wet staat voor de verdachte gedurende veertien dagen na de uitspraak hoger beroep open.
Uit de akte van rechtsmiddel blijkt dat de verdachte eerst op 17 december 2021, dus in beginsel te laat, hoger beroep heeft ingesteld. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 maart 2022 heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij overdonderd was door het verloop van de zitting in eerste aanleg en daardoor niet in staat was hoger beroep in te stellen en heeft de verdachte aangegeven dat hij onder behandeling is en stukken kan opvragen met betrekking tot zijn psychische problematiek.
Het hof heeft daarop de onderhavige strafzaak aangehouden en bepaald dat de verdachte de gelegenheid wordt geboden om, in verband met eventuele verschoonbaarheid met betrekking tot de termijn overschrijding, binnen twee maanden aan het hof stukken te overleggen van een psycholoog en/of huisarts met betrekking tot zijn psychische gesteldheid na de datum van het vonnis.
Voorts is er na het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep op 25 maart 2022 door de voorzitter contact gelegd met mr. Schnitzler, de deken van de orde van advocaten, waarna aan de verdachte mr. Schnitzler als raadsman is toegevoegd. Bij e-mailbericht van de raadsman mr. Schnitzler d.d. 10 juni 2022 heeft de raadsman echter te kennen gegeven dat hij de verdediging weer heeft neergelegd, omdat de verdachte de door de Raad voor de Rechtsbijstand de vastgestelde eigen bijdrage niet heeft betaald. Voorts blijkt uit de e-mailberichten van de verdachte aan het hof d.d. 13 juni 2022 en d.d. 12 juli 2022 onder meer dat de verdachte geen raadsman wenst en zichzelf wenst te verdedigen.
Uit de brief van [huisarts 1] en [huisarts 2] huisartsen d.d. 11 april 2022 blijkt dat de verdachte bekend is met recidiverende depressieve periodes en in het verleden hiervoor is behandeld bij de GGZ. De GGZ heeft geconstateerd dat er naast de depressieve periodes ook in de persoonlijkheidsstructuur van hem dwangmatige en vermijdende trekken zichtbaar zijn bij een kwetsbare gesloten man. In de jeugd van de verdachte is sprake geweest van traumatisering. Na het bericht van de rechtszaak is de verdachte volgens de huisarts erg boos geworden. Hij was zo boos dat hij zichzelf en ook anderen iets aan zou kunnen doen. Hierom heeft hij zich opgesloten in zijn huis en wilde niemand meer zien. Hij had vooral veel wraak in zijn hoofd richting degenen die hem dit allemaal hebben aangedaan (zijn ex en de politie). Vanaf half september is dit langzaam gezakt en kon hij weer op een normale manier contact zoeken met de buitenwereld. Dus tussen 24 augustus 2021 en 8 september 2021 was er geen fatsoenlijk gesprek mogelijk zonder uit te komen op wraakacties, aldus de huisarts.
Voorts blijkt uit de brief van [maatschappelijk werker], maatschappelijk werker bij LEV Deurne, d.d. 13 april 2022 dat de verdachte sinds 28 september 2020 in beeld is na doorverwijzing van de crisisdienst. Signalen toen waren uitingen van suïcide en waardevolle bezittingen willen verbranden ten gevolge van echtscheidingsproblematiek. In het verleden heeft de verdachte begeleiding gehad van de GGZ. Op 19 augustus 2021 heeft [maatschappelijk werker] de verdachte bezocht om de behandeling van de strafzaak op 24 augustus 2021 voor te bereiden. De verdachte heeft toen aangegeven dat hij in hoger beroep zou gaan, indien hem een zwaardere straf opgelegd zou worden dan werd geadviseerd door de reclassering. Na de terechtzitting heeft de verdachte aan [maatschappelijk werker] geuit dat hij dit ook ter terechtzitting heeft geuit.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 juni 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij geen probleem heeft met een nader onderzoek door de reclassering, bereid is om daaraan mee te werken en evenmin bezwaar heeft tegen navraag bij zijn behandelaar of andere personen uit zijn directe omgeving. Voorts heeft het hof de stukken in handen van de advocaat-generaal gesteld met als opdracht te bevorderen dat de reclassering een voorlichtingsrapport omtrent
verdachte zal uitbrengen, met daarin bijzondere aandacht voor de psychische
gesteldheid van de verdachte in de periode waarin hij in de onderhavige zaak hoger
beroep had moeten instellen, waarbij eventueel informatie zou kunnen worden ingewonnen bij de behandelaar van verdachte en/of andere personen uit zijn directe omgeving.
Uit de brief van reclasseringswerker [reclasseringswerker] , Novadic Kentron, d.d. 13 juli 2022 blijkt dat de verdachte op 11 juli 2022 schriftelijk is uitgenodigd voor een adviesgesprek op 25 juli 2022 waarop de verdachte op 13 juli 2022 telefonisch aan de instelling heeft laten weten dat hij niets te maken wenst te hebben met de reclassering en om die reden dan ook niet zal verschijnen ten tijde van het adviesgesprek waarvoor hij werd uitgenodigd. Doordat de verdachte niet wenst mee te werken aan het opstellen van een reclasseringsadvies is het niet mogelijk om uitvoering te geven aan het verzoek tot het opstellen van een voorlichtingsrapport.
Ter terechtzitting van 2 september 2022 is de verdachte eerst verschenen nadat het onderzoek ter terechtzitting al was gesloten.
Het hof overweegt als volgt.
De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden. Die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte, zoals in het onderhavige geval, betekent in de regel dat deze niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend dan niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. Daarbij kan worden gedacht aan een zodanige psychische gesteldheid dat in verband daarmee het verzuim tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
Het hof acht, gelet op bovenomschreven feiten en omstandigheden, geen dusdanige bijzondere omstandigheden, met name gelegen in de psychische gesteldheid van de verdachte aanwezig dat het verzuim om tijdig hoger beroep in te stellen niet aan hem kan worden toegerekend. Het hof wil op grond van de ingewonnen informatie aannemen, met name op grond van de brief van de huisarts d.d. 11 april 2022 – dat voor zover bij de verdachte sprake was van psychische overmacht dit tot medio september 2021 heeft geduurd, waarna de verdachte weer in staat was op normale manier contact te zoeken met de buitenwereld. Desalniettemin heeft de verdachte pas op 17 december 2021, en dus tardief, hoger beroep ingesteld. Derhalve dient verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep te worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 16 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.E.C.A. Valkenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.