In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 15 november 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis met aanvulling van gronden. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair, in het geval van een bewezenverklaring, een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft de relevante processen-verbaal en verklaringen van de verdachte en de aangeefster in overweging genomen.
Het hof heeft geoordeeld dat het zich verenigt met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop dit berust, met aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikelen 9 en 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis bevestigd, waarbij het de eerder opgelegde straf handhaafde. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.