In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg geen verweer gevoerd tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 164,50 per maand per kind. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had de zorg voor de minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die beiden in 2018 zijn geboren. De man heeft op 24 december 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank en verzocht om de alimentatie te verlagen naar € 85,- per maand per kind.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juli 2022 zijn de vrouw en haar advocaat verschenen, terwijl de man en de bewindvoerder niet verschenen. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 29 juni 2021, de datum waarop het verzoekschrift bij de rechtbank is ingediend. Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld en de draagkracht van beide ouders beoordeeld. De man heeft een WW-uitkering en de vrouw ontvangt een WIA-uitkering. Het hof heeft de alimentatie voor de periode van 29 juni 2021 tot 11 oktober 2022 vastgesteld op € 82,- per kind per maand, en voor de periode van 11 oktober 2022 tot 1 januari 2022 op € 85,- per maand. Voor de periode na de geboorte van [minderjarige 3] is de alimentatie vastgesteld op € 68,- per kind per maand. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen, en de man is verplicht om de vastgestelde bedragen te betalen.