Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
[minderjarige],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 augustus 2021 aangevochten, waarin zijn bijdrage aan de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] was vastgesteld op € 192,- per maand. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om wijziging van de beschikking, met betrekking tot de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van de man.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de man de minderjarige heeft erkend en dat de vrouw het ouderlijk gezag uitoefent. De man heeft zijn verzoek tot schorsing van de bestreden beschikking ingetrokken, en het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, waarbij het Nederlands recht van toepassing is.
Het hof heeft de grieven van de man en de vrouw besproken en is tot de conclusie gekomen dat de draagkracht van de man redelijk verdeeld moet worden over al zijn kinderen. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man vanaf 19 augustus 2021 een bijdrage van € 80,- per maand aan de vrouw zal betalen, met een indexering per 1 januari 2022. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken op 15 september 2022.