ECLI:NL:GHSHE:2022:3176

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
200.307.815_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onderbewindstelling en instelling van mentorschap wegens onvoldoende gronden

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een onderbewindstelling en mentorschap voor [de rechthebbende] was ingesteld. De beschikking van de rechtbank was gebaseerd op de veronderstelling dat [de rechthebbende] niet in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen vanwege zijn ziekte van Parkinson. Echter, het hof oordeelt dat de gronden voor de onderbewindstelling en het mentorschap onvoldoende zijn onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [de rechthebbende] in staat is om zijn belangen te behartigen, mede door de ondersteuning van zijn geregistreerde partner en een accountantskantoor. Het hof heeft vastgesteld dat er geen noodzaak is voor een bewind of mentorschap, aangezien [de rechthebbende] voldoende wilsbekwaam is en de zorg die hij nodig heeft, adequaat wordt geboden. De eerdere beschikking wordt vernietigd en de verzoeken tot onderbewindstelling en instelling van mentorschap worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 september 2022
Zaaknummer: 200.307.815/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9653985 \ BM VERZ 22-398 en 9653986 \ BM VERZ 22-106
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [de rechthebbende] ,
advocaat: mr. drs. A.L. van den Bergh LLM.,
tegen
[de zoon],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de zoon,
en
[de dochter] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de dochter,
In het kort:
Deze zaak gaat over de onderbewindstelling van de goederen van [de rechthebbende] en het instellen van een mentorschap ten behoeve van [de rechthebbende] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
-[geregistreerd partner] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de geregistreerd partner;
- [de bewindvoerder] ., gevestigd te [vestigingsplaats] , (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- [de mentor(en)] , gevestigd te [vestigingsplaats] , (hierna te noemen: de mentor(en)).
Als informanten in deze zaak worden aangemerkt:
- [zorginstantie 1] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- [zorginstantie 2] , gevestigd te [vestigingsplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 1 maart 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 maart 2022, heeft [de rechthebbende] verzocht:
- de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen en geschorst te houden in afwachting van de beschikking van het hof in de hoofdzaak, met proceskosten veroordeling, en
- voormelde beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat het verzoek tot onderbewindstelling en het verzoek tot het instellen van mentorschap zullen worden afgewezen, met proceskosten veroordeling.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De (eerste) mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022. Op deze mondelinge behandeling is tevens het verzoek behandeld van [de rechthebbende] (zaaknummer 200.307.815/2) om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, zolang nog niet op het hoger beroep (zaaknummer 200.307.815/01) is beslist.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [de rechthebbende] , bijgestaan door mr. Van den Bergh;
  • de zoon;
  • de dochter;
2.3.1.
De zoon en de dochter hebben hun aanwezigheid tijdens de mondelinge behandeling afgewisseld. Zij hebben ieder uitdrukkelijk verklaard ermee in te stemmen dat zij niet de volledige mondelinge behandeling kunnen bijwonen.
2.3.2.
Zowel de bewindvoerder als de mentoren zijn
,met bericht van verhindering, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.3.3.
De geregistreerd partner van [de rechthebbende] heeft direct na aanvang van de mondelinge behandeling de zaal weer verlaten, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is en de advocaat van [de rechthebbende] geen tolk voor haar had opgeroepen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van [de rechthebbende] van 22 maart 2022;
  • de brief van de bewindvoerder van 22 maart 2022;
  • de brief van de mentor, ingekomen ter griffie op 3 mei 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van [de rechthebbende] van 16 mei 2022;
  • de brief van de advocaat van [de rechthebbende] van 21 april 2022;
  • de brief van de advocaat van [de rechthebbende] van 20 mei 2022;
  • de brief van de advocaat van [de rechthebbende] van 20 mei 2022 met bijlagen.
2.5.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling het schorsingsverzoek bij mondelinge beslissing afgewezen (zaaknummer 200.307.815/02), welke beslissing op 2 juni 2022 op schrift is gesteld.
2.6.
Het hof heeft verder geconstateerd dat het behoefte heeft aan nadere informatie in de zaak onder nummer 200.307.815/01. Het hof heeft daartoe een voortgezette mondelinge behandeling gelast.
Het verdere verloop
2.7.
Het hof heeft nadien ontvangen:
  • brief met bijlage (kopie brief aan bewindvoerder met bijlage) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 20 mei 2022;
  • brief van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 20 mei 2022;
  • brief met bijlage (brief aan bewindvoerder) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 7 juni 2022;
  • brief van de advocaat van [de rechthebbende] (reactie bewindvoerder) d.d. 9 juni 2022;
  • brief met bijlage (kopie brief van bewindvoerder en reactie daarop) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 13 juni 2022;
  • brief met bijlage (kopie brief van bewindvoerder) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 15 juni 2022;
  • brief (reactie op brief bewindvoerder) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 15 juni 2022;
  • brief met bijlage (kopie brief aan bewindvoerder) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 20 juni 2022;
  • e-mail (verzoek ontbrekende stukken) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 22 juni 2022;
  • brief met bijlagen (brief aan bewindvoerder en mail verhuurder) van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 22 juni 2022;
  • brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 8 juli 2022;
  • V8-formulier met bijlagen van de advocaat van [de rechthebbende] d.d. 11 juli 2022.
2.8.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [de rechthebbende] , bijgestaan door mr. Van den Bergh;
  • de zoon;
  • de dochter;
  • de geregistreerd partner, bijgestaan door een tolk in de Spaanse taal, te weten A. Koster (tolknummer 2802);
  • [vertegenwoordiger bewindvoerder] namens de bewindvoerder;
  • de mentoren;
  • [vertegenwoordiger zorginstantie 1] , namens [zorginstantie 1] ;
  • [vertegenwoordiger zorginstantie 2] , namens [zorginstantie 2] .
2.9.
De na deze mondelinge behandeling ingekomen correspondentie van de kant van [de rechthebbende] en de kant van de bewindvoerder zal het hof buiten beschouwing laten met uitzondering van het door [de rechthebbende] ingediende V6 formulier van 15 augustus 2022, zijnde de door [de rechthebbende] op de mondelinge behandeling van 15 juli 2022 verzochte en door het hof toegestane reactie op de door de bewindvoerder op deze mondelinge behandeling overgelegde stukken.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij beschikking van 1 maart 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht:
- een bewind ingesteld over de goederen die [de rechthebbende] toebehoren of zullen toebehoren met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder, en
- ten behoeve van [de rechthebbende] een mentorschap ingesteld, met benoeming van voornoemde vennoten van [de mentor(en)] tot mentoren.
3.2.
[de rechthebbende] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten en de mondelinge behandeling
3.3.
[de rechthebbende] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling van 19 mei 2022 - samengevat - het volgende aan. De goederen van [de rechthebbende] zijn ten onrechte onder bewind gesteld en is er ten onrechte een mentorschap ten behoeve van [de rechthebbende] ingesteld. De eerste grief ziet op het feit dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. [de rechthebbende] heeft geen kopie van het ingediende verzoek ontvangen, noch zich daartegen kunnen verweren. Er heeft ook geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
De tweede grief ziet erop dat [de rechthebbende] betwist dat hij als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat zou zijn ten volle zijn (niet-)vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Er is bij de rechtbank slechts een verklaring van de huisarts overgelegd waaruit blijkt dat [de rechthebbende] de ziekte van Parkinson heeft. Er zijn echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij door deze ziekte niet in staat zou zijn om zijn
(niet-)vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. [de rechthebbende] is daartoe wel degelijk in staat. Om dit aan te tonen brengt hij een verklaring van [specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde in het geding.
[de rechthebbende] betwist ooit emotioneel te zijn mishandeld door zijn geregistreerd partner. De zoon en de dochter zijn het niet eens met zijn partnerkeuze en hebben haar om die reden niet in het verzoekschrift tot onderbewindstelling genoemd. Op dat punt is het verzoekschrift dan ook onjuist. Ook onjuist is dat er geen levenstestament zou zijn. Er is wel degelijk een levenstestament door [de rechthebbende] opgesteld.
3.4.
De zoon en de dochter voeren tijdens de mondelinge behandeling van 19 mei 2022 - samengevat - het volgende aan. [de rechthebbende] is in augustus 2020 vanuit Zuid-Amerika teruggekomen naar Nederland. Hij gaf aan hulp nodig te hebben met zijn financiën vanwege de schulden die hij had en zijn vaste boekhouder zijn werkzaamheden had stopgezet. Vanwege corona was het niet mogelijk om hem vaak te bezoeken maar er was veelvuldig telefonisch contact tussen [de rechthebbende] en de dochter. De dochter hielp hem met allerlei zaken. [de rechthebbende] gaf aan dat zijn geregistreerd partner, sinds ze in Nederland verbleven, erg was veranderd en dat zij hem van de buitenwereld wilde afsluiten. [de rechthebbende] belde regelmatig in paniek en gaf aan hulp nodig te hebben. In eerste instantie dachten de zoon en de dochter dat hij bedoelde dat hij hulp nodig had vanwege zijn medische toestand. Het dieptepunt was toen [de rechthebbende] vertelde dat hij werd opgesloten en emotioneel werd mishandeld door zijn geregistreerd partner. Om die reden hebben de zoon en de dochter toen Veilig Thuis ingeschakeld.
Het initiatief tot onderbewindstelling en instellen mentorschap is niet vanuit de zoon en de dochter gekomen. Zij zijn benaderd door de bewindvoerder. Na overleg met de zorginstelling is toen besloten een onderbewindstelling en mentorschap voor [de rechthebbende] te regelen. Uit de warrige telefoongesprekken die de dochter met [de rechthebbende] voerde viel op te maken dat [de rechthebbende] niet meer helemaal bij de tijd was. Het ging niet goed met hem. [de rechthebbende] vond het ook een goed idee want hij kon het allemaal niet meer zelf. Alles stapelde zich op. Plotseling is alles gedraaid en wilde [de rechthebbende] de zoon en de dochter niet meer spreken. Het is voor de zoon en de dochter een raadsel wat er is voorgevallen en waardoor [de rechthebbende] zo gedraaid is.
Er is een levenstestament opgedoken en de zoon en de dochter vragen zich af hoe dit tot stand is gekomen. Zij hebben hun twijfels over de wilsbekwaamheid van [de rechthebbende] ten tijde van de totstandkoming van het levenstestament.
De voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022
3.5.
[de rechthebbende] voert tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 - samengevat - het volgende aan. De problemen zijn juist door de onderbewindstelling ontstaan. De bewindvoerder betaalt de rekeningen niet en stelt [de rechthebbende] geen geld ter beschikking om de dagelijkse kosten te betalen. Hierdoor heeft hij nu geen cent meer te besteden. [de rechthebbende] betwist dat er schulden zijn. De geregistreerde partner van [de rechthebbende] kan prima voor hem zorgen en dat maakt een bewind en mentorschap overbodig. Zelfs al zou hij zelf zijn administratie niet meer kunnen voeren zijn dan verwijst [de rechthebbende] naar het door hem opgestelde levenstestament waarin hij zijn geregistreerde partner als gevolmachtigde heeft aangewezen. [de rechthebbende] wil niet dat derden zijn administratie voeren en zijn financiën beheren.
Tenslotte geeft [de rechthebbende] te kennen dat hij voornemens is op korte termijn naar Spanje te emigreren wat ook een reden is om het bewind en mentorschap op te heffen.
3.6.
De zoon en de dochter benadrukken tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 nogmaals dat ze het beste voor hebben met [de rechthebbende] en dat zij zijn afgegaan op de mening van professionals. Zij maken zich zorgen over [de rechthebbende] en zijn financiële administratie. Zij hebben niet kwaadwillend de onderbewindstelling in gang gezet.
3.7.
De geregistreerde partner voert tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 - samengevat - het volgende aan. Er is geen goede match tussen [de rechthebbende] en de bewindvoerder en [de rechthebbende] heeft ook geen bewindvoerder of mentor nodig. De geregistreerde partner kan prima zelf voor [de rechthebbende] zorgen. Ze heeft voor [de rechthebbende] de hulpverlening geregeld die hij op dit moment nodig heeft, zoals een psycholoog, cognitief therapeut en NLP therapeut. [de rechthebbende] wil niet meer naar [zorginstantie 2] omdat hij daar te veel wordt geconfronteerd met lotgenoten.
De betalingen ten behoeve van de huishouding worden door [de rechthebbende] in samenspraak met de geregistreerde partner gedaan en het zakelijke gedeelte is ondergebracht bij [accountantskantoor] . De geregistreerde partner betwist dat de zoon en de dochter van [de rechthebbende] het beste met hem voor hebben. De zoon heeft in het verleden amper contact met [de rechthebbende] gehad en de dochter is een enkele keer op bezoek geweest. Nu is er in het geheel geen contact meer met de zoon of dochter. Toen [de rechthebbende] en de geregistreerde partner naar Nederland terugkeerden, was de intentie om na een jaar of twee terug te keren naar Chili of naar Spanje. Ze hebben recentelijk besloten naar Spanje te gaan verhuizen. Het bewind en mentorschap zijn dan overbodig.
3.8.
De bewindvoerder heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 - samengevat - het volgende naar voren gebracht. Tijdens het eerste informatieve gesprek dat de bewindvoerder had met [de rechthebbende] werd duidelijk dat de bewindvoerder een nuttige rol zou kunnen vervullen wat betreft de financiën van [de rechthebbende] . De bewindvoerder heeft vervolgens contact opgenomen met de kinderen en de kinderen als verzoekers in het verzoekschrift opgenomen. De bewindvoerder heeft met [de rechthebbende] gesproken over de rol van de boekhoudster van [accountantskantoor] die het zakelijke gedeelte voor haar rekening neemt. Dit betreft de aandelen in een B.V. die [de rechthebbende] heeft en de woning in Chili. [de rechthebbende] wilde graag dat gedeelte van de boekhouding bij [accountantskantoor] in handen laten.
Na de benoeming is de bewindvoerder aan de slag gegaan en bleek al gauw dat de kosten van [de rechthebbende] te hoog opliepen. Zo woont hij in een dure woning en gaat de minderjarige zoon van [de rechthebbende] naar een dure school. Er bleek een buitenlandse bankrekening te zijn en er is een schuld bij de SVB vanwege het feit dat [de rechthebbende] een alleenstaanden-uitkering krijgt terwijl hij als partner geregistreerd is. De bewindvoerder wordt bestookt met e-mails van de advocaat van [de rechthebbende] maar krijgt onvoldoende informatie om zijn werk goed te kunnen doen. Dat is de reden dat er betalingsachterstanden ontstaan.
3.9.
De mentor heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 - samengevat - uiteengezet hoe de mentor betrokken is geraakt. Tijdens het intake gesprek dat de mentor samen met de bewindvoerder bij [de rechthebbende] thuis had, werd direct duidelijk dat er sprake was van een penibele situatie. Het gesprek is prettig verlopen en de mentor en bewindvoerder hebben duidelijk kunnen uitleggen hoe zij [de rechthebbende] zouden kunnen helpen. Vervolgens is het verzoek tot onderbewindstelling en instelling mentoraat ingediend. Onlangs is de mentor op huisbezoek gegaan, maar werd er niet opengemaakt. Vervolgens heeft de mentor een brief gestuurd maar daarop is evenmin een reactie gekomen.
3.10.
[zorginstantie 1] heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 - samengevat - het volgende naar voren gebracht. Er is op een gegeven moment een zorgvraag gekomen vanuit de wijkverpleegkundige. De social worker van [zorginstantie 1] is op dat moment in beeld gekomen en heeft [de rechthebbende] en de geregistreerd partner toen hulp geboden. Ondanks dat dit niet haar taak was, heeft de social worker ook op administratief gebied hulp geboden. [zorginstantie 1] heeft meerdere keren haar zorgen geuit en zag dat er geen verbetering in de situatie kwam. De geregistreerde partner, die slechts de Spaanse taal machtig is, lag niet op één lijn met [de rechthebbende] en in verband met de zorgen die [zorginstantie 1] had is er een gesprek geïnitieerd met de bewindvoerder en de mentor. Sinds februari van dit jaar is er geen contact meer geweest tussen [zorginstantie 1] en [de rechthebbende] . [zorginstantie 1] heeft wel aangegeven dat [de rechthebbende] zich ingeval hij hulpvragen heeft altijd bij hen kan melden.
3.11.
[zorginstantie 2] heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 - samengevat - naar voren gebracht dat [de rechthebbende] momenteel niet meer naar [zorginstantie 2] komt. In het begin van 2022 is [de rechthebbende] nog een of twee keer geweest. Daarna heeft hij ervoor gekozen geen gebruik meer te maken van [zorginstantie 2] . [zorginstantie 2] heeft geen bemoeienis gehad met de aanvraag van het bewind en/of het mentoraat.
De motivering van de beslissing
3.12.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.13.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Het bewind kan ingevolge lid 3 eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat de rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
3.14.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Het mentorschap kan ingevolge lid 3 eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
3.15.
Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling (met name tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022) is het hof tot het oordeel gekomen dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van voornoemde artikelen. Hieronder zal worden uitgelegd hoe dat oordeel tot stand is gekomen.
3.16.
Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling over te gaan, overweegt het hof het volgende.
[de rechthebbende] voert aan dat er beginselen van behoorlijke procesorde zijn geschonden, nu hij nimmer in kennis is gesteld van het bij de kantonrechter ingediende verzoekschrift. [de rechthebbende] heeft zich niet kunnen verweren en is niet in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, aangezien een mondelinge behandeling in eerste aanleg in het geheel niet heeft plaatsgevonden, aldus [de rechthebbende] .
Deze grief van [de rechthebbende] slaagt in zoverre, met dien verstande dat het hoger beroep er mede toe dient om omissies, in eerste aanleg begaan, te herstellen.
De kantonrechter had nader onderzoek moeten doen naar het al dan niet aanwezig zijn van de gronden tot onderbewindstelling en instelling mentorschap. Ten onrechte is de kantonrechter ervan uitgegaan dat [de rechthebbende] het eens was met het verzoek waardoor een mondelinge behandeling achterwege is gebleven. Van de instemming met het verzoek door [de rechthebbende] is immers niet gebleken. Het had op de weg van de kantonrechter gelegen om [de rechthebbende] te horen.
In hoger beroep is [de rechthebbende] wel voldoende in de gelegenheid gesteld zijn standpunt zowel schriftelijk als mondeling naar voren te brengen. Een eventueel gebrek in de bestreden beschikking is daarmee voldoende hersteld.
3.17.
Het hof overweegt verder als volgt.
Na afloop van de eerste mondelinge behandeling voelde het hof zich door alle partijen volstrekt onvoldoende geïnformeerd en had het hof derhalve behoefte aan nadere informatie. Dit was mede te wijten aan de afwezigheid van de bewindvoerder en de mentoren alsmede aan het feit dat de geregistreerde partner van [de rechthebbende] , die de Nederlandse taal niet machtig is, zonder officiële tolk op de mondelinge behandeling verscheen en om die reden de mondelinge behandeling meteen na aanvang weer verlaten heeft.
Het hof heeft vervolgens een voortgezette mondelinge behandeling gelast waarbij alle belanghebbenden en tevens de informanten in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt al dan niet onderbouwd met stukken naar voren te brengen. Inmiddels is duidelijk geworden op welke wijze en onder welke omstandigheden de onderbewindstelling en het mentorschap tot stand zijn gekomen.
De zorgen die er vanuit de zorg ( [zorginstantie 1] ) waren rondom [de rechthebbende] zijn overgebracht aan de kinderen. Vanuit de zorgprofessionals zijn de bewindvoerder en de mentor benaderd. De zoon en de dochter maakten zich eveneens zorgen om [de rechthebbende] en om die reden zijn zij meegegaan in het advies van de bewindvoerder en de mentor tot indiening (door de zoon en de dochter) van het verzoekschrift tot onderbewindstelling en instelling mentorschap.
3.18.
Met betrekking tot de gronden van de onderbewindstelling en het mentorschap overweegt het hof als volgt.
In het inleidend verzoek staat slechts vermeld dat [de rechthebbende] is gediagnosticeerd met de ziekte van Parkinson, dat hij wegens een beperkt ziekte-inzicht niet in staat is om beslissingen in eigen belang te nemen en hij om die reden het verzoek niet zelf heeft kunnen ondertekenen. Een nadere onderbouwing van het inleidend verzoek ontbreekt.
In de door de advocaat van [de rechthebbende] overgelegde productie 3 bij het beroepschrift constateert de specialist ouderengeneeskundige niet praktiserend, [specialist ouderengeneeskunde] , dat [de rechthebbende] , ondanks zijn beperkingen door de ziekte van Parkinson, voldoende wilsbekwaam is. Daarnaast blijkt uit bijlage 3 bij het door de advocaat van [de rechthebbende] overgelegde V8- formulier van 11 juli 2022, derhalve na de eerste mondelinge behandeling, dat het inmiddels een stuk beter gaat met [de rechthebbende] dan een half jaar geleden en dat [de rechthebbende] meer rust heeft. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 15 juli 2022 is duidelijk geworden dat de zorg die [de rechthebbende] nodig heeft in samenspraak met de geregistreerde partner is gerealiseerd. Hij heeft gesprekken met een psycholoog, een NLP-therapeut, evenals een cognitief therapeut die aan huis komen. [de rechthebbende] ontvangt adequate hulp waardoor het mentoraat geen noodzaak (meer) heeft.
Ook het bewind is tot nu toe niet zinvol gebleken. [de rechthebbende] ervaart dit als een inbreuk op zijn privacy waardoor er geen enkele samenwerking tussen [de rechthebbende] en de bewindvoerder mogelijk is. [de rechthebbende] heeft aangegeven dat hij, met hulp van zijn geregistreerde partner en [accountantskantoor] , in staat is zijn financiële belangen behoorlijk waar te nemen, hetgeen niet, althans onvoldoende, is weersproken. Het zakelijke gedeelte van de financiën van [de rechthebbende] wordt geregeld door [accountantskantoor] dus ook op dat punt zijn de financiële belangen gewaarborgd, zo blijkt uit de door [de rechthebbende] overgelegde verklaring van [contactpersoon accountantskantoor] van [accountantskantoor] van 11 augustus 2022 als bijlage bij het V6 Formulier van 15 augustus 2022.
Conclusie
3.19.
Uit het vorenstaande volgt derhalve dat onvoldoende onderbouwd is dat de gronden, zoals vermeld in artikel 1:431 lid 1 BW en 1:450 lid 1 BW aanwezig zijn, zodat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de inleidende verzoeken van de zoon en de dochter zal afwijzen.
3.20.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:448 lid 4 BW in samenhang met artikel 1:384 BW eindigt als gevolg daarvan de taak van de bewindvoerder daags na deze uitspraak. De inmiddels door de bewindvoerder of met zijn toestemming verrichte handelingen blijven voor de onder bewind gestelde verbindend.
3.21
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:461 lid 4 BW in samenhang met artikel 1:384 BW eindigt als gevolg daarvan de taak van de mentor eveneens daags na deze uitspraak. De inmiddels door de mentor of met zijn toestemming verrichte handelingen blijven voor de betrokkene verbindend.
Aantekening curatele- en bewindregister:
3.22.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
Proceskosten
3.23.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 1 maart 2022 en opnieuw beschikkende;
wijst de inleidende verzoeken van [de zoon] en [de dochter] strekkende tot onderbewindstelling van de goederen van [de rechthebbende] en instelling mentorschap over [de rechthebbende] af;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, A.M. Bossink en K.A. Boshouwers en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.