ECLI:NL:GHSHE:2022:3174

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
200.306.591_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken van de vader betreffende het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, heeft de vader in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, die zijn verzoeken tot gezamenlijk gezag en een omgangsregeling had afgewezen. De vader, die sinds 2016 probeert een rol in het leven van zijn kinderen te krijgen, heeft diverse hulpverleningstrajecten doorlopen, maar deze zijn niet succesvol gebleken. De moeder, die het gezag over de kinderen uitoefent, heeft zich verzet tegen de verzoeken van de vader, met de argumentatie dat er al jaren geen contact is geweest tussen de vader en de kinderen en dat de vader onvoldoende heeft aangetoond betrouwbaar te zijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 augustus 2022 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om samen met de moeder beslissingen te nemen in het belang van de kinderen, en dat er onvoldoende basis is voor gezamenlijk gezag. Het hof heeft ook geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat er uiteindelijk contact komt tussen hen en de vader, maar dat de vader daarvoor eerst moet laten zien dat hij betrouwbaar is. De verzoeken van de vader zijn afgewezen, en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd.

De beslissing van het hof houdt in dat de vader zijn verzoeken tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling niet toegewezen krijgt, en dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd. De beschikking is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 september 2022
Zaaknummer: 200.306.591/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/322327 / FA RK 16-6169
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. D.P.F. Arens.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 februari 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van de verzoeken tot vaststelling van een omgangsregeling, tot het toekennen van gezamenlijk gezag en de beslissing tot het laten vervallen van de bij kort geding vonnis van 16 april 2019 opgelegde dwangsom. De vader heeft verzocht zijn inleidende verzoeken betreffende het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 juni 2022, heeft de moeder verzocht het beroep van de vader ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 26 november 2021;
- twee V6-formulieren met bijlagen van de advocaat van de vader van 20 april 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] geboren.
3.2.
De vader heeft de kinderen erkend.
3.3.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de kinderen uit.
3.4.
De kinderen wonen bij de moeder.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de bij kort geding vonnis van 16 april 2019 opgelegde dwangsom ten aanzien van de informatieregeling komt te vervallen (verzoek van de moeder) en zijn de verzoeken van de vader betreffende het gezamenlijk gezag en het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
De vader voert - samengevat - aan dat hij sinds 2016 probeert om een rol in het leven van de kinderen te krijgen en dat hij aan diverse trajecten heeft deelgenomen om tot
contactherstel, omgang en gezag te komen. Het is niet alleen aan hem te wijten dat de
diverse hulpverleningstrajecten niet zijn gelukt, omdat de moeder eerst veel weerstand had tegen dit contactherstel. De vader erkent dat hij gedurende het traject bij [instantie] niet altijd de juiste keuzes heeft gemaakt. Hij kon niet met de opdracht tot het maken van een (deel van een) levensboek voor de kinderen uit de voeten en heeft meerdere keren contact opgenomen met [instantie] om te bespreken of er een andere mogelijkheid was. Toen bleek dat de opdracht inmiddels afgesloten was heeft hij zich teruggetrokken en het er bij laten zitten.
De vader begrijpt dat hij hiermee de indruk heeft gewekt dat hij geen inzet toont en niet betrokken wil zijn bij de kinderen, maar dat is niet waar. De vader wil niets liever dan betrokken zijn, maar hij is onmachtig en zal een handreiking nodig hebben. Dan zal hij betrouwbaar zijn in het nakomen van de gemaakte afspraken. Dit blijkt ook uit de regelingen met zijn andere kinderen, deze lopen goed omdat daar een duidelijk kader voor de vader is gecreëerd.
Hoewel het contactherstel met de kinderen voor de vader voorop staat, wil hij ook nu er geen omgang is met de kinderen gezamenlijk met de moeder belast worden met het gezag. Op deze manier kan hij toch betrokken raken bij het leven van de kinderen. De vader acht zich goed in staat om beslissingen over de kinderen te nemen en zal de moeder niet frustreren in de beslissingen die er over de kinderen genomen dienen te worden. Er zijn geen contra-indicaties voor toewijzing van het verzoek tot het gezamenlijk gezag.
Met betrekking tot de dwangsom ten aanzien van de informatieregeling heeft de vader aangegeven dat de moeder de informatieregeling, ondanks het vervallen van de dwangsom in de bestreden beschikking, de afgelopen periode is nagekomen. Hij vreest echter dat de moeder de informatieregeling in de toekomst wederom niet na zal komen.
3.8.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. Er is al bijna vijf jaar geen contact geweest tussen de vader en de kinderen en ook niet tussen de moeder en de vader. De vader heeft nooit een rol gespeeld in het leven van de kinderen. Het klopt dat de moeder in eerste instantie veel weerstand had tegen contactherstel tussen de vader en de kinderen, maar hier heeft zij aan gewerkt. De moeder is bang dat als er een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen wordt vastgesteld, de vader deze niet zal nakomen. De vader heeft gedurende twee trajecten bij [instantie] en een ondertoezichtstelling voldoende tijd gehad om zijn motivatie te tonen voor het opstarten van de omgangsregeling. Hij had hiermee kunnen aantonen dat hij in staat was tot het nakomen van afspraken en er had vertrouwen kunnen ontstaan voor het opstarten van een omgangsregeling. Het opstellen van een levensboek is voor het eerst in januari 2020 besproken. De vader heeft pas tijdens de zitting van 26 november 2021 aangegeven dat het maken van dit boek voor hem een rem was om het verdere traject aan te gaan. De vader had dit aan het begin van het traject bij [instantie] kunnen aankaarten.
De moeder blijft in principe open staan voor contact tussen de vader en de kinderen, maar wil nu wachten tot de kinderen zelf aangeven hieraan toe te zijn. Het is voor de kinderen belangrijk dat er nu rust komt. De vrouw heeft de afgelopen jaren de beslissingen die het gezag betroffen zelf genomen. De vrouw wenst dit te blijven doen. Zij bespreekt belangrijke dingen met haar huidige partner, die ook feitelijk de verzorging en opvoeding van de kinderen voor zijn rekening neemt. De vader heeft eerder aangegeven dat hij het niet reëel acht om gezamenlijk het gezag uit te oefenen omdat er geen enkele vorm van communicatie is tussen partijen. De vader heeft de afgelopen jaren ook geen enkele interesse of initiatief ten aanzien van de gezagsbeslissingen getoond. De moeder acht het daarom niet in het belang van de kinderen dat er tot gezamenlijk gezag wordt besloten. De moeder voldoet aan haar informatieplicht en er is geen reden om er aan te twijfelen dat de moeder in de toekomst
haar verplichting zal nakomen. Mocht in de toekomst de moeder de informatieplicht toch niet nakomen dan staan er nog andere, meer passende opties dan een dwangsom open, zoals bijvoorbeeld contact opnemen met de advocaat van de moeder.
3.9.
De raad is van mening dat het belangrijk is dat de kinderen weten wie hun vader is en dat zij contact hebben met hun vader. Daarvoor is het wel nodig dat de vader betrouwbaar is. Er kan van de vader verwacht worden dat hij een hulpverleningsorganisatie benadert die hem kan helpen bij het krijgen van contact met de kinderen. Op deze manier kan hij laten zien wat zijn mogelijkheden zijn en kan er samen met de moeder bekeken worden welke opties er zijn voor omgang met de kinderen. Er is op dit moment onvoldoende basis voor gezamenlijk gezag. Pas wanneer de vader omgang heeft met de kinderen kan hij aansluiten bij wat zij nodig hebben en samen met de moeder beslissingen nemen.
De motivering van de beslissing
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de man niet in staat kan worden geacht om samen met de vrouw beslissingen te nemen in het belang van de minderjarigen. Het hof zal het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de vrouw te belasten tot het gezamenlijk gezag daarom afwijzen.
Omgangsregeling
3.10.3.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast
3.10.4.
Met de raad is het hof van oordeel dat de kinderen er belang bij hebben dat er uiteindelijk contact komt tussen de vader en de kinderen en dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld. De vader dient daarvoor wel betrouwbaar en voorspelbaar te zijn. Ondanks de inzet van een ondertoezichtstelling en twee trajecten bij [instantie] is dat op dit moment niet het geval. Onder die omstandigheden acht het hof het niet in het belang van de kinderen om een omgangsregeling met de vader vast te stellen. Om aan te tonen dat de vader in de toekomst wel afspraken kan maken over omgang met de kinderen en deze ook kan nakomen, zal hij, al dan niet met behulp van zijn advocaat, hulp moeten
inschakelen van bijvoorbeeld een maatschappelijk begeleider of een hulpverlener van Amarant. Op deze manier kan er vervolgens met de vader gewerkt worden aan wat er nodig is om een omgangsregeling met de kinderen tot stand te brengen. Pas wanneer hier duidelijkheid over bestaat heeft een volgend traject, dat ook het nodige van de moeder en de kinderen zal vergen, kans van slagen.
Dwangsom
3.10.5.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder haar informatieverplichting vanaf de bestreden beschikking is nagekomen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de vader onvoldoende belang heeft bij zijn verzoek tot het vernietigen van de beslissing dat de bij kort geding vonnis van 16 april 2019 opgelegde dwangsom komt te vervallen.
Conclusie
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de vader om het alsnog toewijzen van de inleidende verzoeken van de vader betreffende het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling, afwijzen.
Proceskosten
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 december 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en C.L.M. Smeets en is op 15 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.