ECLI:NL:GHSHE:2022:3166

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
20-002158-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1962, zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging en vernieling. De zaak betreft een reeks bedreigende e-mails die de verdachte heeft verzonden naar de aangever, [benadeelde 3], en een incident waarbij hij met een moker een hek heeft vernield. De verdachte heeft in hoger beroep betoogd dat hij de e-mails niet zelf heeft verzonden, maar dat dit mogelijk door zijn partner is gebeurd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de bedreigende e-mail heeft verzonden en dat zijn verklaring inconsistent is. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, en er is een maatregel opgelegd die hem verbiedt contact op te nemen met de aangever en zijn gezin voor de duur van 2 jaar. De maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard, en vervangende hechtenis is opgelegd voor het geval de verdachte zich niet aan de maatregel houdt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002158-21
Uitspraak : 1 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 september 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-132488-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1962,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder:
bedreiging met gijzeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen,
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren met als bijzonder voorwaarden een contact- en straatverbod, waarbij is bepaald dat de aan deze voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft:
  • primair vrijspraak bepleit;
  • subsidiair zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen (voorwaardelijke) gevangenisstraf wordt opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering, de strafmotivering, de opgelegde straf en de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk getuigenverzoek gedaan. Dit verzoek strekt ertoe [getuige] , zijnde de partner van verdachte, als getuige te horen, mocht het hof van oordeel zijn dat verdachte het e-mailbericht heeft verzonden en dat de inhoud van het e-mailbericht bedreigend is.
Het hof overweegt dienaangaande dat het dossier reeds een schriftelijke verklaring van [getuige] d.d. 6 september 2021 bevat, inhoudende:
“Ik ben werkzaam op het kantoor [adres 1] , ik beheer onder andere meerdere secretariaten. Veel communicatie van die secretariaten komt per email.
Zo komen op het emailadres [e-mailadres 1] onder andere de berichten binnen van diverse financiële partners.
Het mailadres [e-mailadres 1] komt binnen op de laptop die staat op het bureau dat door [verdachte] wordt gebruikt. Op dit mailadres komen ook andere mailadressen binnen.
Deze laptop staat bijna altijd aan, ook in afwezigheid van [verdachte] , zodat berichten altijd beschikbaar zijn voor het secretariaat.
Het zou kunnen zijn dat ik een concept bericht weg geklikt heb en mogelijkerwijs onbewust heb verzonden.”
Het hof begrijpt uit deze verklaring dat [getuige] enkel in algemene zin kan verklaren over de mogelijkheid dat een e-mailbericht vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] abusievelijk door haar kan zijn verzonden en dat zij niet uit eigen wetenschap kan verklaren dat zij of een ander dan wel de verdachte het e-mailbericht van 12 mei 2021 met daarin opgenomen de onder feit 1 tenlastegelegde bewoordingen zou hebben verzonden.
Gelet op het vorenoverwogene acht het hof dan ook niet noodzakelijk om genoemde persoon als getuige te horen. Het verzoek wordt afgewezen.
Bewijsmiddelen
De door de politierechter in het vonnis gehanteerde bewijsmiddelen behoeven enige aanvulling.
1. Het in het vonnis op pagina 8 met betrekking tot feit 1 gehanteerde bewijsmiddel, te weten de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 september 2021, dient te worden aangevuld met de volgende passage, weergegeven op pagina 3 van het proces-verbaal van de openbare zitting van de politierechter van 7 september 2021:
U houdt mij voor dat er wordt gesproken over de 3J's en dat aangever heeft aangegeven dat
zijn vrouw [benadeelde 1] heet, zijn dochter [benadeelde 2] en dat de naam van zijn andere kind ook met een
"J" begint. Volgens de website is dat het geval. Het was ook mijn bedoeling om naar hen te verwijzen.
2. Het in het vonnis op pagina 8 met betrekking tot feit 1 gehanteerde bewijsmiddel, te weten een schriftelijk bescheid, zijnde het e-mailbericht d.d. 12 mei 2021 om 06:53 uur van [verdachte] < [e-mailadres 1] > aan [benadeelde 1] < [e-mailadres 2] >,
pagina's 22 en 23, dient te worden aangevuld met de volgende passages:
Op de een of andere manier zijn jullie wel bijzonder slecht in het maken van keuzes.
Als eerste zijn jullie bereid om voor een paar centen mijn gezinsleden te ontvoeren en vervolgens verzinnen jullie een derde keuze met het wederom deporteren van mijn gezinsleden.
(…)
Met vriendelijke groet,
[verdachte]
3. De in het vonnis op pagina 7 en 8 met betrekking tot feit 1 gehanteerde bewijsmiddelen dienen te worden aangevuld met het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 mei 2021, pagina’s 60 tot en met 66 voor zover hier van belang – zakelijk weergegeven – inhoudende:
V = Vraag verbalisant(en)
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisant(en)
A: [naam] en [naam] zijn mijn honden. (…) Ik wil mijn honden terug.
O: Eind maart 2021 zijn uw honden van u afgepakt
V: Was u ervan op de hoogte dat [benadeelde 3] eigenaar was van een hondenopvang?
A: Tot het moment dat hij mijn honden mee nam niet.
V: Hoe bent u aan het adres gekomen van [benadeelde 3] ?
A: Nadat er na enkele weken een rapportage van de gemeente binnen kwam, met hierin het verslag van [benadeelde 3] . Hierin stond een nummer vermeld. (…) Ik ben binnen mijn eigen netwerk navraag gaan doen wie er bij dit nummer hoorde. Zo kreeg ik de naam van [benadeelde 3] .
V; Sinds 6 mei 2021, zijn er diverse mails verstuurd met hierin bedreigingen, wat kunt u daar over verklaren?
A: Dat ik mensen graag keuzes geef.
V: In deze periode zijn er een aantal mails door de hondenopvang ontvangen vanaf het mailadres [e-mailadres 1] . Heeft u die verstuurd?
A: Dat zou kunnen.
V: Die mails worden ondertekend met [verdachte] , bent u dat?
A: Mijn naam is [verdachte] .
4. De in het vonnis op pagina 8 en 9 met betrekking tot feit 2 gehanteerde bewijsmiddelen dienen te worden aangevuld met:
4a. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] d.d. 18 mei 2021, pagina's 45 en
46, voor zover hier van belang – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 18 mei 2021, omstreeks 11.45 uur, is [verdachte] bij mijn woning geweest. Hij heeft hier met een moker het hek vernield. Ik sprak hem hierop aan wat hij allemaal aan het doen was. Ik vroeg aan hem waarom hij dreigde mijn gezin iets aan te willen doen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij dat gaat doen omdat ik de verkeerde keuzes maak.
4b. het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 57, voor zover hier van belang – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op dinsdag 18 mei 2021, omstreeks 16.40 uur, bekeek ik de camerabeelden ter zake een vernieling van een hek van een oprit, die plaatsvond op dinsdag 18 mei 2021, omstreeks 11.50 uur. Ik zag op de camerabeelden dat een man omstreeks 11.50 uur uit een wit voertuig stapte. Ik zag dat de man een moker vasthield. Ik zag dat de man naar het hek van de oprit liep, en met de moker tegen het hek sloeg. (…)
Ik herkende de man van een eerdere aanhouding door een BOA, naar aanleiding van het niet voldoen aan een bevel of vordering, die plaatsvond op woensdag 31 maart 2021 (…). Hierbij heb ik de verdachte overgenomen van de BOA en naar het politiebureau aan [straat] in Roosendaal overgebracht. De verdachte uit deze zaak was:
- [verdachte] ,
- geboren op [geboortedag 1] 1962 in [geboorteplaats 1] ,
- BSN: [BSN nummer] .

Ik herkende de man, zijnde [verdachte] , die de vernielingen pleegde op de camerabeelden (…)

Bewijsoverwegingen
De in het vonnis op pagina 9 met betrekking tot feit 1 onder 3.2 opgenomen bewijsoverwegingen dienen te worden vervangen door de volgende overwegingen.
Uit de in het vonnis onder 3.1 opgenomen bewijsmiddelen leidt het hof af dat op 12 mei 2021
om 06:53 uur (in de ochtend) met het e-mailadres dat bij verdachte in gebruik is een door hem getypte e-mail naar [benadeelde 3] is verstuurd.
De verdediging heeft – kort gezegd – ter terechtzitting betoogd dat verdachte dit e-mailbericht wel in concept heeft opgesteld, maar niet zelf heeft verzonden en dat dat ook niet zijn bedoeling was. Hij was aan de inhoud van het bericht nog aan het schaven, had het e-mailbericht op zijn pc de avond ervoor open laten staan, waarna zijn vrouw de volgende ochtend tijdens het verrichten van enkele handelingen op zijn pc per ongeluk het e-mailbericht moet hebben verzonden.
Het hof overweegt hierover het volgende.
De verdachte was boos omdat zijn honden door de gemeente van hem waren afgenomen en hij wilde – zo volgt uit zijn politieverhoor – zijn honden terug. Toen verdachte kennis nam van de locatie van de aangever waar de honden waren ondergebracht, heeft hij met aangever contact opgenomen. In een periode van zes dagen zijn meerdere e-mailberichten vanaf het
e-mailadres dat bij verdachte in gebruik is aan aangever verzonden. Het laatste e-mailbericht bevat de tenlastegelegde bewoordingen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend e-mailberichten aan aangever te hebben opgesteld en verstuurd, maar ontkend het laatste door hem opgestelde bericht te hebben verzonden. Bij zijn politieverhoor heeft de verdachte echter niet stellig ontkend dat hij het e-mailbericht heeft verstuurd. Toen heeft hij enkel verklaard dat het technisch mogelijk is dat een ander de e-mails aan de aangever heeft verstuurd (dossierpagina 65). Verdachtes verklaring dienaangaande is mitsdien niet consistent. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat de verdachte bij zijn politieverhoor – wanneer hem wordt voorgehouden dat er sinds mei 2021 diverse e-mails zijn verstuurd met hierin bedreigingen zonder de inhoud daarvan te benoemen – antwoordt dat “hij” mensen graag “keuzes” geeft. Het
e-mailbericht van 12 mei 2021 met de onder feit 1 tenlastegelegde bewoordingen houdt onder meer in (dossierpagina 64):
“Dan is er de keuze om gewoon mee te komen. Wordt deze keuze niet gemaakt, dan kun je vast wel bedenken wat dan mij keuze gaat worden.”
Het woord “keuze” of “keuzes” komt in de eerdere e-mailberichten die vanaf het
e-mailadres van verdachte aan aangever zijn verzonden niet voor. Uit de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd leidt het hof dan ook af dat de verdachte wist dat het door hem opgestelde bericht van 12 mei 2021 aan de aangever was verzonden zonder dat hij op dat moment heeft verklaard dat hij dat niet had gedaan en dat het niet de bedoeling was dat bericht te versturen.
Dat de verdachte de e-mail met de bedreiging daadwerkelijk heeft willen verzenden en ook heeft verzonden, vindt bovendien steun in het feit dat de verdachte nog geen week later, op 18 mei 2021, langs aangever is gegaan, met een moker een hek bij het perceel van aangever heeft beschadigd en vervolgens, toen aangever hem ter plekke op de bedreigingen van zijn gezin aansprak, heeft gezegd dat hij dat gaat doen omdat aangever de verkeerde “keuzes” maakt.
De verdachte heeft zowel ter zitting in eerste aanleg als in hoger beroep aangegeven dat hij goed over de inhoud van het e-mailbericht heeft nagedacht. Dit stemt niet overeen met de bewering van verdachte dat hij nog wenste te schaven aan de inhoud van het e-mailbericht. Het hof acht de verklaring van verdachte gelet op het vorenoverwogene ongeloofwaardig.
Het hof gaat er daarom vanuit dat het verdachte is geweest die deze e-mail op 12 mei 2021 aan [benadeelde 3] opzettelijk heeft toegezonden. Dit e-mailbericht heeft gelet op de aard en strekking van de bewoordingen naar het oordeel van het hof ook een bedreigende inhoud.
Het hof gaat onder meer gelet op het tijdstip van verzending er vanuit dat [benadeelde 3] die dag bekend is geworden met de inhoud deze e-mail.
Voor zover de verdediging het verweer heeft gevoerd dat de inhoud van het e-mailbericht van 12 mei 2021 niet bedreigend van aard is, faalt het. In het bericht wordt eerst gesproken over het ‘ontvoeren van gezinsleden’. Het hof begrijpt dat hier wordt gedoeld op het tijdelijk in opdracht van de gemeente huisvesten van de honden van de verdachte door aangever. Vervolgens wordt een oplossing voorgesteld: het uitruilen van krijgsgevangenen. De daaropvolgende tekst ziet op het uitruilen van de gezinsleden van aangever tegen de honden van de verdachte. In het bericht wordt de ontvanger de keuze gegeven dat de gezinsleden gewoon meekomen. De verdachte schrijft vervolgens: “Wordt deze keuze niet gemaakt, dan kun je vast wel bedenken wat mij(n) keuze gaat worden”. Naar het oordeel van het hof wordt de ontvanger van het bericht hiermee onmiskenbaar bedreigd met de ontvoering van gezinsleden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de bedreiging is gedaan onder de omstandigheid dat de honden van de verdachte tegen zijn wil op de locatie van aangever waren ondergebracht en dat hij de honden terug wilde hebben. Naar het oordeel van het hof is de bedreiging tegen de achtergrond van het voorgaande van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de verdachte de gezinsleden zou gijzelen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De gevoerde bewijsverweren vinden voor het overige reeds hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen. Het hof verwerpt mitsdien alle gevoerde verweren.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat [benadeelde 3] door verdachte is bedreigd met gijzeling van zijn gezin;
  • de omstandigheden waaronder de onder 2 bewezenverklaarde vernieling heeft plaatsgevonden, te weten dat verdachte zich met een moker naar de woning van de aangever, bij wie zijn honden door de gemeente waren ondergebracht, heeft begeven en aldaar, terwijl de aangever thuis was, met een moker de poort heeft beschadigd;
  • de mate waarin de bewezenverklaarde beschadiging schade heeft teweeggebracht aan de eigenaar van het goed dan wel diens verzekeraar, alsmede de mate van overlast en ergernis die door een dergelijke delict wordt veroorzaakt aan de gedupeerde.
In verband met de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 juni 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld;
  • de overige persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht
Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof een taakstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden.
Het hof acht het voorts passend en geboden aan de verdachte ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid zoals bedoeld in artikel 38v, eerste lid, Sr op te leggen. Het hof neemt daarbij de aard en ernst van het bewezenverklaarde in acht. De verdachte zal worden bevolen zich gedurende 2 jaren te onthouden van enig contact met [benadeelde 3] , zijn echtgenote [benadeelde 1] en hun kinderen en zich niet op te houden bij de [adres 2] . Aan deze maatregel zal vervangende hechtenis worden gekoppeld, voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De verdachte heeft zich uit boosheid dat zijn honden van hem waren afgenomen belastend naar aangever en zijn gezin gedragen door bedreigingen te uiten en zich te begeven bij de woning van aangever met een moker en daar een hek te beschadigen. Nu de verdachte zijn hond (de andere is inmiddels overleden) nog niet terug heeft en daarover – zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken – nog steeds verbolgen is, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Het hof zal daarom bevelen dat de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedag 2] 1972 te [geboorteplaats 2] , zijn echtgenote [benadeelde 1] en hun kinderen en dat hij zich niet zal begeven op het adres op het adres [adres 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de duur van deze vervangende hechtenis 7 dagen bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 1 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.V. Pelsser en mr. R.G.A. Beaujean zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.