ECLI:NL:GHSHE:2022:3164

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
20-002785-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wederrechtelijke vrijheidsberoving en verzet tegen aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in PI Vught, was in eerste aanleg veroordeeld voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en verzet tegen de aanhouding. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, met name voor zover het zich richtte tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van een slachtoffer op 24 juli 2020 te Tilburg. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen in zijn auto te stappen en heeft haar vervolgens tegen haar wil meegenomen. Daarnaast heeft de verdachte zich op 9 augustus 2020 verzet tegen de aanhouding door de politie, wat leidde tot een worsteling. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002785-20
Uitspraak : 25 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 november 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-192253-20 en 02-203283-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught, Nieuw Vosseveld 2 HvB.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte integraal wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde onder de parketnummers 02-192253-20 en 02-203283-20. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het in de zaak met parketnummer 02-203283-20 onder 2 tenlastegelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-192253-20:
hij op of omstreeks 24 juli 2020 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door haar
- vast te pakken en/of (vervolgens) in (de richting van)/naar de auto te duwen en/of
- daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Je moet mee. Ik heb een vuurwapen bij mij en ik maak jou en jouw vrienden af." en/of
- in de auto te duwen/begeleiden en/of
- in de auto (vast) te houden en/of (vervolgens) met de auto weg te rijden (zodat zij niet uit die auto kon stappen) en/of
- ( nadat zij uit de auto was ontsnapt) achter na te rennen en/of op te tillen en/of enige afstand te dragen;
Zaak met parketnummer 02-203283-20 (gevoegd):
1.
hij, op of omstreeks 9 augustus 2020 te Tilburg, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] (brigadier van politie eenheid Zeeland-West Brabant) en/of [verbalisant 2] (agent van politie eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door wild met zijn armen te zwaaien en/of zich trachten los te trekken en/of omhoog te komen en/of meermalen een trappende beweging te maken en/of door om zich heen te schoppen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-192253-20 en in de zaak met parketnummer 02-203283-20 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-192253-20:
hij op 24 juli 2020 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door haar
- vast te pakken en vervolgens naar de auto te duwen en
- daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Je moet mee. Ik heb een vuurwapen bij mij en ik maak jou en jouw vrienden af" en
- in de auto te begeleiden en
- in de auto vast te houden en vervolgens met de auto weg te rijden zodat zij niet uit die auto kon stappen en
- nadat zij uit de auto was ontsnapt achterna te rennen en op te tillen en enige afstand te dragen.
Zaak met parketnummer 02-203283-20 (gevoegd):
1.
hij, op 9 augustus 2020 te Tilburg zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] (brigadier van politie eenheid Zeeland-West Brabant) en/of [verbalisant 2] (agent van politie eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door wild met zijn armen te zwaaien en zich trachten los te trekken en omhoog te komen en meermalen een trappende beweging te maken en door om zich heen te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Parketnummer 02-192253-20
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Zeeland-West-Brabant, Districtsrecherche Hart van Brabant, dossiernummer 2020192063, gesloten d.d. 6 juli 2020 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 56), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2020 (pg. 39-42), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van gijzeling/ontvoering tegen mijn ex-vriend [verdachte] . Vandaag, 24 juli 2020, was ik in mijn woning aan [adres 2] (
het hof begrijpt: te Tilburg). Ik was daar met mijn vrienden [getuige 1] en [getuige 2] . Omstreeks 14:00 uur hoorde ik een geluid vanaf de begane grond. Ik ging naar beneden en zag [verdachte] in mijn woning staan. Hij vroeg of ik met hem naar de auto wilde lopen. [verdachte] en ik liepen naar buiten om te praten.
Hij begon mij opeens te duwen. Ik zei tegen [verdachte] dat ik niet met hem in de auto wilde. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik met hem mee moest. Ik hoorde hem zeggen dat hij een vuurwapen bij zich had en dat hij mij en mijn vrienden af zou maken. Ik werd erg bang. Hij vertelde dat ik in de auto moest zitten. Ik ging in de auto zitten, in de passagierstoel. Ik liet de deur open. [verdachte] vertelde dat ik de portier dicht moest maken. [verdachte] begon te rijden, terwijl de portier aan mijn zijde openstond. We reden enkele meters. Ik trok de autosleutel uit het contact. Deze viel op de grond. [verdachte] begon te schelden en te schreeuwen. Hij pakte de sleutel op en startte opnieuw de auto. Ik zag dat hij erg veel gas gaf. Echter kwam hij al snel op [adres 2] achter een bus terecht. Hij moest dus rustiger rijden. Ik zag kans om de portier opnieuw te openen en uit te stappen. Ik rende weg. [verdachte] rende achter mij aan. Hij was erg snel. Ik voelde en zag dat [verdachte] mij vastpakte en gooide mij over zijn schouder. Hij rende met mij naar het [park] . Ik schreeuwde om hulp, omdat ik bang was. In het [park] zette hij mij neer.
Er kwam ook een vrouw naar ons toe. De vrouw was een voorbijganger. Ze vertelde dat ze alles had gezien en de politie had gebeld. Ik zag dat de vrouw erg bezorgd was om mij. [verdachte] ging toen weg. Ik bleef bij de vrouw en liep met de vrouw terug naar mijn huis.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juli 2020 (pg. 47-48), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] afgelegd op 24 juli 2020 om 14:50 uur op de locatie [adres 2] :
Omstreeks 14:25 uur zat ik in mijn auto die geparkeerd stond aan [adres 2] ter
hoogte van [huisnummer] . Ik zag dat er aan de overkant van de straat een zwarte Peugeot geparkeerd stond. Ik zag toen een stel aankomen lopen vanuit de richting [straat] . Ik zag dat ze samen liepen en dat hij haar vast had. Ik zag aan de manier waarop zij liepen dat het niet in orde was. Zij hing een beetje achterover.
Ik zag ze naar de zwarte Peugeot lopen. Hij liep met de vrouw mee naar de bijrijderskant en duwde haar in de auto. Hij liep naar de bestuurderskant toe stapte in en ging zitten. Hij begon naar de vrouw te schreeuwen. Hij leek behoorlijk opgefokt. Hierna zag ik de vrouw de hendel van de deur pakken om de deur open te
doen. Ik zag dat hij over haar heen ging hangen om die deur weer dicht te doen.
Ik zag dat de vrouw uit de auto probeerde te komen maar dit lukte niet, omdat de man haar iedere keer tegen hield. Ik belde toen 112. Ik hoorde dat ze begon te schreeuwen:''help me, help me". Ze keek om zich heen en zag mij zitten. Toen hoorde ik dat ze riep: “miss, miss help”. Ik had toen 112 al aan de telefoon.
Ik zag dat de man mij zag zitten in de auto. Ik hoorde dat de man de auto startte en
als een gek weg scheurde richting het centrum. Ik ben hierna bij de buurvrouw gaan aanbellen. Ik heb toen het meisje omschreven en de buurvrouw zei meteen dat ze dit meisje vanochtend naar binnen had zien gaan op [adres 2] .
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 juli 2020 (pg. 53-54), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 4] afgelegd op 25 juli 2020:
Gisteren, rond de middag, stond ik met mijn kindje en een kennis op de hoek [straten] in Tilburg. Ik hoorde vanuit de richting [straat] een zwarte Peugeot 209 aankomen rijden. Deze reed met piepende
banden. Ik zag dat deze auto stopte bij de laatste blok huizen voor het speeltuintje.
Ik zag dat vanuit rechterzijde van de auto, vanaf de passagiersstoel, een klein blond
meisje uit de auto kwam rennen. Het was een klein meisje maar wel een volwassen
meisje. Ik zag dat het meisje weer terug rende in de richting waar de auto vandaan
gekomen was. Ik zag dat ze daar de hoek omging waardoor ik ze niet meer kon zien.
Ik zag dat de bestuurder van die auto ook uit de auto rende en achter het meisje
aanging. Ook hij ging die hoek om waardoor ik hem niet meer kon zien. Omdat wij het niet vertrouwden zijn we blijven staan. Nog geen 5 à10 seconden later kwamen ze weer terug de hoek om. Ik zag dat die jongen het meisje droeg. Ik zag dat
de jongen het meisje tegen zich aandrukte, haar rug zat tegen zijn borst, zo tilde
hij haar op en droeg hij haar. Zo liep hij met haar het park in.
Ik wilde 112 bellen maar wist de naam van het park niet. Een andere vrouw vertelde de naam van het park en die vrouw is het park ingelopen om het meisje te gaan zoeken. Ik heb toen 112 gebeld. Even later kwam die vrouw met het meisje vanuit het park teruggelopen. Ik zag dat het meisje helemaal overstuur was. De jongen kwam even later met de auto terug naar ons gereden. Hij stopte toen 10 à 15 seconden bij ons en is toen weggereden. Het meisje vertelde dat het haar ex was en hij haar in de auto had getrokken en haar meegenomen had.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Breabant d.d. 30 november 2020, inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
Ik ben die dag (
het hof begrijpt: 24 juli 2020)bij [slachtoffer] (
het hof begrijpt aangeefster [slachtoffer] )geweest. Het klopt dat [slachtoffer] uit de auto is gerend en dat ik achter haar aan ben gerend.
Parketnummer 02-203283-20
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier/eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Hart van Brabant, Basisteam Tilburg Centrum, registratienummer PL2000-2020207071, gesloten d.d. 27 augustus 2020 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 95), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2020 (pg. 6-8), voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 2] :
Op 9 augustus 2020, was ik, verbalisant [verbalisant 2] , agent van politie, samen met politieambtenaar
[verbalisant 5] , belast met een toezichthoudende dienst in het horecaconcentratiegebied van
Tilburg Centrum. Ik was gekleed in politie-uniform.
Ik heb vervolgens de vordering aan [verdachte] gedaan tot overgifte van alle aanwezige drugs in het voertuig en/of bij de goederen die hij bij zich droeg. Ik heb [verdachte] gevraagd zijn tasje welke hij bij zich had aan mij te overhandigen. Nadat ik dit had gekregen heb ik gevraagd om te gaan staan bij politieambtenaar [verbalisant 3] . Hier voldeed [verdachte] aan.
Ik zag politieambtenaar [verbalisant 1] in het voertuig aan het kijken was en ik heb
vervolgens in het tasje gekeken welke open stond. Ik zag dat daar een gripzakje inzat
met verschillende pillen. De pillen waren voor mij ambtshalve bekend als XTC.
Ik heb aangeven tegen politieambtenaar [verbalisant 1] dat hij kenbaar moest maken dat [verdachte] aangehouden kon worden voor
bezit al dan niet handel in harddrugs.
Op het moment dat ik zie dat politieambtenaar [verbalisant 1] aanstalten maakt om naar
verdachte [verdachte] te lopen, zie ik dat hij weg probeert te rennen van politieambtenaar
[verbalisant 3] . Ik zie dat [verbalisant 3] verdachte [verdachte] weet te grijpen. Ik zie dat dat het tot
een worsteling komt. Ik ben er direct naar toegerend en heb verdachte [verdachte] getracht
tegen te houden. De weerstand van [verdachte] was op dat moment dusdanig dat ik hem met
kracht naar de grond heb gebracht en op de grond heb medegedeeld dat die was
aangehouden voor de handel en/of bezit van harddrugs. Verzet van [verdachte] was hevig en hij probeerde door slaande bewegingen te maken van ons weg te komen. Ik zag dat [verbalisant 1] eveneens verdachte [verdachte] vastpakte om controle te krijgen.
Uiteindelijk na een worsteling lukte het middels verschillende controle technieken
om verdachte [verdachte] onder controle te krijgen en verdachte [verdachte] af te boeien. Ik heb vervolgens gevraagd om een bus voor het vervoer naar het arrestantencomplex in
Tilburg. Terwijl ik verdachte [verdachte] in de bus probeerde te zetten probeerde verdachte wederom om uit de bus te komen door om zich heen te schoppen.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2020 (pg. 9-10), voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 1] :
Op 9 augustus 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, belast met het toezicht op de openbare orde binnen
het horecaconcentratiegebied van Tilburg. Ik was hiertoe gekleed in dagelijks politie-uniform.
Na enkele seconden hoorde ik politieambtenaar [verbalisant 2] tegen mij fluisteren dat hij
wat had aangetroffen in de tas van [verdachte] en dat hij aangehouden kon worden. Op het moment dat ik aanstalten maakte om in de richting van [verdachte] te lopen zag ik
dat hij trachtte weg te rennen. Ik zag dat politieambtenaar [verbalisant 3] hem vastpakte bij zijn arm. Ik zag dat [verdachte] wild met zijn armen begon te zwaaien en zich trachtte los te
trekken. Ik zag dat zowel politieambtenaar [verbalisant 3] als [verbalisant 2] de man onder controle trachtten te brengen. Ik zag dat de man zich verzette door in een andere richting te bewegen dan dat zij wilde en zich met kracht los trachtte te trekken. Ik zag dat zowel de verdachte als politieambtenaar [verbalisant 2] ten val kwamen.
Ik ben hierop direct hun richting op gerend om hen te assisteren bij de aanhouding.
Ik zag en voelde dat de verdachte zich met veel geweld bleef verzetten. Ik voelde dat hij onder ons vandaan probeerde te bewegen. Ik voelde dat hij omhoog trachtte te komen en ik zag dat hij meermalen een trappende beweging maakte. Ik voelde dat hij mij op enig moment met veel kracht op mijn rechter knie raakte. Ik voelde direct een felle pijnscheut.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Parketnummer 02-192253-20
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte geen opzet heeft gehad op een wederrechtelijke vrijheidsberoving door in de auto weg te rijden. Ware zulks anders dan had de verdachte ook wel gebruik gemaakt van de centrale vergrendeling. Het niet gebruiken daarvan is een contra-indicatie dat het opzet van de verdachte op vrijheidsberoving was gericht. Ook het wegrijden met de auto dient in een ander licht te worden geplaatst. De verdachte stond niet goed geparkeerd met zijn auto en besloot daarom weg te rijden naar een plek om de hoek om rustig te praten. Dit leidde tot meer boosheid aan de zijde van aangeefster waarna zij de auto verliet en de verdachte achter haar aanging, haar vastpakte en naar een bankje bracht. Het gegeven dat hij haar vastpakte, optilde en niet naar zijn auto of een minder openbare plek heeft gebracht, is ook een duidelijke contra-indicatie dat het de bedoeling van de verdachte is geweest om aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde onder parketnummer 02-192253-20.
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer dat de verdachte geen opzet heeft gehad op een wederrechtelijke vrijheidsberoving wordt weerlegd door de hierboven weergegeven bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verklaring van aangeefster wordt bevestigd door de twee onafhankelijke getuigen [getuige 3] en [getuige 4] . Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de beide getuigen betrouwbaar zijn. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. Het verweer wordt verworpen.
Parketnummer 02-203283-20
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde onder parketnummer 02-203283-20, omdat
primair, de verbalisanten niet hebben gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, omdat er geen sprake was van een redelijke vermoeden van schuld jegens de verdachte;
subsidiair, omdat,
a) hij niet wist dat hij was aangehouden tot verbalisant [verbalisant 2] op hem lag;
b) de feitelijke handelingen niet kunnen worden bewezen, omdat de door verbalisant [verbalisant 4] beschreven camerabeelden afwijken van hetgeen de verbalisanten hebben beschreven;
c) de verdachte geen opzet had op de wederspanningheid, omdat hij enkel reageerde uit pijn en angst omdat er meerdere verbalisanten op hem lagen en niet uit verzet.
Het hof overweegt als volgt.
I.
Op pagina 7 van het politiedossier staat beschreven dat de verdachte zich voor langere tijd in de buurt van [medeverdachte] bevond van wie werd vermoed dat hij in drugs handelde. Na de aanhouding van [medeverdachte] hebben de verbalisanten van de verdachte gevorderd alle aanwezige drugs uit te leveren en gevraagd om zijn tas te overhandigen. In deze tas zaten verschillende gripzakjes met pillen. Gelet op deze feiten en omstandigheden kon er naar het oordeel van het hof bij de verbalisanten sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld aan een feit strafbaar gesteld in de Opiumwet op grond waarvan verdachte kon worden aangehouden. Het feit dat de verdachte later hiervan is vrijgesproken, doet hier niet aan af. Het hof verwerpt het verweer dat de verbalisanten niet hebben gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
II.
a. a) Het verweer dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de wederspannigheid, omdat hij niet wist dat hij was aangehouden totdat verbalisant [verbalisant 2] op hem lag en hem dat mededeelde, kan niet slagen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verbalisanten werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van de verdachte. De verbalisanten waren gekleed in politie-uniform en aldus duidelijk herkenbaar. De verdachte rende weg van een van de verbalisanten, nadat er pillen waren aangetroffen in het tasje dat hij net had overhandigd, en werd door een andere verbalisant vastgegrepen, waarna het tot een worsteling kwam. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden moet het voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat hij zich verzette tegen politieambtenaren in functie.
b) Het hof acht de feitelijke handelingen bewezen op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat aan een bewezenverklaring in de weg staat dat de door verbalisant [verbalisant 4] beschreven camerabeelden afwijken van hetgeen de verbalisanten hebben beschreven, overweegt het hof het volgende. Nog daargelaten het bepaalde in artikel 344 lid 2 Wetboek van Strafvordering blijkt uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] dat het zicht van de camera voor enige tijd werd belemmerd, omdat de aanhouding veel publiek trok dat letterlijk tegen de verbalisanten aan gingen staan, waardoor niet alles door de camera is geregistreerd. Dit verklaart de afwijkingen waar de verdediging aan refereert.
c) Het verweer dat de verdachte enkel reageerde uit pijn en angst, omdat er meerdere verbalisanten op hem lagen en niet uit verzet tegen de aanhouding, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De handelingen van de verbalisanten, waaronder de nekklem, waren erop gericht om het verzet van de verdachte te breken.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen en acht het tenlastegelegde onder de parketnummers 02-192253-20 en 02-203283-20 wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-192253-20 bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

Het in de zaak met parketnummer 02-203283-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

wederspannigheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en wederspannigheid.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2022, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De reclassering adviseert in haar rapport d.d. 26 november 2021 voor de zitting in eerste aanleg de verdachte in het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een meldplicht bij de reclassering als bijzondere voorwaarde in combinatie met een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 180 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-203283-20 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-192253-20 en in de zaak met parketnummer 02-203283-20 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden op het adres [adres 3] of telefonisch 088 8041505 en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
02-203283-20: 1 STK Hamer;
02-203283-20: 7 STK Schroevendraaier;
02-203283-20: 27 STK Gereedschap;
02-203283-20: 3 STK Waterpomptang;
02-203283-20: 3 STK Gereedschap;
02-203283-20: 2 STK Slot;
02-203283-20: 6 STK Sleutel;
02-203283-20: 3 STK Sleutel;
02-203283-20: 1 STK Sleutel.
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 25 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hilverda, mr. Pelsser en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.