Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor belastingfraude. De verdachte, geboren in 1958, was feitelijk leidinggevende van een goede doelenstichting en heeft opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had de verdachte op 25 januari 2018 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden. Na hoger beroep en een arrest van het gerechtshof op 11 september 2019, werd de straf verhoogd naar 12 maanden. De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak op 2 maart 2021, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbeoordeling van de straf.
Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf eiste. De verdediging steunde deze vordering. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de ernst van de feiten en de betrokken gemeenschapsbelangen een zwaardere straf vereisen. De verdachte had in de periode van 2011 tot 2016 in totaal 22 onjuiste aangiften gedaan, wat leidde tot een belastingnadeel van € 147.968,00. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet volledig openheid van zaken heeft gegeven en dat hij zijn gedrag niet erkent.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van normhandhaving in belastingzaken. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het Wetboek van Strafrecht.