ECLI:NL:GHSHE:2022:3162

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
20-001599-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal met geweld en wederrechtelijk binnendringen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van diefstal van vijf fietsen en twee hogedrukreinigers uit de tuin van de aangever, waarbij geweld werd gebruikt. De feiten vonden plaats op 1 februari 2021 in Helmond. De aangever werd door de verdachte met een voorwerp tegen het hoofd gegooid en vervolgens geslagen, waarna de verdachte werd overmeesterd door de aangever en zijn familie. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever en getuigen betrouwbaar waren en dat de verdachte op heterdaad was betrapt. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van negentig uren, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001599-21

Uitspraak : 3 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 14 juni 2021, parketnummer 01-105872-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 01-127760-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw als benadeelde partij gesteld. De vordering is in hoger beroep dan ook niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, in het geval het hof mocht komen tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, is door de verdediging bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde geweldscomponent.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Helmond meerdere (in totaal 5) fietsen en/of twee hogedrukreinigers, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever] één of meerdere keren te slaan en/of een voorwerp tegen het hoofd van die [aangever] te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om meerdere (in totaal 5) fietsen en/of twee hogedrukreinigers, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen die fietsen en/of hogedrukreinigers uit de tuin van die [aangever] heeft gehaald en/of in de steeg/brandgang en op straat heeft gezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever] één of meerdere keren te slaan en/of een voorwerp tegen het hoofd van die [aangever] te gooien;
2.
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Helmond in het besloten erf, gelegen aan [adres 2] bij een ander, te weten bij [aangever] en zijn gezinsleden, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 1 februari 2021 te Helmond meerdere (in totaal 5) fietsen en twee hogedrukreinigers, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever] te slaan en een voorwerp tegen het hoofd van die [aangever] te gooien;
2.
hij op 1 februari 2021 te Helmond in het besloten erf, gelegen aan [adres 2] bij een ander, te weten bij [aangever] en zijn gezinsleden, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 februari 2021 (pagina’s 29-30), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] :
Op maandag 01 februari 2021, zat ik omstreeks 02.45 uur nog in de woonkamer van de woning waar ik woon, samen met mijn ouders en mijn oudere broer. Wij hadden de verjaardag van mijn broer gevierd en ik was nog met vrienden aan het praten via mijn telefoon. Op dat moment zag ik in onze achtertuin de verlichting “aanspringen”. Deze verlichting werkt op een bewegingssensor. Ik liep naar de raam in de keuken waardoor ik de tuin in kon kijken. Ik wilde zien of er “iets” in de tuin was. Ik zag een mij onbekende man in onze tuin staan. Ik zag ook dat de man mij ook zag. De man
wilde naar binnen komen, althans ik hoorde dat hij de klink van de achterdeur, die toegang geeft tot onze woning, bewoog. Ik zag dat de man er verschrikt uit zag.
Hierop ben ik meteen naar boven gelopen om mijn vader te roepen.
2.
Het proces-verbaal aangifte d.d. 1 februari 2021 (pagina’s 25-26), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever] :
Achternaam [aangever]
Voornamen [aangever]
Adres [adres 2]
Postcode plaats [adres 2]
Ik wil aangifte doen van diefstal van goederen uit mijn tuin en schuur.
Op maandag 1 februari 2021, omstreeks 02:54 uur, werd ik wakker gemaakt door mijn
zoon. Hij had geluid gehoord afkomstig uit de achtertuin. Hij was nog wakker en was
op dat moment beneden in de woonkamer. Hij zag dat de bewegingslamp in de tuin
aanging en hij zag dat er een man in de achter tuin stond.
Ik ben naar beneden gelopen en heb de achterdeur van de woning geopend om de tuin in
te gaan. Op het moment dat ik de achter tuin instapte zag ik een man in de tuin
staan. Ik zag dat de man een voorwerp naar mijn gooide, ik kon deze niet ontwijken en
ik voelde dat het voorwerp mijn hoofd raakte. Ik voelde een hevig pijn aan mijn hoofd
waar ik geraakt werd met het voorwerp die de man gooide.
Ik heb nu een wond boven mijn rechteroog waar ik geraakt werd, ik zie dat er wat
bloed uit de wond komt. Ik ben op de man afgelopen en heb geprobeerd deze vast te
pakken. Ik zag en voelde dat de man mij diverse malen sloeg op mijn lichaam. Ik heb
de man terug geslagen. We zijn op de grond terecht gekomen, hierbij heb ik mijn linkerknie opengehaald. Hierna heb ik de man op de grond onder controle kunnen houden tot de politie er was.
Ik zag toen dat de schuur deur openstond en de tuinpoort. Ik zag dat de fietsen van
mij en mijn kinderen niet meer in de tuin stonden. In de tuin had ik 5 fietsen staan,
deze stonden vanuit de woning gezien aan de linkerzijde van de tuin. Ik ben gaan
kijken en zag dat er drie fietsen in de brandgang achter de woning stonden. Ik zag
dat mijn hogedrukreiniger welke in mijn schuur stond, bij de achterpoort van mijn
buurman stond. Aan het einde van de brandgang welke uit komt bij [adres 3] zag ik
dat er een vierde fiets van mij stond.
De vijfde fiets trof ik aan ter hoogte van [adres 3] . Ik zag dat er aan de rechterzijde van het fietsstuur een grote boodschappen tas hing. Ik zag dat er in de tas mijn tweede hogedrukreiniger zat. De tweede hogedrukreiniger stond ook in mijn schuur.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 februari 2021 (pagina’s 27-28), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] :
Mijn vader ging als eerste naar buiten en ik ging gelijk achter hem aan. Toen mijn vader net de deur door was en een stap in de tuin zette, werd er kennelijk iets naar het hoofd van mijn vader gegooid wat hem ook raakte boven zijn oog. Ik zag dat de inbreker bij ons schuurtje stond wat in de tuin staat. Onze tuin is klein en ik zag dat de inbreker drie snelle stappen zette naar ons toe. Ik zag dat die inbreker vervolgens mijn vader sloeg.
Ik heb toen tegen mijn broertje geroepen dat hij politie moest bellen. Mijn vader kon toen de man tegen de grond werken.
Ik zag dat de buurman van nummer 3 uit het raam hing.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 februari 2021 (pagina’s 31-32), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3] :
Achternaam [getuige 3]
Voornamen [getuige 3]
Adres [adres 4]
Postcode plaats [adres 4]
Op maandag 1 februari 2021 omstreeks 02:50 uur, lag ik te slapen. Ik hoorde op een
gegeven moment wat gestommel bij ons in de achtertuin. Ik werd hier wakker van. Ik
weet niet precies wat ik hoorde maar ik vertrouwde het niet. Hierop heb ik door mijn
raam gekeken en zag ik dat de poort van onze achtertuin openstond. Dit vond ik heel
vreemd want deze was dicht toen ik naar bed ging. Onze poort sluit niet goed, dus zet
ik er altijd een fiets tegenaan en een dwarsbalk zodat deze niet openwaait door de
wind. Ik zag dat deze fiets en balk ook waren verplaatst, vermoedelijk was het
verplaatsen van mijn fiets waar ik wakker van werd. Verder zag ik dat de lamp in
de achtertuin aan was. Deze lamp reageert op beweging middels een sensor. Toen ben ik
naar beneden gegaan. Toen ik beneden kwam hoorde ik wederom wat gestommel. Dus
maakte ik snel onze achterdeur open. Ik zag vervolgens niks bij ons in de tuin. Ik
hoorde wel dat er bij de buren in de achtertuin werd gevochten. Ik keek vervolgens over de schutting en zag dat mijn buurman bovenop een voor mij onbekende man zat. Ik zag dat mijn buurman deze onbekende man onder controle hield.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2021 (pagina’s 18-19), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op maandag 1 februari 2021 omstreeks 02:55 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en
[verbalisant 1] , belast met de noodhulpsurveillance in de gemeente Helmond. Wij waren in een politie-uniform gekleed en maakten gebruik van een zodanig herkenbaar politievoertuig.
Omstreeks 02:55 uur ontvingen wij de volgende melding op [adres 2] te Helmond:
PERSOON IN DE TUIN DIE FIETSENWILDE JATTEN
VADER EN BROER ZITTEN ER OP
HET IS ONDER CONTROLE MAAR WEL GRAAG SNEL POLITIE.
PERSOON HEEFT WEL MET DINGEN GEGOOID.
Hierop zijn wij naar [adres 2] te Helmond gereden en waren omstreeks 03:00 uur
ter plaatse.
Wij zagen dat de aangever een wond boven zijn rechteroog had zitten. Wij vroegen hoe
hij aan deze wond kwam en hij zei dat de verdachte iets tegen zijn hoofd had gegooid.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben vervolgens door de brandgang gelopen en trof in de
brandgang in totaal 3 fietsen aan die afkomstig waren uit de tuin van de verdachte.
Verder trof ik bij de poort van huisnummer 3 een hogedrukreiniger aan, ook deze was afkomstig vanuit de tuin van de aangever. Toen ik de brandgang uitliep bij [adres 3] zag ik dat er daar op de hoek in de heg ook een fiets stond. Ik vroeg aan de aangever of deze ook van hun was en hij gaf aan dat die inderdaad ook van hun was. Ook vertelde hij dat ze nu nog 1 fiets kwijt waren. Ik ben vervolgens verder [adres 3] opgelopen en trof ter hoogte van huisnummer [huisnummer] een fiets aan met aan het stuur in een bigshopper nog een hoge drukreiniger.
Tijdens het opnemen van de aangifte zijn er foto's gemaakt van het ontstane letsel bij de aangever. Deze foto's worden als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2021 (pagina’s 39-40), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op maandag 1 februari 2021 omstreeks 03:05 uur, werd op de locatie [adres 2]
, als verdachte aangehouden de verdachte [verdachte]
. Geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] .
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2021 (pagina’s 43-45), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Na zijn aanhouding op 01 februari 2021 in de achtertuin van perceel [adres 2] te Helmond, werd de verdachte overgebracht naar het hoofdbureau van politie te Eindhoven, gevestigd aan [adres 5] .
In zijn fouillering werd onder andere aangetroffen:
1. zakmes, inklapmodel, merkloos, met zwarte handgreep en metaalkleurig lemmet, in ingeklapte toestand een lengte van circa 8 cm;
1. kniptang in de kleuren grijs en oranje met een lengte van circa 16cm;
1. schroevendraaier met blauwe handgreep, met een lengte van circa 19cm en
1. foedraal met daarin 3 zwarte dartpijltjes met achterop de tekst Berkers dartsport.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde. Daartoe is primair – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte stellig heeft ontkend het tenlastegelegde te hebben gepleegd. Voorts is er een alternatief scenario naar voren gebracht met de strekking dat de verdachte is gaan darten bij zijn schoonvader, alcohol had gedronken en daarna zijn hond heeft uitgelaten. De hond is er ter hoogte van de tuin van de woning aan de [adres 6] vandoor gegaan. Verdachte is achter zijn hond aangegaan, maar is vervolgens aangevallen en neergestoken en heeft het bewustzijn verloren. Hoe hij in de tuin van aangever aan [adres 2] terecht is gekomen weet de verdachte niet. Mogelijk is hij daar naar toe gesleept. Bovendien wijst de verdediging op de omstandigheid dat de verklaringen die door de diverse leden van de familie [familienaam] zijn afgelegd, niet gelijkluidend zijn. De verdediging concludeert dat de verdachte op een verkeerd tijdstip zich op de verkeerde plaats bevond en per vergissing is aangewezen als de dader.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de geweldscomponent niet bewezen kan worden. De verwondingen van aangever passen bij het in bedwang houden van de verdachte.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de familie [familienaam] in de nacht van 1 februari 2021 werd opgeschrikt door de aanwezigheid van een voor hen onbekende man in hun achtertuin. Zoon [getuige 1] was op dat moment nog beneden in de woonkamer toen hij de buitenverlichting – die met een bewegingssensor werkt – aan zag gaan. Toen hij naar het raam liep om de achtertuin in te kijken, zag hij een onbekende man in de tuin staan. [getuige 1] heeft toen zijn vader [aangever] wakker gemaakt. [aangever] is via de achterdeur de tuin ingelopen en zag daar een man staan. Deze man gooide een voorwerp naar zijn hoofd. [aangever] voelde hevige pijn aan zijn hoofd en heeft ten gevolge daarvan een verwonding boven zijn rechteroog opgelopen. [aangever] is op de man afgelopen waarna hij diverse malen door deze man is geslagen. Uiteindelijk heeft [aangever] de man onder controle gekregen en weten te houden totdat de politie arriveerde.
[aangever] zag dat de deur van de schuur in tuin en ook de tuinpoort openstonden. Hij zag dat de vijf fietsen die in de achtertuin stonden, weg waren. Ook zag hij dat er twee hogedrukreinigers die in de schuur stonden, weg waren.
Buurman [getuige 3] , wonende aan de [adres 4] , werd kort voor de confrontatie tussen de verdachte en familie [aangever] wakker van gestommel in zijn achtertuin. Toen hij door zijn raam keek, zag hij dat de poort van zijn achtertuin openstond, terwijl hij altijd zorgt dat de poort niet openwaait door er een dwarsbalk en een fiets voor te zetten. Bovendien brandde de lamp die door middel van een bewegingssensor werkzaam is. Toen [getuige 3] eenmaal beneden kwam, hoorde hij dat er bij de buren in de tuin werd gevochten. Kijkend over de schutting zag hij dat zijn buurman iemand in bedwang hield.
Bij de verdachte werd na zijn aanhouding bij de fouillering door de politie aangetroffen: een zakmes, een kniptang, een schroevendraaier en een foedraal met drie dartpijltjes.
De vijf fietsen en twee hogedrukreinigers heeft de politie in de directe omgeving van de woning aan [adres 2] teruggevonden.
Uit het vorenstaande volgt dat er een fysieke confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de verdachte enerzijds en aangever anderzijds, waarbij geweld is gebruikt. Verdachte is door aangever op heterdaad betrapt bij de diefstal van de fietsen en de hogedrukreinigers en heeft, zodra hij door aangever werd gezien, direct een voorwerp naar diens hoofd gegooid, waardoor aangever een verwonding heeft opgelopen. Daarna heeft verdachte klappen aan aangever uitgedeeld voordat het aangever lukte om verdachte te overmeesteren.
De verdediging heeft weliswaar een alternatief scenario geschetst maar heeft nagelaten aanknopingspunten aan te reiken die dit scenario aannemelijk maken. Daarom legt het hof het scenario, dat tevens zou impliceren dat de verdachte in bewusteloze toestand van de tuin van huis nummer 1 naar de tuin van huis nummer 5 moet zijn versleept, als onaannemelijk terzijde. Hoewel uit het dossier blijkt dat de verdachte, nadat hij aan de politie was overgedragen en naar het politiebureau was overgebracht, een wond had in zijn buik, waarvoor hij in het ziekenhuis is behandeld, is het onduidelijk hoe en wanneer de verdachte dit letsel heeft opgelopen. Dat de aangever de verdachte dit letsel heeft toegebracht tijdens de confrontatie die in de tuin heeft plaatsgevonden, gelijk aangever stelt, kan op grond van de stukken in het dossier niet worden vastgesteld nog daargelaten dat dit thans niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het hof is voorts van oordeel dat verklaringen van de drie leden van de familie [familienaam] , die hiervoor tot het bewijs zijn gebezigd, gedetailleerd en authentiek zijn en dat deze getuigenverklaringen op essentiële punten steun vinden in de andere door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Het hof acht deze getuigenverklaringen in zoverre derhalve betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs.
De stelligheid waarmee de verdachte het tenlastegelegde ontkent, doet daaraan niet af.
De verweren van de verdediging worden in alle onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

in het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 en onder 2 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en het wederrechtelijk binnendringen in een besloten erf bij een ander in gebruik, door in de achtertuin van [adres 2] vijf fietsen en twee hogedrukreinigers te stelen waarbij hij op heterdaad werd betrapt en hij geweld heeft gebruikt tegen de aangever om de vlucht mogelijk te maken en mogelijk het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte door het plegen van onderhavige strafbare feiten niet alleen voor schade heeft gezorgd, maar ook voor overlast en ergernis;
  • de omstandigheid dat verdachte door het plegen van de feiten kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin;
  • de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde met zijn handelwijze letsel heeft toegebracht en persoonlijk leed en angst teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer en diens familieleden en daarmee inbreuk heeft gemaakt op het gevoel van veiligheid.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde zal het hof de verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
De politierechter heeft de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 01-127760-20.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 01-127760-20.
Het hof is ten aanzien van de vordering van het Openbaar Ministerie te Oost-Brabant van 14 juni 2021, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 1 september 2020 onder parketnummer 01-127760-20 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen, van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar handelen heeft schuldig gemaakt – de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 138 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot
een taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 1 september 2020, parketnummer 01-127760-20, te weten van
een taakstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 3 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. L.J.M.M. Dielesen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vermelde pagina’s verwijzen – tenzij anders is vermeld – naar de paginanummering van het dossier van Eenheid Oost-Brabant, District Recherche Helmond, dossiernummer: 2021023580 / 2021031507, onderzoek OB3R021008 - TIOGA, sluitingsdatum 17 maart 2021, doorgenummerde pagina’s 2-84.