ECLI:NL:GHSHE:2022:3160

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
20-003929-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van meerdere diefstallen met een gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 30 november 2018 was vrijgesproken van zes tenlastegelegde diefstallen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van de aangiften, camerabeelden en de herkenning van de verdachte door verbalisanten. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van het stelen van goederen uit verschillende winkels in Roermond, waaronder parfums en een spijkerbroek. Het hof heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten betrouwbaar was, ondanks de eerdere vrijspraak door de politierechter. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en heeft de eerdere vrijspraak vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003929-18
Uitspraak : 28 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 30 november 2018, parketnummer 03-218803-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 03-659056-17, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis van 30 november 2018 vrijgesproken van een zestal tenlastegelegde diefstallen. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Namens verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 in de gemeente Roermond een spijkerbroek, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 in de gemeente Roermond diverse flessen parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2018 in de gemeente Roermond een fles parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 29 oktober 2018 in de gemeente Roermond diverse flessen parfum en/of een powerbank en/of een USB kabel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 1 november 2018 in de gemeente Roermond diverse flessen parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op of omstreeks 30 oktober 2018 in de gemeente Roermond een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 25 oktober 2018 in de gemeente Roermond een spijkerbroek, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 26 oktober 2018 in de gemeente Roermond diverse flessen parfum, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 27 oktober 2018 in de gemeente Roermond een fles parfum, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 29 oktober 2018 in de gemeente Roermond diverse flessen parfum en een powerbank en een USB kabel, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 1 november 2018 in de gemeente Roermond diverse flessen parfum, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op 30 oktober 2018 in de gemeente Roermond een bril, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
1. Een proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer : PL2300-2018168132-1, d.d. 4 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier van politie, dossierpagina’s 65 en 66, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 4 november 2018 om 12:30 uur, is door mij het ondertekende aangifte formulier, in het politiebureau. Politiebureau Roermond, [adres 2] , verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangeefster gaf op te zijn:
Achternaam : [aangever 1]
Voornamen : [aangever 1]
Zij deed aangifte namens het slachtoffer
Rechtspersoon naam : [bedrijf 1]
Adres : [adres 3]
Postcode plaats : [postcode 1] Roermond
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen donderdag 25 oktober 2018 te 12:30 uur en donderdag 25 oktober 2018 te 12:45 uur:
Ik ben namens het slachtoffer [bedrijf 1] gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 25 oktober 2018 omstreeks 12.22 uur was ik werkzaam in de winkel [bedrijf 1] en meer gevestigd op de [adres 3] . We hoorden het alarm over gaan aan de toegangsdeur van de winkel. Dit gaat over als een alarmlabel aan de kleding langs het poortje gaat. We zijn direct met enkele personeelsleden naar de uitgang gelopen en zagen een man nog hard weg lopen. We zijn die verdachte nog nagerend maar hebben deze persoon niet meer in kunnen halen.
In de winkel zijn beveiligingscamera's geïnstalleerd. Hierop kun je ook zien wat er bij de ingang gebeurt. We hebben de beelden terug gekeken. Hierop is te zien dat een man over en weer bij de ingang observeert. Vervolgens loopt hij de winkel in, pakt de gestolen jeans ter waarde van 79.95 euro en loopt naar buiten. Bij het passeren van de beveiligingspoortjes maakt hij met de jeans een zwaai boven de poortjes uit.
Ik heb de beelden van de diefstal ter beschikking gesteld aan de medewerkers van het [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ) . Deze hebben de beelden op de winkeldiefstal app gezet. Ik heb deze beelden daar later op terug gezien. Dat zijn ook de beelden waarover ik gisteren door [verbalisant 1] van de politie over gebeld ben.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer: PL2300-2018167976-14, d.d. 4 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent van politie, dossierpagina 152, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Door mij, verbalisant [verbalisant 2] , werd een foto gemaakt van de jas welke de verdachte droeg tijdens diens aanhouding.
De jas van de verdachte is een soortgelijke jas als welke de verdachte draagt tijdens de diefstal bij de winkel [bedrijf 1] bvh nummer 2018168132, de diefstal bij de winkel [bedrijf 2] bvh nummer 2018165340 en de diefstal bij de winkel [bedrijf 2] 2018165331.
3. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer: PL2300-2018168132-2, d.d. 3 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , voornoemd, en [verbalisant 2] , voornoemd, dossierpagina’s 58 en 59, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant 1] , heb in mijn hoedanigheid als wijkagent binnen mijn wijk een belangrijke informatiepositie. In het centrum van Roermond is het [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ) actief. Door het [bedrijf 4] is een whats-app in gebruik. Het betreft hier een gesloten whats-app groep waarop buiten de beveiligers alle ondernemers aangesloten bij het collectief zijn opgenomen.
Ik als wijkagent ben eveneens aangesloten op deze whatss-app groep.
Uit beelden op deze whats-app groep blijkt dat een persoon zich geregeld strafbaar maakt aan winkeldiefstal in het betreffende gebied. Beelden van de toen nog onbekende dader werden op de Whats-app groep verspreid.
Op 30 oktober 2018 om 14.43 en 14.44 uur heb ik op deze app twee foto's en een filmpje van een winkeldiefstal ontvangen van de betreffende verdachte persoon. Daarbij werd aangegeven dat het winkeldiefstallen betrof bij het [bedrijf 2] en [bedrijf 1] gevestigd in de [plaats] .
Ik zag dat op de beelden welke ik op 30 oktober 2018 om 14.44 uur heb ontvangen dat het hierbij de ingang van de mij ambtshalve bekende kleding winkel [bedrijf 1] betrof. Ik zag dat de betreffende persoon vanaf de passage de winkel in liep. Ik zag dat hij naar het rek liep en hier iets uit pakte. Ik zag dat hij de winkel uit liep en het goed dat hij had gepakt in een zwaai beweging hoog boven het beveiligingspoortje tilde schijnbaar om alarmering te ontwijken. Ik zag dat deze persoon vervolgens in versnelde pas richting de uitgang van de passage liep.
Op 3 november 2018 om 18.30 uur heb ik contact opgenomen met [betrokkene 1] medewerker van beveiligingsbedrijf [bedrijf 5], medewerker van het [bedrijf 4] en beheerder van de eerder genoemde app. Hij deelde mij daarna gevraagd mede dat de betreffende beelden afkomstig waren van het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 3] . Dat het hier een winkeldiefstal betrof welke plaats had gevonden op 25 oktober 2018 tussen 12.00 en 12.30 uur. Dat hij deze beelden op de app had geplaatst op 30 oktober 2018 om 14.44 uur
Op 3 november 2018 om 19.30 uur had ik verbalisant telefonisch contact [betrokkene 2] bedrijfsleidster van [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 3] . Zij deelde mij mede dat de beelden afkomstig waren van de betreffende winkeldiefstal gepleegd op 25 oktober 2018 tussen 12.00 en 12.30 uur. Zij deelde mij tevens mede dat er op 4 november 2018 aangifte van deze diefstal zal worden gedaan. Dat het ontvreemde goed een spijkerbroek betrof met een waarde van 79,95 euro.
Ik verbalisant [verbalisant 2] herkende dat de persoon op de genoemde beelden de persoon is welke op 3 november 2018 werd aangehouden te weten verdachte:
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
in Marokko.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
4. Een proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer : PL2300-2018165096-1, d.d. 29 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3] , BOA, dossierpagina’s 67 t/m 69, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 29 oktober 2018 om 13:28 uur is door mij de via internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam: [aangever 2]
Voornamen: [aangever 2]
Hij deed aangifte namens het slachtoffer
Rechtspersoon naam: [bedrijf 2]
Adres: [adres 4]
Postcode plaats: [postcode 1] Roermond
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op
de locatie genoemd bij plaats delict, tussen vrijdag 26 oktober 2018 te 09:01 uur en
vrijdag 26 oktober 2018 te 09:06 uur:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Na het controleren van de camerabeelden zie ik een man, in het zwart gekleed met witte sneakers binnenkomen. Heeft een baard en draagt een bril. In zijn haar heeft hij grijze strepen. Ik zie dat hij in de winkel komt en een mandje pakt. Ik zie dat hij naar de kassapresentatie loopt en parfums van een display af pakt. Hij loopt verder door de winkel en komt weer terug naar de display en neemt nog meer parfums mee, dit herhaalt hij verschillende malen. Waarop hij naar achter in de winkel loopt, de beveiliging verwijdert en de parfums in zijn kleding verstopt. Hierna verlaat hij zonder te betalen de winkel.
De camerabeelden hiervan stel ik vrijwillig ter beschikking.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer: PL2300-2018165096-2, d.d. 5 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , hoofdagent van politie, dossierpagina 70, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 3 november 2018, omstreeks 20.15 uur, bekeek ik, verbalisant [verbalisant 4] , camerabeelden van de [bedrijf 2] in de [plaats] te Roermond. Dit naar aanleiding van een door de [bedrijf 2] gedane aangifte van winkeldiefstal, gepleegd op vrijdag 26 oktober 2018.
Op de camerabeelden herkende ik de mij ambtshalve bekende verdachte [verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973. Ik heb [verdachte] al vaker gehoord ter zake winkeldiefstal. Tevens zag ik de ID staat van [verdachte] voordat ik de camerabeelden bekeek, waardoor ik zeker wist dat [verdachte] de persoon was op de camerabeelden. Ik herkende [verdachte] aan zijn baard en aan de kleur van zijn haren en baard. Ik herkende het gezicht van [verdachte] .
Op de camerabeelden zag ik dat:
om 09:05:58 uur, verdachte [verdachte] een lichtkleurige verpakking in zijn rechterhand had en met zijn linkerhand aan de verpakking friemelde. Ik zag dat [verdachte] de verpakking daarna aan de voorkant in zijn broek stopte en zijn jas er overheen deed;
om 09:06:09 uur, verdachte [verdachte] een andere lichtkleurige verpakking uit het winkelmandje haalde. Ik zag dat [verdachte] de verpakking in zijn linkerhand vast hield en met zijn linkerhand een beweging maakte naar de voorkant van zijn broek. Ik zag dat [verdachte] met zijn rug richting de camera draaide en dat zijn volgende handeling niet meer zichtbaar was. Ik zag dat toen [verdachte] zich weer terug draaide richting de camera de verpakking uit zijn handen verdwenen was;
om 09:06:34 uur, verdachte [verdachte] weer een lichtkleurige verpakking uit het winkelmandje pakte en een doorzichtig voorwerp van de verpakking trok en dit op de grond gooide. Ik zag dat [verdachte] de lichtkleurige verpakking daarna met zijn rechterhand in zijn rechter jaszak stopte;
om 09:07:14 uur, verdachte [verdachte] de winkel verliet.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
6. Een proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer : PL2300-2018165331-1, d.d. 29 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5] , BOA, dossierpagina’s 82 t/m 85, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 29 oktober 2018 om 20:43 uur is door mij de via internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam: [aangever 2]
Voornamen: [aangever 2]
Hij deed aangifte namens het slachtoffer
Rechtspersoon naam: [bedrijf 2]
Adres: [adres 4]
Postcode plaats: [postcode 1] Roermond
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op
de locatie genoemd bij plaats delict, tussen zaterdag 27 oktober 2018 te 10:21 uur en
zaterdag 27 oktober 2018 te 10:25 uur:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Dit gaat over dezelfde dader als aangiftenummer PL2300-181029-256526678. Deze dag
droeg hij een petje en een andere jas.
Hij komt omstreeks 10:21 binnen. Hij loopt naar het parfumvak in de winkel, pakt hier
een parfum en verstopt deze onder zijn kleding. Daarna loopt hij de winkel uit zonder te betalen.
Hier zijn camerabeelden van.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer : PL2300-2018165331-2, d.d. 5 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , voornoemd, dossierpagina 86, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 3 november 2018, omstreeks 19.40 uur, bekeek ik, verbalisant [verbalisant 4] ,
camerabeelden van de [bedrijf 2] in de [plaats] te Roermond. Dit naar
aanleiding van een door de [bedrijf 2] gedane aangifte van winkeldiefstal, gepleegd op
zaterdag 27 oktober 2018.
Op de camerabeelden herkende ik de mij ambtshalve bekende verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1973. Ik heb [verdachte] al vaker gehoord ter zake winkeldiefstal. Tevens zag ik de ID staat van [verdachte] voordat ik de camerabeelden bekeek, waardoor ik zeker wist dat [verdachte] de persoon was op de camerabeelden. Ik herkende [verdachte] aan zijn baard en aan de kleur van zijn haren en baard. Ik herkende het gezicht van [verdachte] .
Op de camerabeelden zag ik dat:
Om 10:22:21 uur, verdachte [verdachte] in de winkel in beeld kwam en dat hij doorzichtig
plastic van een verpakking af trok en dit weggooide. Ik zag dat hij de verpakking daarna aan de voorkant in zijn broekzak stopte;
Om 10:22:38 uur, verdachte [verdachte] een andere verpakking uit zijn winkelmandje pakte
en al rondlopende iets van de verpakking af trok en op de grond gooide. Ik zag dat hij de verpakking daarna richting de voorkant van zijn broek bewoog. Omdat [verdachte] achter een reclamebord stond, zag ik niet wat hij met de verpakking deed maar toen [verdachte] weer volledig in beeld kwam zag ik dat hij de verpakking niet meer vast had;
Om 10:22:59 uur, verdachte [verdachte] een verpakking uit zijn winkelmandje pakte en al
lopende iets van de verpakking af probeerde te trekken. Ik zag dat [verdachte] daarna iets op de grond gooide en de verpakking daarna aan de voorkant in zijn broek stopte;
Om 10:24:34 uur, verdachte [verdachte] de winkel verliet.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
8. Een proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer : PL2300-2018165340-1, d.d. 29 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 6] , BOA, dossierpagina’s 101 t/m 104, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 29 oktober 2018 om 20:43 uur is door mij de via internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam: [aangever 2]
Voornamen: [aangever 2]
Hij deed aangifte namens het slachtoffer
Rechtspersoon naam: [bedrijf 2]
Adres: [adres 4]
Postcode plaats: [postcode 1] Roermond
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen maandag 29 oktober 2018 te 11:46 uur en maandag 29 oktober 2018 te 11:52 uur:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Dit is dezelfde dader als aangifte PL2300-181029-256526678.
Op camerabeelden is te zien dat deze meneer om 11:46 de winkel betreed, hij loopt door de winkel rond en pakt bij de telefoonaccessoires een powerbank en een USB kabel. Deze stopt hij in zijn mandje, daarop loopt hij naar het parfumvak en stopt 4 geuren zijn mandje. Dan loopt hij naar de achterste gang en stopt de kabel, de geuren en de powerbank in zijn broek.
Hierna verlaat hij de winkel zonder te betalen.
Hier zijn camerabeelden van.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
9. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer: PL2300-2018165340-2, d.d. 5 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , voornoemd, dossierpagina 105, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 3 november 2018, omstreeks 17.30 uur, bekeek ik, verbalisant [verbalisant 4] , camerabeelden van de [bedrijf 2] in de [plaats] te Roermond. Dit naar aanleiding van een door de [bedrijf 2] gedane aangifte van winkeldiefstal, gepleegd op maandag 29 oktober 2018.
Op de camerabeelden herkende ik de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1973. Ik heb [verdachte] al vaker gehoorde ter zake winkeldiefstal. Tevens zag ik de
ID staat van [verdachte] voordat ik de camerabeelden bekeek. Ik zag op de beelden dezelfde persoon als op de ID staat. Ik herkende [verdachte] aan zijn baard en aan de kleur van zijn haren en baard. Ik herkende het gezicht van [verdachte] .
Op de camerabeelden zag ik dat;
om 11:50:11 uur, verdachte [verdachte] in de winkel liep met een winkelmandje en dat hij een verpakking uit het mandje pakte. Ik zag dat [verdachte] de verpakking opende, zich met zijn rug naar de camera draaide en zijn linkerhand daarna in zijn linker jaszak stopte;
om 11:50:28 uur, verdachte [verdachte] zich weer omdraaide richting de camera, wederom een
verpakking uit het mandje pakte, de verpakking opende en zich weer met zijn rug richting de camera draaide. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand in zijn rechter jaszak stopte;
om 11:51:34 uur, verdachte [verdachte] een andere rij in liep, een verpakking uit het winkelmandje haalde en deze aan de voorkant in zijn broek stopte. Ik zag dat [verdachte] daarna nog een verpakking uit het mandje haalde en deze verpakking ook aan de voorkant in zijn broek stopte. Hierna zag ik dat [verdachte] nogmaals een verpakking uit het mandje pakte, zich met zijn rug richting camera draaide en de verpakking ergens linksvoor in zijn kleding stopte;
om 11:52:32 uur, verdachte [verdachte] de winkel verliet met zijn handen in zijn jaszakken.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
10. Een proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer : PL2300-2018165611-1, d.d. 2 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3] , BOA, dossierpagina’s 117 t/m 120, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 29 oktober 2018 om 13:28 uur is door mij de via internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam: [aangever 2]
Voornamen: [aangever 2]
Hij deed aangifte namens het slachtoffer
Rechtspersoon naam: [bedrijf 2]
Adres: [adres 4]
Postcode plaats: [postcode 1] Roermond
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen donderdag 1 november 2018 te 20:03 uur en donderdag 1 november 2018 te 20:04 uur:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Dezelfde man als in PL2300-181029-264915284, PL2300-181029-407521621 en
PL2300-181029-407521621, komt omstreeks 20:03 de winkel binnen. Hij loopt richting de parfum presentatie en neemt hier twee parfums weg. Daarna loopt hij de winkel in, haalt de folie er vanaf en steekt deze in zijn broek. Daarna loopt hij naar een ander vak, haalt ze uit zijn broek en stopt ze in een big shopper die hij bij zich heeft.
Daarna loopt hij door de eerste gang naar de uitgang. De leidinggevende collega loopt hem tegemoet en spreekt hem aan, waarop hij de winkel uit rent.
Hij is weer in het donker gekleed, draagt een winterjas en een muts. Hij heeft zwart grijs haar en heeft een baard, ook draagt hij een bril.
Hier zijn ook camerabeelden van aanwezig, deze stel ik vrijwillig ter beschikking.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
11. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer:
PL2300-2018165611-2, d.d. 4 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 7] , brigadier van politie, dossierpagina’s 121 t/m 123, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb een onderzoek ingesteld naar de camerabeelden behorende bij de winkeldiefstal bij de [bedrijf 2] gelegen in Roermond.
Ik opende de beelden welke mij op 4 november 2018 ter beschikking waren gesteld door de [bedrijf 2] gelegen aan het adres [adres 4] , [postcode 1] Roermond.
Ik zag dat op het hoesje en de CD de tekst IA:PL2300-181102-369772795 stond. Ik zag dat deze overeen kwamen met het nummer van de internet aangifte verwerkt onder proces-verbaalnummer: 2018167611.
Ik zag dat de beelden allemaal waren van de datum 01-11-2018.
Bestand: ch02_20181101200308
Ik zie op de beelden dat er omstreeks 20:03:03 een man de winkel komt ingelopen.
Ik zie de betreffende man een keer langs de kassa's lopen in de richting van een aldaar gelegen schap. Ik ben zelf vandaag in deze winkel geweest. Ik zag dat in dit schap parfums stonden. Ik zag dat hij met zijn rechterhand een voorwerp uit het schap pakte en deze vervolgens wegstopte in of het winkelmandje of de boodschappen tas. Ik zie de man vervolgens niet afrekenen.
Ik zag dat het betreffende filmpje om 20:03:34 afgelopen was.
Bestand: ch05_20181101200327
Ik zie dat de beelden beginnen om 20:03:21.
Ik zie dat de betreffende man linksboven in beeld komt.
Ik zie dat hij in beide handen een lichtkleurig vierkant doosje bij zich draagt. Ik zie dat hij een handeling verricht aan de verpakking welke hij in zijn handen heeft.
Ik zie dat hij in de winkelgang heen en weer loopt en uiteindelijk het lichtkleurige, langwerpige voorwerp aan de linkerkantvoorkant in zijn broek stopt.
Bestand: ch05_20181101200349
Ik zie dat de beelden beginnen om 20:03:56.
Ik zie dat de man wederom een lichtkleurig rechthoekig voorwerp vast heeft.
Ik kan zien dat hij een plastic folie van de verpakking loshaalt.
Bestand: ch05_20181101200402
Ik zie dat de beelden beginnen om 20:03:59. Op de beelden is de man te zien welke nog
steeds bezig is met het tweede doosje. Er is te zien dat hij een plastic folie helemaal losmaakt en deze in het winkelmandje gooit.
De man loopt dichter in de richting van de camerapositie en er is te zien dat hij het
voorwerp in zijn broek aan de rechter-voorzijde wegsteekt.
Ik zie de man om 20:04:21 uur terwijl de man met zijn rug naar de camera staat een
beweging maken met zijn linkerhand. Ik kan op de beelden niet zien wat hij precies
doet.
Ik zie dat op het moment dat de man zijn ellenboog van zijn linkerhand weer naar zijn
lichaam brengt dat de bigshopper een klein schokje maakt. Dit schokje lijkt op een
tas waar een voorwerp in valt.
Ik zie de man om 20:04:23 uur een rechthoekig, langwerpig voorwerp uit de voorzijde
van zijn broek halen en deze in de bigshopper stoppen.
Ik zie dat de man vervolgens terwijl hij om zich heen kijkt de winkel verlaten. Ik
zie dat de medewerkster van de [bedrijf 2] hem een winkelgang verderop nagenoeg later
volgt.
Bestand: CH07_20181101200327
Op deze beelden is hetzelfde te zien als op de beelden waarvan de bestandnaam begint
met ch 05. Deze beelden zijn echter uit een andere invalshoek gemaakt.
Op de beelden is duidelijk te zien dat de verdachte twee rechthoekige verpakkingen bij zich heeft. Er is duidelijk te zien dat hij plastic folie van de verpakkingen losmaakt en deze respectievelijk op de grond en in het winkelwagentje gooit.
Er is te zien dat hij beide verpakkingen wegsteekt in zijn broek.
12. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer: PL2300-2018165611-3, d.d. 5 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , voornoemd, dossierpagina 141, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op zondag 11 november 2018, omstreeks 14.45 uur, werden mij, verbalisant [verbalisant 4] , door
politieambtenaar [verbalisant 7] , een aantal schermafbeeldingen getoond. Dit naar aanleiding van camerabeelden van een winkeldiefstal, gepleegd op donderdag 1 november 2018, bij de [bedrijf 2] in de [plaats] te Roermond.
Op de schermafbeeldingen die mij werden getoond herkende ik de mij ambtshalve bekende
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1973. Ik herkende [verdachte] van eerdere verhoren aangezien hij al vaker verdacht is geweest van winkeldiefstal. Ik herkende [verdachte] aan zijn baard en aan de kleur van zijn haren en baard. Ik herkende het gezicht van [verdachte] .
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
13. Een proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer : PL2300-2018165379-1, d.d. 6 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , voornoemd, dossierpagina’s 144 t/m 146, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 5 november 2018 om 15:30 uur, is door mij het ondertekende aangifte formulier, in het politiebureau. Politiebureau Roermond, [adres 2]
, verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam : [aangever 3]
Voornamen : [aangever 3]
Hij deed aangifte namens het slachtoffer
Rechtspersoon naam : [bedrijf 3] Roermond
Adres : Steenweg 12
Postcode plaats : [postcode 2] Roermond
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen dinsdag 30 oktober 2018 te 13:22 uur en dinsdag 30 oktober 2018 te 13:23 uur:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben werkzaam als winkelmanager/directeur van [bedrijf 3] Roermond. Ik verklaar naar aanleiding van een diefstalmelding camerabeelden te hebben teruggekeken. Omstreeks 13.22 uur (30-10) kwam man binnen. Omstreeks 13.23 uur loopt meneer naar showrek aan voorzijde van de winkel. Hier neemt meneer een bril in zijn handen, klapt de oorsteuntjes dicht en stopt deze met zijn linkerhand in zijn linker jaszak. Hierna begroet meneer de winkelmedewerkers en verlaat de winkel.
Meneer had geen toestemming de bril weg te nemen. Camerabeelden zijn beschikbaar en
worden meegegeven.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
14. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer : PL2300-2018165379-2, d.d. 6 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , voornoemd, dossierpagina 147, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 6 november 2018, omstreeks 09.40 uur, bekeek ik, verbalisant [verbalisant 4] ,
camerabeelden, afkomstig van de [bedrijf 3] te Roermond. Dit naar aanleiding van een
winkeldiefstal bij de [bedrijf 3] , gepleegd op dinsdag 30 oktober.
Op de camerabeelden herkende ik de mij, ambtshalve bekende, [verdachte] , geboren
op [geboortedag] 1973. Ik had [verdachte] al vaker gehoord ter zake winkeldiefstal. Tevens zag ik de ID staat van [verdachte] , voordat ik de camerabeelden bekeek, waardoor ik zeker wist dat [verdachte] de persoon was op de camerabeelden. Ik herkende [verdachte] aan zijn baard en aan de kleur van zijn baard en haren. Ik herkende tevens het gezicht van [verdachte] .
Op de camerabeelden van de [bedrijf 3] zag ik dat:
- verdachte [verdachte] de winkel in kwam gelopen
- verdachte [verdachte] uit een rek, voor in de winkel, een voorwerp pakte, deze opvouwde
en in zijn linker jaszak stopte
- verdachte [verdachte] hierna de winkel uit liep.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat integrale vrijspraak dient te volgen nu het bewijs vooral steunt op de herkenning van verdachte door de verbalisanten op de camerabeelden en niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de persoon op de camerabeelden de verdachte betreft.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken en is daarmee voorbijgegaan aan de positieve herkenning van de verdachte door opsporingsambtenaren aan de hand van de camerabeelden, omdat – kort samengevat – zij aan de hand van diezelfde camerabeelden niet met zekerheid kon vaststellen of de verdachte dezelfde persoon betrof als de persoon van wie op de camerabeelden zichtbaar is dat hij de in de tenlastelegging genoemde diefstallen pleegt. Dat stond de politierechter, gelet op de selectie- en waarderingsvrijheid van de feitenrechter, vrij om te doen. Het hof evenwel kiest voor een andere benadering, nu het naar zijn oordeel niet primair gaat om de vraag of het hof zelf de verdachte op diezelfde beelden wel of niet herkent, maar dat het in deze zaak vooral aankomt op het beantwoorden van de vraag of de positieve herkenningen van de verdachte door de opsporingsambtenaren voldoende betrouwbaar zijn te achten om voor het bewijs te worden gebruikt. Het hof immers heeft, anders dan de opsporingsambtenaren die de verdachte hebben herkend, de verdachte niet eerder zelf gezien.
Wat betreft de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen door de verbalisanten overweegt het hof als volgt.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen staat steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Factoren zoals intensiteit en frequentie van eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn geweest, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte is te zien en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar en met of zonder voorinformatie) zijn in dit verband van belang.
Herkenning van een persoon op beeld vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, lengte, postuur, houding, kleding en accessoires en – wanneer het bewegend beeld betreft – de manier van bewegen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen. Dat moeilijk te rationaliseren holistische karakter maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daar maar ten dele op valt te zien, niet hoeft te betekenen dat de herkenning onbetrouwbaar is. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft/hoe beter men de betrokken persoon kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Wie iemand goed kent, heeft immers maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Het is niet zo dat een opsporingsambtenaar beter in staat is om personen te herkennen dan een rechter, het is wel zo dat een opsporingsambtenaar die de verdachte goed kent, een completer herinneringsbeeld heeft van de verdachte dan de rechter die de verdachte niet of alleen op de zitting heeft gezien.
Het hof stelt in de eerste plaats vast dat de camerabeelden, waarop de dader steeds te zien is, scherp en van goede kwaliteit zijn en dat het steeds om bewegende beelden gaat. Verder stelt het hof vast dat de pleger van de diefstallen op die beelden steeds duidelijk zichtbaar in beeld komt. Op basis van die beelden kan worden vastgesteld dat het in ieder geval steeds om dezelfde dader lijkt te gaan, hetgeen aansluit bij de vaststelling dat bij de diefstallen steeds sprake was van min of meer dezelfde modus operandi en dat het bij een aantal diefstallen ook steeds gaat om dezelfde soort goederen, te weten parfum. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt verder dat twee verbalisanten de dader op de beelden herkennen als de verdachte. Dit betreft allereerst verbalisant [verbalisant 2] , die de verdachte een maand eerder na zijn aanhouding - op 3 november 2018 – op het politiebureau had verhoord en de verdachte herkent op de beelden van de diefstal op 25 oktober 2018. Daarnaast werd de verdachte op de beelden van de andere diefstallen steeds herkend door verbalisant [verbalisant 4] . Deze verbalisant geeft daarbij aan dat de verdachte ambtshalve bij hem bekend is en dat hij hem al vaker heeft gehoord ter zake van winkeldiefstallen. Daarnaast heeft hij de ID-staat van de verdachte bekeken voordat hij de camerabeelden bekeek, waardoor hij zeker wist dat het de verdachte was op de camerabeelden. Het hof stelt vast dat zich in het dossier een ID-staat van de verdachte bevindt van 3 november 2018 en dat er inderdaad duidelijke gelijkenis is tussen deze foto van de verdachte en de persoon die steeds op de beelden is te zien. Verbalisant [verbalisant 4] licht daarbij nog toe dat hij de verdachte herkent aan zijn baard en aan de kleur van zijn haren en baard. Verbalisant [verbalisant 4] herkende het gezicht van de verdachte.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat de positieve herkenningen van de verdachte door de opsporingsambtenaren voldoende betrouwbaar zijn te achten om voor het bewijs te worden gebruikt.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in het tijdsbestek van nog geen week zes maal schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Vier maal in dezelfde winkel van het [bedrijf 2] te Roermond, eenmaal in een modezaak en eenmaal bij een opticien. De verdachte heeft zich hierbij niets gelegen laten liggen aan het eigendomsrecht van de winkeliers en enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Winkeldiefstallen brengen naast extra kosten ook overlast voor de winkeliers met zich mee.
Bij de strafbepaling heeft het hof gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder vele malen aan winkeldiefstal. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw meermalen in de fout te gaan. Gelet daarop past in beginsel geen andere of lichtere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de verdachte in de periodes dat hij geen drugs gebruikt, geen strafbare feiten pleegt.
Het hof zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Redelijke termijn
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 3 november 2018, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 30 november 2018. De verdachte heeft op 11 december 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 28 juli 2022, meer dan drie en een half jaar na het instellen van het hoger beroep. De behandeling in hoger beroep wordt dan ook niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het ingestelde hoger beroep. In hoger beroep is derhalve sprake van een schending van de redelijke termijn en wel met een periode van ruim 1 jaar en 7 maanden. Het hof ziet hierin aanleiding om een andere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijding.
Het hof is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden op zijn plaats zou zijn. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden passend.
Gelet echter op het belang voor de verdachte bij ondersteuning om abstinent te blijven van verdovende middelen, ziet het hof in dit geval meer in preventie van een terugval van het middelengebruik dan in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf een aantal bijzondere voorwaarden verbinden, zoals die ook bij arrest onder parketnummer 20-000453-22 aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden.
Op deze wijze wordt met de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
122 (honderdtweeëntwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd:

Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich direct na de veroordeling bij de reclassering van SVG Reclassering
Limburg, Vincent van Gogh op Laurentiusplein 10 Roermond, 0475 319747. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. Veroordeelde houdt zich aan afspraken en aanwijzingen.

Ambulante behandeling
Indien de reclassering dat nodig acht, laat veroordeelde zich behandelen door het FPP de Horst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door de Verslavingszorg Vincent van Gogh of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in MOVEOO Horn of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt
gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.M. Koevoets en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 28 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.H. Klip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.