Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/363605 / HA ZA 20-660)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties 1 tot en met 4;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel beroep met producties 1 tot en met 6;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel;
- het H16 formulier van de advocaat van de vrouw van 16 mei 2022;
- de pleitaantekeningen die door de advocaat van de man zijn voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling op 20 juli 2022.
3.De beoordeling
3.De beslissing
7.De beslissing
- 1/3 aandeel in het 3-kamerappartement, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] Rusland (Siberië) had en dat dit aandeel tot de (nu ontbonden) huwelijksgemeenschap van partijen behoort;
- dat de vrouw haar aandeel in dit onroerend goed op grond van art. 3:194 lid 2 BW heeft verbeurd en het aandeel aan de man toekomt;
- gelet op de omstandigheid dat de vrouw haar aandeel opzettelijk heeft overgedragen
- 1/3 aandeel in het 3-kamerappartement, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , Rusland (Siberië) had en dat dit aandeel tot de (nu ontbonden) gemeenschap van goederen van partijen behoort;
- dat de vrouw haar aandeel in dit onroerend goed op grond van art. 3:194 lid 2 BW heeft verbeurd en het aandeel aan de man toekomt;
- gelet op de omstandigheid dat de vrouw haar aandeel opzettelijk heeft overgedragen -zoek gemaakt- de man de waarde van het aandeel, zijnde een bedrag van € 50.000,--, toekomt;
- de vrouw op grond hiervan de man het bedrag van € 50.000,--, dient te betalen binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betekening tot aan de dag van algehele betaling.
vrouwop tegen het oordeel van de rechtbank dat de vrouw haar mede-eigendom opzettelijk heeft verzwegen en deze door de man gegeven stelling onvoldoende heeft betwist.
manvoert verweer. Het is onjuist dat de man had moeten begrijpen dat de vrouw geen bewuste opzet heeft gehad “dingen” te verzwijgen. De vrouw heeft in de diverse procedures – onder andere ten aanzien van de zorgregeling en het gezag – verklaard dat het goed met haar zou gaan. Tijdens de eerdere mondelinge behandeling bij het hof heeft de vrouw verklaard dat zij de gevolgen van haar handelen goed kan overzien. De man had dan ook het gerechtvaardigd vertrouwen dat de vrouw de consequenties van haar handelen heeft overzien. De vrouw staat niet onder curatele of bewind. De man ziet in het handelen van de vrouw eerder een patroon van het bewust verdraaien en het ronduit bezijden de waarheid verklaren dan dat zij niet zou weten waar het over gaat. Sterker nog, nadat de man op 1 juni 2018 bij de rechtbank heeft verzocht de vrouw te verplichten een opgaaf van haar bankrekeningen en onroerend goed in Rusland te verstrekken, heeft zij haar (mede) eigendom in het 3-kamerappartement op 18 juni 2018 op naam van haar vader overgeschreven. Hieruit blijkt dat de vrouw heel goed heeft beseft dat haar (mede) eigendom in het 3-kamerappartement bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap betrokken diende te worden. Ook in de echtscheidingsprocedure heeft de man een beroep gedaan op art. 3:194 BW en daarbij gemotiveerd gesteld dat de vrouw opzettelijk haar (mede) eigendom in de onroerende zaken heeft verzwegen. De vrouw wist derhalve reeds in 2018 heel goed dat (onder meer) haar (mede) eigendom van de onroerende zaken in Rusland in de verdeling betrokken diende te worden en wat de consequenties waren van het verzwijgen van vermogensbestanddelen. De vrouw heeft er opzettelijk voor gekozen haar (mede)eigendom te verzwijgen. Door het opzettelijk stelstelmatig ontkennen van haar (mede)eigendom heeft de vrouw de man onnodig en onrechtmatig in diverse procedures betrokken.
hofoverweegt als volgt.
“Een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten.”. Deze bepaling is opgenomen in afdeling 3.7.2 BW en is (alleen) van toepassing op (de verdeling van) de bijzondere gemeenschappen genoemd in art. 3:189 BW, zoals de ontbonden huwelijksgemeenschap, een ontbonden maatschap of een nalatenschap. In deze zaak gaat het om een ontbonden huwelijksgemeenschap.
-zoek gemaakt- de man de waarde van het aandeel, zijnde een bedrag van € 50.000,--, toekomt;
vrouwop tegen het oordeel van de rechtbank dat uitgegaan moet worden van een waarde van het 3-kamerappartement van € 150.000,--, zodat het 1/3e aandeel van de vrouw een waarde van € 50.000,-- vertegenwoordigt.
manvoert verweer. Hij heeft het standpunt dat het 3-kamerappartement € 150.000,-- waard is reeds in 2018 ingenomen en nu slechts herhaald. De vrouw heeft tegen deze waarde in de afgelopen jaren geen bezwaar gemaakt. De man heeft in het verleden reeds kenbaar gemaakt dat het een zeer courant appartement betreft in het centrum van metropool [plaats] gelegen om de hoek van een metrostation. De vrouw geeft in hoger beroep geen onderbouwing en uitleg of de door haar in hoger beroep ingediende taxatie een taxatie door een beëdigd makelaar betreft en hoe deze waarde is bepaald. Het door de vrouw overgelegde rapport is opgemaakt op 23 augustus 2021 voor een waarde per 31 januari 2018. De man weerspreekt dat deze “waardebepaling” correct is. Op de eerste pagina staat bij de kadastrale waarde op 31 januari 2018 een bedrag van 4.142.173,63 roebel vermeld, ten opzichte van de “getaxeerde” waarde op pagina 2, zijnde 3.617.000 roebel. De kadastrale waarde is altijd lager dan de marktwaarde. Bovendien wordt verwezen naar paragraaf 1.5 die niet is overgelegd. Het stuk is incompleet. Het had op de weg van de vrouw gelegen om een accuraat taxatierapport tegen de huidige marktwaarde in te dienen. Dat heeft zij niet gedaan. De man heeft geen toegang tot het 3-kamerappartement en kan geen taxatie laten opstellen.
hofoverweegt als volgt.
mankomt met grief 1 in incidenteel hoger beroep op tegen de afwijzing van de door hem gevorderde schadevergoeding van € 20.000,--.
vrouwvoert verweer. Op de man rust een zware bewijslast. De man heeft de door hem gestelde schade niet onderbouwd. De door de man genoemde advocaatkosten worden al afzonderlijk gevorderd in de proceskostenveroordeling. De man heeft niet gemotiveerd waaruit het bedrag van € 20.000,-- bestaat. De vordering dient daarom afgewezen te worden.
hofoverweegt als volgt.
manop tegen de compensatie van de proceskosten.
vrouwvoert verweer. In de regel worden de proceskosten in familiezaken gecompenseerd. Dit is ook in alle procedures die tussen partijen zijn gevoerd zo gebeurd. De vrouw ziet niet in waarom het in deze procedure anders zou moeten zijn. Ook de vrouw heeft hoge proceskosten moeten maken. De vrouw ontkent dat zij misbruik van procesrecht heeft gemaakt nu er steeds over zeel veel uiteenlopende zaken is geprocedeerd en niet alleen over het eigendom van de vrouw in Rusland. Zij heeft uitdrukkelijk aangeboden het aan de man toekomende deel te vergoeden, maar de man weigert te accepteren dat de waarde van de bezittingen in Rusland van lagere waarde zijn dat wat de man stelt.
hofziet aanleiding om de vrouw te veroordelen in de proceskosten conform het liquidatietarief. De vrouw is twee keer in het ongelijk gesteld, zowel bij de rechtbank als in hoger beroep. Voor toewijzing van de werkelijke kosten ziet het hof onvoldoende grond. Het hof hanteert, gelet op de hoogte van de vorderingen, liquidatietarief IV.
€ 499,--