Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7815455 CV EXPL 19-2343)
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling, waarbij partij [X] spreekaantekeningen heeft overgelegd.
3.De beoordeling
Graag een prijsopgaaf voor het metselwerk van beide woningen”;
Hierbij de prijsopgave van beide woningen..
graag een prijsopgaaf voor het metselwerk”. Door [X] zijn bij voornoemd e-mailbericht evenmin nadere voorwaarden gesteld aan de te verstrekken offerte. Dat [X] zou hebben bedongen, dan wel de bedoeling had, een richtprijs overeen te komen voor de door [geïntimeerde] uit te voeren werkzaamheden volgt uit voormeld bericht dan ook niet.
een totale prijs” voor het uit te voeren werk waarbij per woning een prijs in de offerte is opgenomen. Dat [X] uit die offerte heeft mogen begrijpen en heeft begrepen dat daarin een vaste aanneemsom is geoffreerd voor het werk, blijkt uit haar aanvaarding van de offerte. Uit de bewoordingen “
de totaalprijs is akkoord” blijkt immers dat [X] de geoffreerde aanneemsom als totaalprijs heeft opgevat en daarmee van een overeengekomen vaste aanneemsom. In de offerte zelf zijn geen prijseenheden opgenomen. De werkzaamheden zijn daarin immers opgesomd zonder dat per categorie een prijs is opgenomen. Ook daaruit blijkt dat het voor [X] duidelijk moet zijn geweest dat sprake was een vaste aanneemsom voor de bedongen totaalprijs en niet van een richtprijs. Dat dit anderszins door [X] is beschouwd blijkt niet uit haar e-mailbericht of andere mededelingen harerzijds. [geïntimeerde] heeft uit het bericht inhoudende de aanvaarding van zijn offerte dan ook kunnen en mogen afleiden dat de aanneemsom zoals geoffreerd is geaccordeerd en dat partijen een vaste aanneemsom zijn overeengekomen.
maar wel graag gespecificeerd” in samenhang bezien met de bewoordingen “
Totaalprijs is akkoord” die in het e-mailbericht daarvoor in dezelfde zin zijn opgenomen, blijkt niet dat de geoffreerde totaalprijs niet akkoord is. Voor zover [X] betoogt dat het verzoek de offerte te specificeren was bedoeld als een voorwaarde voor de totstandkoming van de prijsafspraak tussen partijen, volgt het hof haar daarin niet. Zulks blijkt niet uit de bewoordingen van voornoemd e-mailbericht.
totaalprijs is akkoord”. Voor zover daarnaast al zou kunnen komen vast te staan dat sprake is van een algemeen gebruik in de metselbranche om een prijs per te verwerken steen af te spreken – hetgeen het hof niet is gebleken – is dat op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat partijen ook in dit geval hebben beoogd op basis van dat gebruik te contracteren, nu uit de correspondentie inzake de totstandkoming van de aanneemovereenkomst voor dit werk en mededelingen van [X] juist blijkt dat partijen (kennelijk in afwijking van dat gebruik) een totaalprijs hebben afgesproken.
Kamerstukken II1992/93, 23095, 3 p. 22). De opdrachtgever komt evenwel ingevolge artikelen 6:2 en 6:248 BW op grond van de redelijkheid en billijkheid onder omstandigheden een beroep toe op wijziging van de overeenkomst. De stelplicht en bewijslast dat sprake is van (overeengekomen) minderwerk en ter zake de hoogte van de toe te passen prijscorrectie rust op basis van artikel 150 Rv op de opdrachtgever.
het metselwerk” ten aanzien van de woning te [plaats] en de woning te [plaats] opgedragen. De bewoordingen van het offerteverzoek van [X] bieden naar het oordeel van het hof geen aanknopingspunten, om de uitleg van [X] te volgen dat daaruit blijkt dat aan [geïntimeerde] is opgedragen een aantal stenen in het werk te verwerken. Dat [geïntimeerde] ter uitvoering van het werk minder stenen heeft verwerkt dan aanvankelijk door [X] is begroot, maakt niet dat daarmee het opgedragen werk is gewijzigd. Het hof betrekt in zijn oordeel, dat zoals reeds is overwogen, noch de offerte opgesteld aan de hand van het offerteverzoek van [X] , noch de aanvaarding van die offerte, aanleiding geven de door [X] voorgestane uitleg van haar offerteverzoek te volgen. Uit de offerte en aanvaarding daarvan, in samenhang bezien met het offerteverzoek, blijkt niet dat partijen hebben beoogd het werk en de daarvoor te betalen prijs te verbinden aan het aantal in het werk te verwerken stenen.
zonder specie niet metselen” kan en het gebruik van een metselsilo “
bij de bouw van een dergelijke grote woning” gebruikelijk is omdat “
hierin namelijk de metselpecie” zit, mocht [geïntimeerde] er naar het oordeel van het hof op vertrouwen dat [X] voor de metselsilo zou zorgen nu zij tevens verantwoordelijk was voor de levering van de metselspecie. [X] heeft als reactie op het verweer van [geïntimeerde] dat de opslag van de specie in de metselsilo en de huur daarvan tot haar verantwoordelijkheid behoorde, haar stelling op dit punt niet voldoende nader onderbouwd zodat niet vast is komen te staan dat sprake is van verrekenbaar minderwerk uit hoofde van de huur van de metselsilo.
Uiteraard laten wij de bouw altijd netjes achter”. [geïntimeerde] betwist voorts dat uit die bewoordingen zou blijken dat hij een container zou huren. Ook het hof leidt uit die bewoordingen niet af dat [X] daaruit mocht afleiden dat [geïntimeerde] als onderaannemer een container ten behoeve van het (gehele) project zou moeten huren. Voor het overige heeft [X] de beweerdelijk door haar gemaakte kosten ter zake het opruimen van het vermeend door [geïntimeerde] veroorzaakte bouwpuin, niet met stukken zoals facturen onderbouwd, zodat ook deze minderwerkpost niet kan worden toegewezen.
“exclusief stenen op steiger draaien of rond de bouw draaien (graag in overleg)!!!!!”dient volgens [geïntimeerde] in samenhang te worden bezien met de zin “
Opperen stenen..!!!!!” nu deze met kleine letter begint en omdat de beide zinnen met de nodig uitroeptekens worden afgesloten, waarmee [geïntimeerde] extra aandacht gevraagd heeft hiervoor en het voor [X] duidelijk was dat het op de steiger of rond de bouw met een kraan verplaatsen van de stenen niet bij de vaste aanneemsom was inbegrepen. Dat dit niet was overeengekomen blijkt ook uit de feitelijk gang van zaken. [X] heeft een kraan gehuurd en de stenen machinaal verplaatst waar nodig, zonder [geïntimeerde] gedurende de bouw aan te spreken op het verzorgen van het machinaal opperen van de stenen op de steiger of rond de bouw, aldus [geïntimeerde] . [X] heeft in hoger beroep bevestigd dat zij de stenen op en rond de bouw zou draaien. [X] stelt echter dat sprake is van minderwerk omdat [geïntimeerde] zelf de stenen op de steiger had moeten verplaatsen. Volgens [geïntimeerde] zou hij conform zijn offerte de stenen op de steiger met een kruiwagen (handmatig dus niet machinaal) verplaatsen, hetgeen niet door [X] is weersproken. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] in gebreke is gebleven de stenen zoals geoffreerd op de steiger (handmatig) te opperen. Evenmin is komen vast te staan dat de uitvoering van het opperwerk met een mobiele kraan voor rekening van [geïntimeerde] had moeten worden uitgevoerd. In elk geval zijn de door [X] gevorderde kosten (inzet van 40 uur à 40 euro per uur) geheel niet door [X] onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat deze betrekking hebben op het vermeend niet door [geïntimeerde] uitgevoerd werk ter zake het opperen van de stenen. Uit de verklaring van [persoon B] waarnaar [X] verwijst (pleitnotities in hoger beroep, randnummer 14), blijkt alleen dat twee leerlingen “
opperwerk hebben uitgevoerd aan de topgevels”. Uit die verklaring kan op zichzelf niet worden afgeleid of dit opperwerk betreft dat door [geïntimeerde] (handmatig) zou worden uitgevoerd of dat dit juist betrekking heeft op het opperwerk dat voor rekening van [X] zou worden uitgevoerd. Evenmin blijkt daaruit dat de betreffende leerlingen 40 uur daaraan hebben besteed dan wel dat de prijs van 40 euro per uur daarvoor aan [X] in rekening is gebracht, zodat de vordering van [X] ook op dit punt wegens onvoldoende onderbouwing dient te worden afgewezen.