In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2022, betreft het een incident in hoger beroep waarin de schorsing van het geding is aangevraagd. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.H.H. Schelhaas, verzet zich tegen de schorsing die door de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. B.E. Gerards, is ingeroepen op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De geïntimeerden stellen dat zij de woning, waarover het geschil gaat, hebben verkocht aan derden, waardoor de betrekkingen waarin zij het geding voerden zijn opgehouden.
Het hof heeft vastgesteld dat de verkoop en levering van het perceel aan derden inderdaad de grond voor schorsing van het geding oplevert, zoals bedoeld in artikel 225 lid 1 Rv. De appellant heeft echter het recht om de nieuwe eigenaren van de woning in het geding te roepen, wat het hof heeft toegestaan. De eigendomsovergang heeft geen invloed op de geldvorderingen van de appellant op de geïntimeerden, en het hof heeft de schorsing van het geding voor deze vorderingen afgewezen.
De zaak is verwezen naar de rol om de appellant in de gelegenheid te stellen de nieuwe eigenaren op te roepen, waarna een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, en het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 februari 2022.