ECLI:NL:GHSHE:2022:3118

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
200.310.806_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en verzoek omgangsregeling in het kader van artikel 1:377a BW

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2012. De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 februari 2022 aangevochten, waarin haar ouderlijk gezag werd beëindigd en de Stichting Jeugdbescherming Brabant werd benoemd tot voogd. De moeder verzocht om de beschikking te vernietigen en, indien mogelijk, een omgangsregeling vast te stellen. De minderjarige staat sinds 27 juli 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling en is sinds 12 december 2019 uit huis geplaatst.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2022 is de moeder niet verschenen, maar haar advocaat heeft de zorgen van de moeder over de beëindiging van het ouderlijk gezag en het belang van een omgangsregeling benadrukt. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben beide de beëindiging van het ouderlijk gezag ondersteund, maar de GI heeft ook gepleit voor een omgangsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de minderjarige de Poolse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak.

Het hof heeft de wettelijke vereisten voor beëindiging van het ouderlijk gezag beoordeeld en geconcludeerd dat deze zijn voldaan. Tevens heeft het hof de verzoeken van de moeder om een omgangsregeling in overweging genomen. Het hof heeft besloten de huidige omgangsregeling van begeleid contact van eens per drie weken gedurende twee uur te handhaven, met de mogelijkheid om tijdens schoolvakanties van het schema af te wijken. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de omgangsregeling is vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 8 september 2022
Zaaknummer : 200.310.806/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/376890 / FA RK 21-5431
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.J. Haakmeester,
tegen
de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Oost-Brabant, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende in [kantoorplaats] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen bij de griffie van het hof op 20 mei 2022, heeft de moeder verzocht (zo begrijpt het hof) voormelde beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende, primair het verzoek van de raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag af te wijzen, subsidiair het ouderlijk gezag uitsluitend te beëindigen onder vaststelling van een regeling met betrekking tot de omgang tussen de moeder en [minderjarige] zoals het hof juist zal vinden. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 13 juni 2022, heeft de GI verzocht het primaire verzoek van de moeder af te wijzen en het subsidiaire verzoek van de moeder toe te wijzen, met dien verstande dat tussen de moeder en [minderjarige] een omgangsregeling wordt vastgesteld bestaande uit een begeleid bezoekmoment van eens per drie weken voor de duur van twee uur, waarbij tijdens de schoolvakanties kan worden afgeweken van het schema.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 21 juni 2022, heeft de raad verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen met inachtneming van de door de GI vormgegeven omgangsregeling.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de advocaat van de moeder, mr. Haakmeester;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.5.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen bij de mondelinge behandeling.
2.6.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 februari 2022;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 1 juni 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en [de vader] is de minderjarige [minderjarige] geboren. [de vader] heeft geen gezag over [minderjarige] is niet in beeld en zijn verblijfplaats is onbekend.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 27 juli 2018 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 27 juli 2022. [minderjarige] is op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 12 december 2019 uit huis geplaatst. Zij woont sinds 3 september 2021 in een gezinshuis.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de GI benoemd tot voogd.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift in hoger beroep aan dat zij grote zorgen heeft over het beëindigen van haar ouderlijk gezag en zij de garantie wil hebben dat er omgang tussen haar en [minderjarige] blijft. De rechtbank heeft zich daar onvoldoende over uitgelaten. De moeder wil dat er een (bodem)omgangsregeling wordt vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft haar advocaat te kennen gegeven dat de moeder zich refereert aan het oordeel van het hof over het beëindigen van het ouderlijk gezag, als tegemoet wordt gekomen aan haar verzoek om een (bodem)omgangsregeling vast te stellen tussen haar en [minderjarige] . De moeder stelt voor om als (bodem)omgangsregeling de huidige omgangsregeling aan te houden, te weten een begeleid contact van eens per drie weken gedurende twee uur.
3.6.
De GI staat achter de gezagsbeëindiging, maar kan zich vinden in het subsidiaire verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen. Op verzoek van de GI heeft Oosterpoort onderzocht welke omgangsregeling passend is. Er is geadviseerd de huidige omgangsregeling in stand te houden, te weten een begeleid contact van eens per drie weken gedurende twee uur. Tijdens de schoolvakanties kan worden afgeweken van het schema. De omgangsmomenten worden begeleid door de organisatie Stichting [stichting] ( [stichting] ), omdat dit passend is bij de Poolse achtergrond van de moeder en [minderjarige] .
3.7.
De raad staat nog steeds achter de gezagsbeëindiging en sluit zich voor wat betreft de omgangsregeling aan bij de door de GI voorgestelde regeling.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.8.1.
De moeder en [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft en Nederlands recht van toepassing is.
Beëindiging ouderlijk gezag
3.8.2.
In artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen kan worden beëindigd indien
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof, na eigen beoordeling en waardering, overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:266 lid 1 onder a BW. Naar het oordeel van het hof zijn er in hoger beroep geen (nieuwe) feiten of omstandigheden gebleken die een andere beslissing rechtvaardigen.
Omgangsregeling
3.8.4.
In artikel 1:377a lid 2 BW is bepaald dat het kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. In lid 2 is bepaald dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling vaststelt inzake de uitoefening van het omgangsrecht dan wel het recht op omgang ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd.
3.8.5.
Het hof stelt vast dat de moeder bij de rechtbank een verzoek heeft gedaan tot het vaststellen van een omgangsregeling. Bij de bestreden beschikking is niet op dit verzoek beslist. In hoger beroep heeft de moeder (nogmaals) verzocht om een omgangsregeling vast te stellen. Omdat de rechtbank het ouderlijk gezag van de moeder heeft beëindigd en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, kan de moeder op grond van artikel 1:377a BW een verzoek doen om een omgangsregeling vast te stellen.
3.8.6.
Het hof zal als (bodem)omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] de huidige omgangsregeling aanhouden, te weten een begeleid contact van eens per drie weken gedurende twee uur. De moeder, de raad en de GI kunnen zich hierin vinden, waarbij de GI heeft opgemerkt dat tijdens de schoolvakanties kan worden afgeweken van het schema. Het hof ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen en zal dan ook bepalen dat een eventuele uitbreiding van de omgangsregeling plaatsvindt als de GI daar aanleiding toe ziet.
Conclusie
3.8.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd (en dat daarnaast alsnog een omgangsregeling wordt vastgesteld als hierna te melden).

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 februari 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
bepaalt dat er tussen de moeder en [minderjarige] sprake is van begeleid contact van eens per drie weken gedurende twee uur, dat er tijdens de schoolvakanties kan worden afgeweken van het schema en dat een eventuele uitbreiding van de omgangsregeling zal plaatsvinden als de GI daar aanleiding toe ziet;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, A.J.F. Manders en P.M.M. Mostermans en is op 8 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.