In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2012. De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 februari 2022 aangevochten, waarin haar ouderlijk gezag werd beëindigd en de Stichting Jeugdbescherming Brabant werd benoemd tot voogd. De moeder verzocht om de beschikking te vernietigen en, indien mogelijk, een omgangsregeling vast te stellen. De minderjarige staat sinds 27 juli 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling en is sinds 12 december 2019 uit huis geplaatst.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2022 is de moeder niet verschenen, maar haar advocaat heeft de zorgen van de moeder over de beëindiging van het ouderlijk gezag en het belang van een omgangsregeling benadrukt. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben beide de beëindiging van het ouderlijk gezag ondersteund, maar de GI heeft ook gepleit voor een omgangsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de minderjarige de Poolse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak.
Het hof heeft de wettelijke vereisten voor beëindiging van het ouderlijk gezag beoordeeld en geconcludeerd dat deze zijn voldaan. Tevens heeft het hof de verzoeken van de moeder om een omgangsregeling in overweging genomen. Het hof heeft besloten de huidige omgangsregeling van begeleid contact van eens per drie weken gedurende twee uur te handhaven, met de mogelijkheid om tijdens schoolvakanties van het schema af te wijken. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de omgangsregeling is vastgesteld.