ECLI:NL:GHSHE:2022:3109

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
200.303.717_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2009. De vader, verzoeker in principaal appel, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 september 2021, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en de moeder eenhoofdig gezag was toegewezen. De vader voerde aan dat er geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden was en dat hij in staat was om samen met de moeder beslissingen te nemen over hun kind. De moeder, verweerster in principaal appel, stelde echter dat de communicatie tussen hen niet meer mogelijk was en dat de vader in het verleden geweld had gebruikt, wat een wijziging van omstandigheden rechtvaardigde. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord, evenals die van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof concludeerde dat er sprake was van een onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat het gezamenlijk gezag niet uitvoerbaar was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en bevestigde dat de moeder voortaan alleen het gezag over de minderjarige uitoefent. Daarnaast werd de informatieregeling, waarbij de moeder de vader maandelijks op de hoogte moest houden van de ontwikkeling van het kind, gehandhaafd. Het hof oordeelde dat deze regeling in het belang van het kind was, ondanks de bezwaren van de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 september 2022
Zaaknummer: 200.303.717/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/383887 / FA RK 21-1477
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. V.J.C. Pieters,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in principaal appel,
verzoekster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. M. Kalle.
Deze zaak gaat over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
Als informant is aangemerkt:
Jeugdbescherming West Regio Zeeland,gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 december 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen ten aanzien van de beslissing omtrent het gezag en bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van het verzoek strekkende tot beëindiging van het gezamenlijk gezag dan wel het verzoek af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 28 januari 2022, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking met betrekking tot het gezag te bekrachtigen en het hoger beroep van de vader af te wijzen.
Tevens heeft de moeder incidenteel appel ingesteld en verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking deels te vernietigen althans te wijzigen en de vastgestelde informatieregeling te wijzigen en te bepalen dat de moeder de vader eens per kwartaal schriftelijk zal informeren omtrent de ontwikkeling van [minderjarige] (school, sport, sociale contanten, zijn gezondheid) waarbij zij ten minste tweemaal per jaar een goed gelijkende foto van [minderjarige] dient toe te voegen.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 17 februari 2022, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel appel, dan wel het incidenteel appel van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen voor wat betreft de informatieregeling.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Pieters;
-de moeder, bijgestaan door mr. Kalle;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI];
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.3.1.
Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Op verzoek van [minderjarige] heeft het kindgesprek op 25 juli 2022 plaatsgevonden via een videobelverbinding. Partijen en de raad hebben een kort verslag van dit gesprek ontvangen en zijn in de gelegenheid gesteld om hier uiterlijk 11 augustus 2022 schriftelijk op te reageren. Partijen en de raad hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier d.d. 2 juni 2022 met daarbij de brief met bijlagen van de zijde van de vader;
- het V6-formulier d.d. 14 juni 2022 met daarbij de brief met bijlagen van de zijde van de moeder;
-de brief van de raad d.d. 4 augustus 2022;
- het V8-formulier d.d. 9 augustus 2022 van de zijde van de vader;
- het V8-formulier d.d. 11 augustus 2022 met bijlage van de zijde van de moeder.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. In de periode van [geboortedatum] 2009 tot medio 2015 was de moeder eenhoofdig belast met het gezag over [minderjarige]. In 2015 hebben partijen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] aangevraagd.
3.2.
[minderjarige] heeft van 12 augustus 2019 tot 12 augustus 2022 onder toezicht gestaan van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het gezamenlijk gezag over [minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan wordt uitgeoefend door de moeder alleen. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de moeder de vader eenmaal per maand schriftelijk informeert omtrent de ontwikkeling van [minderjarige] (school, sport, sociale contacten) zijn gezondheid, waarbij de moeder tenminste tweemaal per jaar een goed gelijkende foto van de [minderjarige] dient toe te voegen.
Gezag (principaal appel)
3.4.
De vader kan zich met voornoemde beschikking niet verenigen voor zover daarbij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] is beëindigd en de moeder alleen is belast met het gezag over [minderjarige] en is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De moeder had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar verzoek omdat er geen sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat hier wel sprake van is omdat partijen sinds het verbreken van de relatie van 2017 niet meer met elkaar communiceren en het gezag van de vader gedurende die periode ook niet feitelijk is uitgeoefend. Partijen kunnen echter wel met elkaar communiceren doordat de GI en ITP-er als tussenpersoon fungeren. Hierdoor liep de moeder in de praktijk niet aan tegen praktische problemen in de gezagsuitoefening. Het oordeel van de rechtbank dat partijen niet (meer) in staat zijn tot het maken van afspraken over [minderjarige] is dan ook onjuist. De vader is daarnaast van mening dat er – anders dan de GI en de moeder stellen – wel rechtstreeks contact kan zijn tussen partijen. De vader betwist voorts dat huiselijk geweld en grensoverschrijdend gedrag een wijziging van omstandigheden is. De vader is in 2012, aldus voor het aanvragen van het gezamenlijk gezag, veroordeeld voor eenvoudige mishandeling, maar hij betwist dat hij de moeder heeft mishandeld. In 2017 is er nog een voorval geweest waaraan beide partijen schuld hadden en daarom ook over en weer aangifte is gedaan.
Het uitgangspunt van de wetgever is gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat ouders hier niet (meer) toe in staat zijn. Partijen hebben afspraken gemaakt over de communicatie. De vader geeft waar nodig toestemming waardoor de moeder nog nooit om vervangende toestemming heeft hoeven te vragen. De vader is bereid en in staat beslissingen in het belang van [minderjarige] te nemen.
Er moet niet steeds naar het verleden worden gekeken. Het gaat al langere tijd goed met de vader en er is een positieve lijn uitgezet die de vader vast blijft houden. De vader komt al vier maanden zijn afspraken na. De vader is bereikbaar, heeft zijn leven op de rails en wenst contact met [minderjarige]. De vader wil de kans krijgen om aan te tonen dat hij voor [minderjarige] een betrouwbare en beschikbare ouder is en aan de moeder wil hij laten zien dat hij bereikbaar en betrouwbaar is.
3.6.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De moeder heeft in 2015 ingestemd met het gezamenlijk gezag in de hoop dat daarmee de rust zou herstellen en het geweld en de bedreigingen zouden stoppen. Later bleek dit een verkeerde beslissing en zijn de omstandigheden verder veranderd. De vader is veroordeeld wegens mishandeling van de moeder. Nadat hij zich had laten opnemen bij Emergis beloofde hij beterschap. Langzaam veranderde echter alles terug naar hoe het daarvoor was. In 2017 heeft de vader de moeder weer mishandeld en bedreigd. De moeder heeft aangifte tegen de vader gedaan, maar betwist de stelling van de vader dat hij ook aangifte tegen haar heeft gedaan.
Er is jarenlang tevergeefs geprobeerd om het gedrag van de vader te veranderen.
De vader heeft de afgelopen jaren niet daadwerkelijk het ouderlijk gezag uitgeoefend. Zo denkt de vader niet mee over gezagsbeslissingen, maar zet hij alleen met moeite en met tussenkomst van hulpverlening de benodigde handtekening(en). De vader probeert het ouderlijk gezag te gebruiken als machtsmiddel. Als gevolg hiervan was [minderjarige] bijna te laat aangemeld op school en kan hij niet met de moeder op buitenlandse vakanties. De afgelopen jaren is geprobeerd om rechtstreekse communicatie tussen partijen te realiseren. Deze inzet van hulpverlening heeft er echter steeds in geresulteerd dat de vader verwijten begon te maken en zich grensoverschrijdend heeft gedragen. Er kan inmiddels worden geconcludeerd dat rechtstreekse communicatie tussen partijen niet (meer) mogelijk is en ook niet meer van de moeder kan worden verlangd.
3.7.
De GI voert – samengevat – het volgende aan. Gedurende de ondertoezichtstelling is ondanks de inzet van de GI en hulpverlening de communicatie tussen de ouders niet op gang gekomen. Er zijn periodes van verbetering geweest, maar deze verbetering is nooit structureel gebleken. Diverse gesprekken zijn geëindigd in fors taalgebruik vanuit de vader. De jeugdbeschermer heeft de moeder toestemming gegeven om elk contact met de vader te blokkeren, met uitzondering van de maandelijkse e-mail in het kader van de informatieregeling. De GI ziet geen mogelijkheid dat de ouders – zonder tussenkomst van een derde onafhankelijke partij – rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren.
De GI gaat geen verlengingsverzoek voor de ondertoezichtstelling indienen. Het is de bedoeling dat de casus wordt overgedragen aan een organisatie in het vrijwillige kader.
Sinds de moeder eenhoofdig is belast met het gezag over [minderjarige] is de rust teruggekeerd. Vanaf februari 2022 is de fysieke omgangsregeling tussen [minderjarige] en vader hervat en deze verloopt goed. Het uitgangspunt is dat de omgangsregeling waar mogelijk in het vrijwillige kader verder wordt uitgebreid.
3.8.
De raad voert – samengevat – het volgende aan. De afgelopen periode is er voornamelijk ingezet op contact(-herstel) tussen [minderjarige] en de vader. Het gezag is echter niet bepalend of het contact tussen de vader en [minderjarige] blijft bestaan. Het gezamenlijk gezag is niet uitvoerbaar als partijen alleen door tussenkomst van een onafhankelijke derde tot beslissingen kunnen komen.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de huidige ontstane rust wordt vastgehouden. De raad adviseert het eenhoofdig gezag van de moeder in stand te laten en vooral te kijken naar waar er nog winst valt te behalen in (het uitbreiden van) de omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige].
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Ter beoordeling aan het hof ligt voor de vraag of de rechtbank op juiste gronden het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] heeft beëindigd en heeft bepaald dat aan de moeder alleen het gezag over [minderjarige] toekomt.
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden en dat wijziging van het gezag in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
3.9.4.
Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan een van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Een voorwaarde hiervoor is dat tenminste enige vorm van (constructieve) communicatie tussen partijen mogelijk is.
3.9.5.
Het hof stelt voorop dat het partijen al jarenlang niet lukt om met elkaar te communiceren, anders dan door tussenkomst van een onafhankelijke derde.
De moeder en de GI hebben kenbaar gemaakt dat zij geen mogelijkheid (meer) zien voor rechtstreekse communicatie tussen partijen. Hoewel de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld dat hij deze mogelijkheid wel ziet, heeft het hof niet de overtuiging dat dit (in de nabije toekomst) mogelijk is. Gebleken is dat de ondertoezichtstelling en ingezette hulpverlening niet hebben geleid tot een verbetering van de situatie tussen partijen. Tijdens de ondertoezichtstelling heeft de vader weliswaar ingestemd met bepaalde
(gezags-)beslissingen, maar dit was alleen mogelijk met tussenkomst van een onafhankelijke derde en zonder rechtstreeks contact tussen partijen. De opstelling van de vader richting de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof evenmin overtuigd dat partijen in de nabije toekomst in staat zijn om met elkaar op constructie wijze te overleggen in het belang van [minderjarige]. Onder deze omstandigheden volgt het hof het standpunt van de raad dat het gezamenlijk gezag niet uitvoerbaar is.
Daarnaast is gebleken dat sinds de moeder door de rechtbank is belast met het eenhoofdig gezag er rust is gekomen en er sprake is van positieve ontwikkelingen. Zo loopt het contact tussen [minderjarige] en de vader goed: de vader houdt zich aan de afspraken en waar mogelijk worden de omgangsmomenten in de toekomst (verder) uitgebreid. Het gaat daarnaast goed met [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder en op school. Deze positieve ontwikkelingen hebben voor de GI aanleiding gevormd om geen verlengingsverzoek voor de ondertoezichtstelling in te dienen, maar het begeleiden van de omgangsmomenten over te dragen aan een organisatie in het vrijwillige kader.
Deze positieve ontwikkelingen geven het hof echter geen aanleiding om anders te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan. Integendeel, [minderjarige] is gebaat bij de rust die is ontstaan na de bestreden beschikking. Het is dan ook noodzakelijk dat deze rust wordt gecontinueerd en dat de moeder eenhoofdig belast blijft met het gezag over [minderjarige] zodat de moeder in het belang van [minderjarige] voortvarend en onbelemmerd de noodzakelijke beslissingen kan nemen.
3.9.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover daarbij het gezamenlijk gezag is beëindigd en is bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan wordt uitgeoefend door de moeder alleen.
Informatieregeling (incidenteel appel)
3.10.
De moeder kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen voor zover daarbij is bepaald dat de moeder de vader eenmaal per maand schriftelijk informeert omtrent de ontwikkeling van [minderjarige] (school, sport, sociale contacten) en zijn gezondheid, waarbij zij tenminste tweemaal per jaar een goed gelijkende foto van [minderjarige] dient toe te voegen en heeft hiertegen incidenteel appel ingesteld.
3.11.
De moeder verzoekt de informatieregeling te wijzigen naar eens per kwartaal omdat de huidige regeling te frequent is en de vader van deze regeling misbruikt maakt door de moeder te controleren en [minderjarige] uit te horen. De huidige informatieregeling is enorm belastend voor de moeder. Het uitvoeren van deze regeling voelt voor de moeder, gelet op het verleden tussen partijen, als een straf.
3.12.
De vader is van mening dat de frequentie van de informatieregeling passend is. Partijen zijn deze frequentie destijds gezamenlijk overeen gekomen. De vader betwist dat hij de informatieregeling misbruikt. De vader wil geïnformeerd worden over [minderjarige], zodat hij tijdens de omgangsmomenten goed kan aansluiten bij hetgeen op dat moment in zijn leven speelt.
3.13.
De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt gesteld dat de maandelijkse informatieregeling dient te worden gehandhaafd. De GI ziet dat de vader de informatie die hij van de moeder krijgt in positieve zin gebruikt tijdens de gesprekken die hij heeft met [minderjarige].
3.14.
De raad sluit zich voor wat betreft de informatieregeling aan bij het standpunt van de GI.
3.15.
Het hof overweegt het volgende.
3.15.1.
Het hof ziet geen aanleiding om de frequentie van de informatieregeling te wijzigen naar eens per kwartaal. Het is gebleken dat de huidige informatieregeling de vader van informatie voorziet die hij (positief) gebruikt in de gesprekken met [minderjarige]. Hoewel het hof er oog voor heeft dat de informatieregeling als een belasting voelt voor de moeder, is een beperking van deze regeling mede in het licht van de huidige frequentie van de omgangsregeling onwenselijk en niet in het belang van [minderjarige] en de vader.
3.15.2.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover daarbij is bepaald dat de moeder de vader eenmaal per maand schriftelijk informeert omtrent de ontwikkeling van [minderjarige] (school, sport, sociale contacten) en zijn gezondheid, waarbij zij tenminste tweemaal per jaar een goed gelijkende foto van [minderjarige] dient toe te voegen.
3.16.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 september 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, A.J.F. Manders en J.W.P.N. Hermans en is op 8 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.