Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Jeugdbescherming West Regio Zeeland,gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Het uitgangspunt van de wetgever is gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat ouders hier niet (meer) toe in staat zijn. Partijen hebben afspraken gemaakt over de communicatie. De vader geeft waar nodig toestemming waardoor de moeder nog nooit om vervangende toestemming heeft hoeven te vragen. De vader is bereid en in staat beslissingen in het belang van [minderjarige] te nemen.
Er moet niet steeds naar het verleden worden gekeken. Het gaat al langere tijd goed met de vader en er is een positieve lijn uitgezet die de vader vast blijft houden. De vader komt al vier maanden zijn afspraken na. De vader is bereikbaar, heeft zijn leven op de rails en wenst contact met [minderjarige]. De vader wil de kans krijgen om aan te tonen dat hij voor [minderjarige] een betrouwbare en beschikbare ouder is en aan de moeder wil hij laten zien dat hij bereikbaar en betrouwbaar is.
De vader heeft de afgelopen jaren niet daadwerkelijk het ouderlijk gezag uitgeoefend. Zo denkt de vader niet mee over gezagsbeslissingen, maar zet hij alleen met moeite en met tussenkomst van hulpverlening de benodigde handtekening(en). De vader probeert het ouderlijk gezag te gebruiken als machtsmiddel. Als gevolg hiervan was [minderjarige] bijna te laat aangemeld op school en kan hij niet met de moeder op buitenlandse vakanties. De afgelopen jaren is geprobeerd om rechtstreekse communicatie tussen partijen te realiseren. Deze inzet van hulpverlening heeft er echter steeds in geresulteerd dat de vader verwijten begon te maken en zich grensoverschrijdend heeft gedragen. Er kan inmiddels worden geconcludeerd dat rechtstreekse communicatie tussen partijen niet (meer) mogelijk is en ook niet meer van de moeder kan worden verlangd.
De GI gaat geen verlengingsverzoek voor de ondertoezichtstelling indienen. Het is de bedoeling dat de casus wordt overgedragen aan een organisatie in het vrijwillige kader.
Sinds de moeder eenhoofdig is belast met het gezag over [minderjarige] is de rust teruggekeerd. Vanaf februari 2022 is de fysieke omgangsregeling tussen [minderjarige] en vader hervat en deze verloopt goed. Het uitgangspunt is dat de omgangsregeling waar mogelijk in het vrijwillige kader verder wordt uitgebreid.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de huidige ontstane rust wordt vastgehouden. De raad adviseert het eenhoofdig gezag van de moeder in stand te laten en vooral te kijken naar waar er nog winst valt te behalen in (het uitbreiden van) de omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige].
De moeder en de GI hebben kenbaar gemaakt dat zij geen mogelijkheid (meer) zien voor rechtstreekse communicatie tussen partijen. Hoewel de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld dat hij deze mogelijkheid wel ziet, heeft het hof niet de overtuiging dat dit (in de nabije toekomst) mogelijk is. Gebleken is dat de ondertoezichtstelling en ingezette hulpverlening niet hebben geleid tot een verbetering van de situatie tussen partijen. Tijdens de ondertoezichtstelling heeft de vader weliswaar ingestemd met bepaalde
Daarnaast is gebleken dat sinds de moeder door de rechtbank is belast met het eenhoofdig gezag er rust is gekomen en er sprake is van positieve ontwikkelingen. Zo loopt het contact tussen [minderjarige] en de vader goed: de vader houdt zich aan de afspraken en waar mogelijk worden de omgangsmomenten in de toekomst (verder) uitgebreid. Het gaat daarnaast goed met [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder en op school. Deze positieve ontwikkelingen hebben voor de GI aanleiding gevormd om geen verlengingsverzoek voor de ondertoezichtstelling in te dienen, maar het begeleiden van de omgangsmomenten over te dragen aan een organisatie in het vrijwillige kader.
Deze positieve ontwikkelingen geven het hof echter geen aanleiding om anders te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan. Integendeel, [minderjarige] is gebaat bij de rust die is ontstaan na de bestreden beschikking. Het is dan ook noodzakelijk dat deze rust wordt gecontinueerd en dat de moeder eenhoofdig belast blijft met het gezag over [minderjarige] zodat de moeder in het belang van [minderjarige] voortvarend en onbelemmerd de noodzakelijke beslissingen kan nemen.