ECLI:NL:GHSHE:2022:3106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
200.301.065_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de terugplaatsing van minderjarigen bij pleegmoeder na uithuisplaatsing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de terugplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2006, bij hun pleegmoeder na een periode van uithuisplaatsing. De zaak is in hoger beroep gekomen na eerdere beschikkingen van de kinderrechter. De bijzondere curator, mr. drs. A.M. Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, heeft de belangen van de kinderen behartigd en een verslag uitgebracht over hun situatie. Het hof heeft op 4 juli 2022 de mondelinge behandeling voortgezet, waarbij de pleegmoeder, de GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant), de raad voor de kinderbescherming en de bijzondere curator zijn gehoord. De kinderen hebben ook de gelegenheid gekregen om hun mening te uiten.

Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen zich niet op hun plaats voelen in de huidige opvang en dat hun ontwikkeling wordt belemmerd. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de kinderen terug te plaatsen bij de pleegmoeder, mits er adequate hulpverlening wordt ingezet. De pleegmoeder heeft haar zorgen geuit over de negatieve impact van de uithuisplaatsing op de kinderen en heeft aangegeven bereid te zijn om samen te werken met de GI. De GI heeft echter twijfels geuit over de thuisplaatsing, gezien de problematiek in het verleden.

Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de kinderen met ingang van 22 juli 2022 teruggeplaatst moeten worden bij de pleegmoeder, met de opdracht aan de GI om in samenspraak met de huidige opvang en de bijzondere curator de benodigde hulpverlening te realiseren. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kinderrechter vernietigd en de bijzondere curator van haar taak ontslagen. Deze beslissing is genomen met het oog op het welzijn van de kinderen en de noodzaak voor hen om zich verder te ontwikkelen in een veilige omgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 juli 2022
Zaaknummer: 200.301.065/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/02/387777 / JE RK 21-1492 (beschikking 14 juli 2021)
en C/02/387777 / JE RK 21-1492 + C/02/387811/JE RK 21/1502 (beschikking 23 juli 2021)
in de zaak in hoger beroep van:
[de pleegmoeder],
wonende te
[woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
advocaat: mr. G.R. Dorhout-Tielken,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI of de voogd.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna ook samen te noemen: de kinderen,
in rechte vertegenwoordigd door mr. drs. A.M. Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, werkzaam te Utrecht, in haar hoedanigheid van bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 17 februari 2022

5.1.
Bij die beschikking heeft het hof tot bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (apart voor ieder kind) benoemd mr. drs. A.M. Beijersbergen- van Bosveld Heinsius, werkzaam bij O2 Mediation te Utrecht, om in deze procedure de belangen van beide kinderen te behartigen met de taakomschrijving zoals onder r.o. 3.10.7 en 3.10.8 van die beschikking is beschreven.
De taak van de bijzondere curator is er in deze zaak in gelegen dat zij ervoor zorgt dat de belangen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zo goed mogelijk worden belicht en dat de kinderen zich ook gehoord voelen. Het hof heeft de bijzondere curator in dit verband verzocht om te onderzoeken:
- hoe het met de kinderen gaat en wat hun mogelijkheden en kwetsbaarheden zijn;
- of zij in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk vond en vindt dat zij – hetzij tijdelijk – werden overgeplaatst naar een andere plek;
- en als het verblijf op een andere plek niet (meer) noodzakelijk is, wat er dan voor nodig is om [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] bij pleegmoeder terug te laten keren;
- of en zo ja welke hulp [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben voor hun individuele problematiek;
- of zij nog andere relevante bevindingen heeft gedaan die relevant zijn en die zij met het hof wil delen?
5.2.
Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om een verslag uit te brengen omtrent haar bevindingen en om vanuit het belang van de kinderen het hof te adviseren over, met name, de beslissing die het hof dient te nemen als het gaat om de vraag of de verblijfplaats van de kinderen bij de pleegmoeder in stand dient te blijven of niet.
5.3.
De bijzondere curator is opgedragen om voor 3 mei 2022 verslag uit te brengen, althans voor die datum het hof schriftelijk te berichten over de voortgang van haar werkzaamheden.
Daarbij is bepaald dat partijen en de raad tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator daarop schriftelijk aan het hof kunnen reageren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juli 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de pleegmoeder, bijgestaan door mr. Dorhout-Tielken,
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ,
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ,
- de bijzondere curator.
6.2.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de voorzitter buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met hen gesproken. De persoonlijk begeleidster van de kinderen, [persoonlijk begeleidster] , was, op uitdrukkelijk verzoek van de meisjes en met toestemming van het hof, bij dit gesprek aanwezig.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
6.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de bijzondere curator d.d. 2 mei 2022;
- een V-formulier met een brief van de advocaat van de pleegmoeder d.d. 16 mei 2022;
- een V-formulier met producties van de advocaat van de pleegmoeder d.d. 22 juni 2022;
- een brief met bijlage van de GI d.d. 27 juni 2022.

7.De verdere beoordeling

7.1.
In het verslag dat op 2 mei 2022 bij het hof is ingediend (hierna: het verslag) heeft de bijzondere curator, samengevat, het volgende geadviseerd.
In plaats van de uithuisplaatsing van beide kinderen destijds zou een meer adequate regeling zijn geweest als er tussentijds alleen een oplossing voor [minderjarige 1] gezocht zou zijn. De pleegmoeder was het er mee eens dat [minderjarige 1] tijdelijk op een andere plek zou verblijven. De veronderstelde tijdelijkheid is echter onverhoopt omgezet in een volledige wijziging van het verblijf van beide kinderen. Gaande deze strijd, die is ontstaan tussen de pleegmoeder en de voogd, is het specifieke eigen belang van de kinderen uit het oog verloren.
De kinderen voelen zich niet op hun plaats op [instelling] en willen graag weer terug naar de pleegmoeder. Vanwege hun laag verstandelijke vermogens zijn de kinderen zeer kwetsbaar. Alle dagelijkse dingen kunnen zij correct uitvoeren, maar zij hebben toch duidelijke hulp en begeleiding nodig. Dit blijkt met name uit het gegeven dat zij makkelijk te beïnvloeden zijn. Tot op heden is er nog altijd geen goede, liefdevolle opvang voor de kinderen gerealiseerd.
De meest ideale oplossing is de kinderen terug te plaatsen naar de pleegmoeder. Belangrijk is dan wel dat er daarbij adequate systemische hulp wordt ingezet voor zowel de kinderen als de pleegmoeder. Voor de individuele problematiek van de kinderen lijkt een gedragstherapeutische aanpak en EMDR het meest geschikt. De kinderen zien in dat zij om terug te kunnen keren naar de pleegmoeder die hulp nodig hebben. Ook is het nodig dat de pleegmoeder hulp krijgt. Zij moet zich daarvoor openstellen.
De bijzondere curator heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd naar voren gebracht dat ook de vader en de voogd bij de systeemtherapie betrokken moeten worden.
7.2.
De pleegmoeder heeft in haar schriftelijke reactie op het verslag, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling d.d. 4 juli 2022, samengevat, het volgende aangevoerd.
De pleegmoeder maakt zich veel zorgen over de kinderen. Zij heeft de indruk dat de uithuisplaatsing van de kinderen eerder schade aan hun ontwikkeling heeft toegebracht dan dat de kinderen erbij gebaat zijn geweest. Alleen al wat betreft onderwijs moet het afgelopen jaar als verloren worden beschouwd. De pleegmoeder staat achter de inzet van hulpverlening en is bereid aan alle vormen van hulpverlening mee te werken. In het verleden heeft zij daaraan ook steeds medewerking verleend. De pleegmoeder wil met de GI in gesprek, maar de GI wil dat niet, waarbij niet duidelijk is wat de reden daarvan is. Het doel van de pleegmoeder is om de kinderen groot te brengen op een plek waar zij horen. De kinderen moeten zelfstandig worden en zich op een gezonde manier, passend bij hun kwetsbaarheid, verder kunnen ontwikkelen.
7.3.
De GI heeft in haar schriftelijke reactie op het verslag, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling d.d. 4 juli 2022, samengevat, het volgende aangevoerd.
De GI heeft veel twijfels bij een eventuele thuisplaatsing, gelet op de gebeurtenissen in het verleden. Vanaf de pubertijd is het niet goed gegaan in de thuissituatie van de pleegmoeder en de kinderen. Er is destijds hulpverlening ingezet, maar met onvoldoende resultaat. De kinderen hebben na de wijziging van hun verblijf stappen gezet, maar de GI weet niet of de situatie bij de pleegmoeder is veranderd. Er is niet duurzaam aangetoond, bijvoorbeeld door inzet van intensieve begeleiding, dat het in de thuissituatie nu beter zal gaan. Het resultaat van het diagnostiekonderzoek door [instantie] dient eerst afgewacht te worden. Op basis daarvan moet gekeken worden wat de kinderen nodig hebben en welke mogelijkheden er zijn. [minderjarige 1] is inmiddels aangemeld op middelbare school [school] . De verwachting is dat zij daar zal worden toegelaten. Als het advies voor [minderjarige 2] ook plaatsing op die school is, gaat de GI daarmee aan de slag. De aanmelding op school staat los van de plaatsing van de kinderen. Op korte termijn is een groot overleg nodig met de pleegmoeder, de pleegvader, [instelling] en de GI over de onderlinge samenwerking.
Indien het hof van oordeel is dat de kinderen teruggeplaatst moeten worden voordat het diagnostiekonderzoek is afgerond, dan verzoekt de GI kenbaar te maken welke hulpverlening ingezet moet worden. Er is tijd nodig om de inzet van hulpverlening te realiseren.
7.4.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende geadviseerd. De kinderen moeten terug geplaatst worden bij de pleegmoeder. Deze boodschap moet heel duidelijk zijn. Wel moet gekeken worden op welke wijze terugplaatsing kan en onder welke voorwaarden. De raad heeft de meeste zorg bij de geslotenheid van de gezinssituatie. Het conflict tussen de GI en de pleegmoeder heeft daarin een rol gespeeld. De inzet van systeemtherapie is heel belangrijk. Daarnaast is ook individuele hulp belangrijk en openheid vanuit de pleegmoeder naar de voogd. De kinderen dienen verder een vertrouwenspersoon te hebben waar zij terecht kunnen. Dat kan ook iemand uit het netwerk zijn.

8.De beslissing

ten aanzien van de voorlopige toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige 1]
8.1.
Bij beschikking van 14 juli 2021 heeft de kinderrechter voorlopige toestemming aan de GI verleend tot wijziging van het verblijf van [minderjarige 1] naar een gezinshuis [gezinshuis] voor de duur van twee weken, met ingang van 14 juli 2021 tot 28 juli 2021.
8.2.
De pleegmoeder stelt zich op het standpunt dat de kinderrechter ten onrechte het verzoek van de GI met toepassing van het bepaalde in artikel 800 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), heeft toegewezen.
8.3.
Het hof overweegt ten aanzien het door de pleegmoeder ingestelde hoger beroep tegen de (spoed)beschikking van 14 juli 2021 als volgt.
8.3.1.
Het hof stelt voorop dat bij een beschikking, zoals deze, die inbreuk maakt op het familie- en gezinsleven van (pleeg)ouders en minderjarigen vanzelfsprekend grote terughoudendheid dient te worden betracht bij het geven van een beschikking zonder daarbij belanghebbenden te horen.
8.3.2.
Artikel 800 lid 3 Rv geeft de mogelijkheid om bij een aantal gevallen waarbij het om minderjarigen gaat, aanstonds een beschikking te geven indien de behandeling van het verzoek daartoe niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Het gaat hierbij om beschikkingen tot een voorlopige ondertoezichtstelling, een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, een beschikking tot voorlopige voogdij en de beschikking tot het wijzigen van een verblijfplaats van een minderjarige door de GI, als bedoeld in artikel 1:265i BW. Verder is artikel 800 lid 3 Rv ook van toepassing op het verlenen van een spoedmachtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven. Artikel 1:336a BW, waar het in dit geval om gaat staat niet bij deze limitatieve opsomming genoemd.
8.3.3.
Naar het oordeel van het hof kunnen er echter in uitzonderlijke gevallen dermate bijzondere feiten en omstandigheden zijn dat een kinderrechter toch een beslissing ingevolge artikel 1:336a BW aanstonds geeft, analoog aan de in artikel 800 lid 3 Rv genoemde overige gevallen, meer in het bijzonder aan dat van artikel 1:265i BW. Wanneer de veiligheid van de minderjarige zo onmiddellijk en ernstig wordt bedreigd en dit door een GI aan de kinderrechter wordt gemeld zal de kinderrechter ook in het licht van artikel 3 van het IVRK een beslissing moeten nemen om de minderjarige op dat moment te beschermen. Van belang hierbij is dat de GI een professionele instantie is, waarvan verwacht moet worden dat deze de situatie goed kan inschatten en alle feiten en omstandigheden naar eer en geweten aan de kinderrechter meldt. Hoewel het beoordelingskader van artikel 1:265i BW en 1:336a BW van elkaar verschilt, gaat het in beide gevallen om de inschatting van de GI dat een minderjarige direct moet worden verplaatst uit een pleeggezin waar het al langer dan een jaar verblijft omdat er anders ernstig en onmiddellijk gevaar voor de minderjarige dreigt.
8.4.
Het hof komt daarom toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
8.5.
Gelet op de informatie die op het moment dat de bestreden beschikking is genomen bekend was over de conflictueuze situatie tussen [minderjarige 1] en de pleegmoeder, de oplopende spanning, de forse (systemische) problematiek, de ernstige zorgen die over [minderjarige 1] bestonden en de escalatie die door de GI die zelfde dag werd voorzien als [minderjarige 1] over de plaatsing in het gezinshuis werd geïnformeerd terwijl de pleegmoeder die dag aan de GI had gemeld zich daartegen te zullen verzetten, is het hof van oordeel dat de kinderrechter destijds niet anders kon beslissen dan dat wijziging van het verblijf van [minderjarige 1] met onmiddellijke ingang moest plaatsvinden om haar veiligheid te kunnen waarborgen.
Het hof zal daarom de bestreden beschikking van 14 juli 2021 bekrachtigen.
ten aanzien van de toestemming tot wijziging van het verblijf van de kinderen
8.6.
Bij beschikking van 23 juli 2021 heeft de kinderrechter aan de GI toestemming verleend tot wijziging van het verblijf van de kinderen in een gezinshuis en die beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
8.7.
Gezien de rapportage en het advies van de bijzondere curator d.d. 2 mei 2022, de rapportage en het advies van [instantie] d.d. 22 juni 2022 (door de GI bij haar brief van 23 juni 2022 overgelegd) en het advies van de raad tijdens de mondelinge behandeling, is het hof van oordeel dat de kinderen weer terug bij de pleegmoeder moeten worden geplaatst. Uit alle stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het niet goed gaat met beide kinderen op [instelling] . Ze houden zich weliswaar bewonderingswaardig staande, maar komen binnen deze situatie niet toe aan hun ontwikkelingstaken. De inschatting is dat zij daar bij de pleegmoeder wel weer aan toe zullen komen. [minderjarige 1] is de hele periode op [instelling] niet meer naar school geweest (terwijl zij dit zelf heel graag wilde). Het is voor alle betrokkenen, inclusief de kinderen duidelijk dat er zo snel mogelijk goede hulpverlening moet worden ingezet. Die noodzakelijke hulp (systemische en individuele hulp) dient zo spoedig mogelijk worden opgestart. De GI heeft de taak om in samenspraak met [instelling] , waar beide kinderen nu nog verblijven, en zo mogelijk met adviezen van de bijzondere curator, deze hulpverlening te realiseren.
Het hof is bij zijn oordeel uitgegaan van de gedane toezeggingen tijdens de mondelinge behandeling en het gesprek met de kinderen. De kinderen en de moeder hebben toegezegd dat zij zich zullen openstellen voor en medewerking zullen verlenen aan de in te zetten hulpverlening. De GI heeft toegezegd dat zij uitvoering zal geven aan de uitspraak van het hof en dat zij in gesprek zal gaan met de pleegmoeder, de pleegvader en [instelling] . Het hof acht het daarnaast belangrijk dat er voor de gesprekken tussen de GI en de pleegmoeder begeleiding komt om de strijd die tussen hen is ontstaan op te lossen.
Het hof rekent op ieders inzet en medewerking om, ook zolang de hulpverlening nog niet is gestart, de thuisplaatsing van de kinderen te laten slagen. Gelet op alle omstandigheden, zoals het tijdsverloop en de duur van het verblijf op [instelling] , de zaken die nog moeten worden geregeld en een zorgvuldige afronding van het verblijf op [instelling] , komt het hof de datum van 22 juli 2022 (de eerste dag van de schoolvakantie) als een goede datum voor om terug te keren naar de pleegmoeder.
8.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen en bepalen dat de kinderen met ingang van de zomervakantie, op 22 juli 2022, hun verblijfplaats hebben bij de pleegmoeder, met als taak voor de GI om in samenspraak met [instelling] , en mogelijk met adviezen van de bijzondere curator, de hulpverlening te realiseren.
ten aanzien van de bijzondere curator
8.7.
Het hof zal de bijzondere curator van haar taak ontslaan.

9.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 23 juli 2021;
bepaalt dat [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , met ingang van 22 juli 2022 hun verblijfplaats hebben bij de pleegmoeder, met als taak voor de GI om in samenspraak met [instelling] , en zo mogelijk met adviezen van de bijzondere curator, de hulpverlening te realiseren;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 14 juli 2021;
ontslaat de bijzondere curator van haar taak.
Deze beschikking is mondeling en in het openbaar gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en E.M.C. Dumoulin op 4 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier. De schriftelijke uitwerking is op 18 juli 2022 vastgesteld en door mr. E.M.C. Dumoulin ondertekend.