ECLI:NL:GHSHE:2022:3099

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
20-001942-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie, pepperspray en een taser, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van € 1.000,00. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, maar met uitzondering van de opgelegde straf. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking in de woning van de verdachte. Het hof oordeelde echter dat er voldoende reden was voor de doorzoeking, gezien de verdenking van betrokkenheid bij de import van harddrugs en de ernst van de situatie.

Het hof heeft de bewezenverklaring van de politierechter vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, pepperspray en een taser. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Tevens werd de teruggave van in beslag genomen anabole steroïden gelast, terwijl het beslag op andere voorwerpen was geëindigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001942-21
Uitspraak : 1 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 28 juli 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-170204-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Voorts heeft de politierechter de teruggave gelast van de onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen en horloges en zijn de overige inbeslaggenomen goederen, te weten een pistool, munitie, een wapen en verdovende middelen, onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en in zoverre opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Middelburg
- een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 14, althans een aantal, kogelpatronen van het merk CBC, en/of
- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, en/of
- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juli 2020 te Middelburg
- een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 14 kogelpatronen van het merk CBC, en
- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, en
- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, proces-verbaalnummer 55, onderzoeksnummer ZBRAA20019, gesloten d.d. 10 november 2020 (pg. 1-103). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik de Glock, de munitie, de taser en de pepperspray op 1 juli 2020 in mijn woning aan [adres 2] voorhanden had.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 juli 2020 (pg. 42-45), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:
P: Vraag verbalisant
V: Antwoord verdachte
(pagina 44)
P: Kun je het vuurwapen gedetailleerd omschrijven/beschrijven voor ons?
V: Ja, zwart. Met een houder onderin. Volgens mij twaalf of veertien patronen erin. Het is een Glock. Er zaten 9 millimeter patronen in.
3.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 1 juli 2020 (pg. 74-75), met als bijlage een lijst van inbeslaggenomen goederen (pg. 78-85), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 74)
Op 1 juli 2020 werd door de rechter-commissaris, mw. mr. [naam rechter-commissaris] voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in [adres 2] . Verdachte [verdachte]
(het hof: verdachte [verdachte] )gaf aan dat er in het nachtkastje een vuurwapen aanwezig was.
(pagina 78)
Lijst van inbeslaggenomen goederen
(pagina 79)
4338ps26.01.03.002
Glock
Merk: Glock 19 mm
(pagina 81)
4338ps26.03.02.001
Pepperspray
Merk: Nato
4338ps26.03.03.001
Taser
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2020 (pg. 90-91), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(pagina 90)
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , als materiedeskundige werkzaam bij de afdeling Wapens Munitie en Explosieven, verklaar het volgende.
Op 1 juli
(het hof begrijpt: 2020)werden op [adres 2] de navolgende voorwerpen in beslag genomen.
Beschrijving pistool
Soort: pistool
Merk: 19
Type: Glock
Kaliber: 9x19 mm
Wapennummer: YGY482 (op loop en slede)
G65308 (op kast)
Werking: semi automatisch, single action
(pagina 91)
Het hiervoor beschreven pistool is een voorwerp dat bestemd en geschikt is om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen valt niet onder de categorie II, sub 2,3 of 6 van de Wet wapens en munitie.
Het voorhanden hebben van het hiervoor beschreven pistool is een overtreding van artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie en is strafbaar gesteld in artikel 55, lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Beschrijving kogelpatronen
Soort: kogelpatronen
Merk: CBC
Kaliber: 9x19 mm
Aantal: 14 stuks
De inbeslaggenomen patronen zijn zogenaamde “scherpe” centraalvuur, eenheidspatronen. Deze patronen zijn alle geschikt om met het inbeslaggenomen pistool te worden afgeschoten.
Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van deze munitie is een overtreding van artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie en is strafbaar gesteld in artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2020 (pg. 92-96), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
(pagina 92)
Voorwerp goednummer: 4338ps26.03.02.001
Het aangetroffen en inbeslaggenomen voorwerp werd door mij, verbalisant [verbalisant 5] , nader onderzocht. Ik zag dat het een spuitbus betrof. Ik zag dat deze spuitbus was voorzien van een etiket met de volgende opschriften:
Merk en type: CS-Gas Silliarde
Kleur: groen
Inhoud (milliliter): 60 ml
Werkzame stoffen blijkens etiket: Ortho-Chlorbenzylidanmalononitril
(het hof: ortho-chloorbenzylideenmalononitril)
Nadat ik de spuitbus enkele keren heen en weer schudde, hoorde en voelde ik dat de bus deels was gevuld met een vloeistof. Het onderzocht voorwerp betreft geen medisch hulpmiddel. Het voorwerp betreft ook geen vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver of een pistool, bestemd voor het afschieten van munitie met een weerloosmakende of traanverwekkende stof.
Op grond van bovenstaande is deze spuitbus een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof en een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie II onder 6° van de Wet wapens en munitie. Ingevolge artikel 13, lid 1 van deze wet is het verboden een wapen van categorie I te
(pagina 93)
vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te
hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2020 (pg. 97-98), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
(pagina 97)
Voorwerp goednummer: 4338ps26.03.03.001
Het voorwerp heeft een cilindrische vorm met een lengte van 170 mm en een diameter van 35mm. De voeding wordt geleverd door middel van het opladen aan de onderzijde.
Aan de onderzijde is een aansluiting van de omvormer en een schuifschakelaar aangebracht,
welke in de On-stand de cascadeschakeling inschakelt. Het voorwerp heeft de vorm van een
zaklantaarn. Op de staaf is nog een aan/uit schuifschakelaar aangebracht waarmee een voor op het voorwerp aangebrachte verblindende 180 lumens sterke led verlichting wordt ingeschakeld. In de uit-stand komt er spanning te staan op een drukschakelaartje gelegen aan de andere zijde van de staaf.
(pagina 98)
Bij het indrukken van deze schakelaar wordt de zwakspanning van de batterij middels een cascadeschakeling omgezet in een hoogspanning, welke wordt overgebracht op de voor op het wapen geplaatste contact strips, gelegen rond de ledverlichting. Deze strips zijn geplaatst op een onderlinge afstand van 10 mm. De op de contact strips afgegeven spanning wordt zodanig verhoogd dat de stroom/spanning de afstand tussen de contacten overbrugt, waardoor een zichtbare spanningsoverdracht plaatsvindt. Bij het in contact brengen van deze contactpennen met het lichaam zal de spanning tussen de contactpennen een felle pijn reactie opleveren waarbij mensen weerloos kunnen worden gemaakt. De spanning is zo hoog dat normale kleding de spanning niet isoleert. Dit voorwerp is geen medisch hulpmiddel. Geen van de uitzonderingsbepalingen van de Wet Wapens en Munitie waren op (de verdachte of) het wapen van toepassing.
Gezien het gerelateerde is dit stroomstootwapen een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1
categorie II, onder ten 5e van de Wet Wapens en Munitie. Het voorhanden hebben van boven omschreven stroomstootwapen is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 jo artikel 55 lid 3a van de Wet wapens en munitie.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft – op gronden als verwoord in de pleitnota – vrijspraak bepleit en daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat er sprake is van een onrechtmatige doorzoeking in de woning van de verdachte, zodat de resultaten daarvan moeten worden uitgesloten van het bewijs. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op het moment van binnentreden een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering ontbrak. Daarnaast is vóór 6:00 uur ’s morgens binnengetreden zonder dat in het proces-verbaal van binnentreden wordt gemotiveerd waarom dat dringend noodzakelijk was. Daarmee is in strijd met de Algemene wet op het binnentreden (
hierna telkens: Awbi) gehandeld en is er sprake van een schending van artikel 8 EVRM. De verdachte is als gevolg van deze onherstelbare vormverzuimen in zijn belangen geschaad. Alles wat na het onrechtmatig binnentreden is aangetroffen, dient te worden uitgesloten van het bewijs en bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, moet de verdachte worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Redelijk vermoeden van schuld?
Het hof stelt vast dat uit het proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (
hierna telkens: TCI) van 12 mei 2020 (pag. 62) volgt dat in de maand februari 2020 via een informant informatie was binnengekomen dat “ [medeverdachte 1] cocaïne importeert en dat [medeverdachte 1] bij Kloosterboer in Vlissingen mensen heeft die voor hem werken.” Uit het proces-verbaal volgt voorts dat de inspecteur van de politie van het TCI heeft geoordeeld dat de hem bekende achtergrond van de informant, bezien in de samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, tot de conclusie heeft geleid dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Uit het procesdossier volgt dat met [medeverdachte 1] de verdachte werd bedoeld. Naar aanleiding van de door het TCI verstrekte informatie is er een onderzoek gestart waaruit onder meer is gebleken dat de verdachte op [adres 2] stond ingeschreven. Voorts was uit nader onderzoek naar de verdachte gebleken dat de verdachte antecedenten had met betrekking tot de Opiumwet, waaronder heroïne/cocaïne (pag. 58).
Op 2 september 2019 werd een controle gehouden samen met de Douane in verband met de ingebruikname van de nieuwe Surinamelijn bij Supermaritime aan de Oostenrijkweg te Nieuwdorp. Meerdere vrachtauto’s en personenauto’s werden gecontroleerd. De zoon van de verdachte, [medeverdachte 2] , met eveneens antecedenten en werkzaam bij een onderdeel van [bedrijf] op de Scaldiahaven, reed in een geleasede personenauto (pag. 67). In het proces-verbaal van verdenking wordt gerelateerd dat chauffeurs aangeven dat zij bij de firma [bedrijf] moeten zijn, omdat daar de formaliteiten plaatsvinden. Vervolgens gaat men via de Oostenrijkweg naar de poort van Supermaritime. De firma's bevinden zich in elkaars nabijheid (pag. 59-61).
De politie ziet vervolgens via het informatiesysteem Bluespot dat [medeverdachte 2] in het verleden betrokken is geweest bij een diefstal met [medeverdachte 3] .
Met betrekking tot deze [medeverdachte 3] werd op 12 mei 2020 door TCI de volgende informatie verstrekt (pag. 68): “ [medeverdachte 3] heeft iemand die bij Supermaritime in Vlissingen werkt die cocaïne aan hem aflevert. De cocaïne komt van schepen die in Suriname zijn geweest. Van [medeverdachte 4] koopt [medeverdachte 3] blokken cocaïne.” En op 6 mei 2020: “ [medeverdachte 4] is de grote pion in de cocaïnehandel in de haven van Vlissingen” (pag. 69).
Het hof is – anders dan de verdediging – van oordeel dat op 24 juni 2020, zijnde het moment waarop door de politie is verzocht bij de rechter-commissaris te vorderen dat een doorzoeking in de woning wordt verricht – op basis van de hiervoor beschreven informatie sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv, te weten een verdenking van betrokkenheid bij de import van harddrugs binnen het grondgebied van Nederland. Dat de jegens de verdachte verstrekte informatie nog niet nader geconcretiseerd was op het moment van het binnentreden van de woning en of de gerezen verdenking ten aanzien van de verdachte daadwerkelijk tot een bewezenverklaring zou leiden, doet niet aan af aan de verdenking ten tijde van de (machtiging tot) binnentreding en doorzoeking van de woning.
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de bevindingen in het proces-verbaal van verdenking met betrekking tot het gebruik van PGP-telefoons wel eens betrekking zouden kunnen hebben op een loods die door voornoemde [medeverdachte 4] werd gehuurd aan [adres 3] , op ongeveer 450 meter afstand van verdachtes woning – een omstandigheid waarmee de politie toen al bekend was – en dat deze bevindingen dus geen enkel verband hoeven te houden met de (woning van) verdachte behoeft geen nadere bespreking, nu het hof van oordeel is dat op basis van de door het TCI verstrekte informatie reeds sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Het binnentreden en de doorzoeking van de woning van de verdachte is naar het oordeel van het hof derhalve rechtmatig.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Dringende noodzaak tot binnentreden tussen middernacht en 06:00 uur ’s ochtends?
Met betrekking tot de het verweer dat het binnentreden in de woning van de verdachte in strijd is met de Awbi overweegt het hof als volgt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Awbi kan tussen middernacht en 6:00 uur ’s morgens slechts zonder toestemming van de bewoner worden binnengetreden voor zover dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.
Het hof stelt op grond van het procesdossier vast dat op 24 juni 2020 – naar aanleiding van een tegen de verdachte gerezen verdenking van betrokkenheid bij de import van cocaïne – is verzocht bij de rechter-commissaris te vorderen dat in de woning van de verdachte, gelegen aan [adres 2] , een doorzoeking ter inbeslagneming wordt verricht van onder andere gegevensdragers, mobiele telefoons, verdovende middelen, contant(e) gelden en documenten in relatie tot die verdenking (pag. 53-66). Op 24 juni is door de rechter-commissaris een machtiging voor deze doorzoeking afgegeven (pag. 74).
De hulpofficier van justitie heeft op 30 juni 2020 een machtiging tot binnentreden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, Awbi afgegeven, die toeliet dat opsporingsambtenaren de woning van de verdachte bij dringende noodzaak tussen middernacht en 6:00 uur 's morgens konden binnentreden, zoals neergelegd in artikel 7, eerste lid, Awbi (pag. 86-87).
Op 1 juli 2020 is vóór 06:00 uur (maar na 05:00 uur) in de ochtend de woning van de verdachte binnengetreden (pag. 71-73). In het ‘proces-verbaal van binnentreden in woning’ d.d. 1 juli 2020 is gerelateerd dat de woning wegens dringende noodzakelijkheid werd binnengetreden tussen middernacht en 06:00 uur. Het veld “motivering dringende noodzakelijkheid” in dit proces-verbaal is niet ingevuld (pag. 71-73).
Na het binnentreden is een doorzoeking verricht die door de rechter-commissaris om 05:31 uur werd geopend (pag. 75). Vanwege de omvang van het perceel (met een kadastrale grootte van 1044 m2, pag. 63) is gedurende de doorzoeking een tweede zoekploeg aan het onderzoeksteam toegevoegd (pag. 74).
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de machtiging tot binnentreden toeliet dat bij dringende noodzaak de woning van verdachte zou worden binnengetreden tussen middernacht en 06:00 uur. Voor zover door de verdediging het verweer is gevoerd dat een motivering van de dringende noodzakelijkheid in het proces-verbaal binnentreden (pag. 71-73) ontbreekt, faalt het, nu artikel 10 Awbi niet vereist dat in het verslag van binnentreden de feiten en omstandigheden worden vermeld die de conclusie moeten dragen dat er sprake is van een dringende noodzakelijkheid. Naar het oordeel van het hof was van dergelijke feiten en omstandigheden in dit geval wél sprake. Het hof neemt hierbij in aanmerking de aard en ernst van de gerezen verdenking en het mogelijke georganiseerde en professionele verband waarbinnen de strafbare feiten zich zouden afspelen, het afbreukrisico indien anderen van de doorzoeking kennis zouden nemen en de grootte van het te doorzoeken perceel aan [adres 2] .
Nu het hof overigens ook niet is gebleken van enige onrechtmatigheid die tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden van de bij de doorzoeking verkregen onderzoeksresultaten, wordt het daartoe strekkende verweer verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.

en

de eendaadse samenloop van:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens munitie,

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, pepperspray en een taser. De wapens werden bewaard in de woning van de verdachte, waar hij samen met zijn partner woonde. (Vuur)wapens en munitie worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de maatschappij. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij in het verleden een overval bij hem thuis heeft meegemaakt en dat dat voor hem de aanleiding was om te beschikken over een vuurwapen, dat hij als gevolg van die overval een beenbeugel draagt, hij, sinds hij een nieuwe knie heeft, werkzaam is op de boerderij en dagelijks bezig is met het verzorgen van de dieren en het onderhouden van de boerderij. De verdachte heeft voorts verklaard dat met de paarden op hoog niveau dressuur wordt gedaan en dat hij naast de eerdergenoemde bezigheden een autobedrijf heeft.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven anabole steroïden (Mactropin), nu het hof geen grond aanwezig acht om deze middelen verbeurd te verklaren dan wel te onttrekken aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen die teruggave verzet.
Het hof constateert ten aanzien van de overige in deze zaak onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, die genoemd worden in de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dat daarvan reeds schriftelijk afstand is gedaan door de verdachte dan wel dat het Openbaar Ministerie reeds tot teruggave heeft beslist, zodat het beslag op die voorwerpen inmiddels is geëindigd en daarop in hoger beroep door het hof geen beslissing meer hoeft te worden genomen.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: G_608283 (Mactropin).
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 1 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.V. Pelsser en mr. R.G.A. Beaujean zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.