ECLI:NL:GHSHE:2022:3096

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
20-002905-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 november 2021. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep niet tijdig was ingesteld. De verdachte had de dagvaarding voor de politierechter op 26 juli 2021 ontvangen, en het vonnis was op 17 november 2021 gewezen. Het hoger beroep had binnen veertien dagen na deze einduitspraak moeten worden ingesteld, maar de verdachte deed dit pas op 10 december 2021. Het hof overwoog dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten.

De verdediging had verzocht om getuigen te horen over de ontvangst van de dagvaarding, maar het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting en dat het verzoek om nader onderzoek niet noodzakelijk was. Het hof wees het verzoek van de verdediging af en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. N.I.B.M. Buljevic als voorzitter, en de andere raadsheren mr. G.J. Schiffers en mr. R.G.A. Beaujean. De griffier was mr. A.R. Veldt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002905-21
Uitspraak : 18 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 november 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-198827-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte ontvankelijk dient te worden verklaard in het door hem ingesteld hoger beroep.
Getuigenverzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht, alvorens toe te komen aan het ontvankelijkheidsvraagstuk, nader onderzoek te doen instellen. De verdediging stelt zich namelijk op het standpunt dat de verdachte geen inleidende dagvaarding voor de politierechterzitting op 17 november 2021 heeft ontvangen van de politie. Daarom heeft zij verzocht een tweetal personen als getuige te horen. De verdediging wenst inspecteur [verbalisant] , zijnde de persoon die blijkens de akte van uitreiking de inleidende dagvaarding aan verdachte op 26 juli 2021 zou hebben uitgereikt, als getuige te horen, zodat deze inzicht kan geven over de gang van zaken aangaande het uitreiken van deze dagvaarding. Voorts verzoekt de verdediging als getuige te horen mr. [getuige] , zijnde de persoon die verdachte na zijn aanhouding op 26 juli 2021 als advocaat heeft bijgestaan en zich blijkens haar e-mailbericht d.d. 27 juli 2021 als zijn advocaat heeft gesteld.
Het hof overweegt dienaangaande dat verdachte blijkens de vermelding op pagina 2 van het procesdossier op 26 juli 2021 om 17.56 uur op last van de officier van justitie is heengezonden waarna vervolgens, blijkens de akte van uitreiking, de inleidende dagvaarding door inspecteur [verbalisant] op 26 juli 2021 om 18.00 uur aan [adres 2] (het hof begrijpt: het politiebureau waar de verdachte die dag blijkens het procesdossier ook is voorgeleid aan de hulpofficier van justitie en is verhoord) aan verdachte is uitgereikt. Deze akte is ondertekend door zowel de verbalisant als de persoon die volgens de akte de dagvaarding voor de zitting van de politierechter op 17 november 2021 in ontvangst heeft genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat het kan kloppen dat die handtekening van hem is. Het hof heeft voorts ter terechtzitting in hoger beroep waargenomen dat de verdachte Vlaams spreekt en de Nederlandse taal voldoende beheerst en begrijpt.
Naar het oordeel van het hof kan het dan ook niet anders dan dat de verdachte op het moment van de uitreiking van de dagvaarding door verbalisant [verbalisant] op de hoogte is geraakt van voornoemde zitting van de politierechter.
In louter de ontkenning van de verdachte dat hem de dagvaarding is uitgereikt, ziet het hof gelet op het vorenoverwogene, geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de akte van uitreiking voor zover deze ziet op het in persoon aan verdachte uitreiken van de inleidende dagvaarding en acht het hof het verrichten van nader onderzoek dienaangaande, zoals verzocht door de verdediging, niet noodzakelijk. Het hof wijst dit verzoek dan ook af.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Ingevolge artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering moet het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld indien de dagvaarding om op de terechtzitting te verschijnen aan verdachte in persoon is betekend.
In het dossier bevindt zich een dagvaarding van 26 juli 2021 om te verschijnen ter terechtzitting in eerste aanleg op 17 november 2021. Blijkens de daarbij behorende akte van uitreiking is deze dagvaarding op 26 juli 2021 in persoon aan de verdachte uitgereikt.
De politierechter heeft op 17 november 2021 bij verstek vonnis gewezen. Hoger beroep diende aldus binnen veertien dagen na 17 november 2021 te worden ingesteld. Namens verdachte is eerst op 10 december 2021 tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
Nu blijkens het vorenstaande het hoger beroep niet tijdig is ingesteld en niet is gebleken van omstandigheden die deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn, dient de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep te worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 18 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.