[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1968,
wonende te [adres] .
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en deze als volgt gekwalificeerd:
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1);
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd (feit 2);
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd (feit 4).
De verdachte is daarvoor strafbaar verklaard en veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast van de inbeslaggenomen autosleutel (merk Opel), een Harley Davidson motorfiets met kenteken [kenteken] en een kentekenbewijs en de onttrekking aan het verkeer bevolen van een weegschaal, geldautomaten, een tas, twee busjes pepperspray en een patroonhouder.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 24 september 2018 is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld. Bij akte van 30 juni 2022 is het hoger beroep echter partieel ingetrokken, namelijk voor zover dat was ingesteld tegen de vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde. Daarmee is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van de aan het verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 4 tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft dan ook uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd, waarbij is verzocht om oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een taakstraf. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman zich aangesloten bij de beslissing van de rechtbank.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
21,8887kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2016 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III sub 1, te weten een pistool (merk Crvena Zastava), zijnde voornoemd pistool een vuurwapen in de vorm van een pistool niet vallende onder de categorie II sub 2, 3 of 6 en/of munitie van categorie III, te weten 14 patronen (kaliber 9 mm) en/of 42 patronen (kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 11 mei 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, 2, in elk geval een of meer, busjes pepperspray, zijnde (een) voorwerpen) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Onder feit 1 is (kennelijk abusievelijk) tenlastegelegd ’33,12 kilogram hennep’. Het hof leest de tenlastelegging op dit punt, net als de rechtbank, verbeterd, in die zin dat hier dient te staan ’21,8887 kilogram hennep’. Verder zijn de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 mei 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) 21,8887 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 11 mei 2016 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III sub 1, te weten een pistool (merk Crvena Zastava), zijnde voornoemd pistool een vuurwapen in de vorm van een pistool niet vallende onder de categorie II sub 2, 3 of 6
en munitie van categorie III, te weten 14 patronen (kaliber 9 mm) en 42 patronen (kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 11 mei 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander 2 busjes pepperspray, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Het proces-verbaal van doorzoeking woning d.d. 12 mei 2016, dossierpagina’s 104-108.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 mei 2016, dossierpagina 182.
Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan het aangetroffen wapen en de munitie d.d. 23 mei 2016, dossierpagina’s 141-145.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 juni 2022.
Ten aanzien van feiten 1 en 4
1.
Het proces-verbaal van doorzoeking woning d.d. 12 mei 2016, dossierpagina’s 104-108, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(dossierpagina 104)
Op 11 mei 2016 te 06.30 uur werd door de dienstdoende Ondersteuningsgroep Limburg binnengetreden in de woning aan de [adres] . In de woning werden aangetroffen [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968, [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1971, en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 1999.
(dossierpagina 105)
Om 06.42 uur werd de doorzoeking geopend door de rechter-commissaris.
Tijdens de doorzoeking werden de volgende goederen door ons aangetroffen en inbeslaggenomen:
In de garageruimte
In een Albert Heijn boodschappentas: een vacuümverpakte zak met
(toevoeging hof: daarin)400 gram netto hennep.
Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , hebben vervolgens op 11 mei 2016 te 7.05 uur alle drie de aanwezige bewoners [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als verdachte aangehouden ter zake het overtreden van de Opiumwet.
Verder werden tijdens de doorzoeking van deze woning de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
In de garageruimte
Op de grond een grote digitale weegschaal.
Aantreffen verborgen ruimte in de garage:
Een van de aanwezige spiegels in deze garage bleek in de muur te zijn gescharnierd welke via een soort railgeleiders uit de muur kon worden getrokken. Het geheel was tevens voorzien van een elektrische schuifarm.
(dossierpagina 106)
Vervolgens kon toegang worden verschaft tot de ruimte achter deze spiegel. In de verborgen ruimte werd het volgende aangetroffen:
- gripzakken en strijkzakken gevuld met totaal nettogewicht van 20,64 kilogram hennep.
In de ladekast een gripzak gevuld met 8,7 gram netto hennep.
Boven op de afzuigkap een busje pepperspray.
In de kast waar de meterkast zich bevond een busje pepperspray.
(dossierpagina 107)
Tuin
Onder het stenen boeddhabeeld: samengeperst hennepblok van 840 gram nettogewicht.
2.
Het proces-verbaal witwasonderzoek d.d. 1 januari 2017, dossierpagina’s 208-226, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] :
(dossierpagina 210)
Ten tijde van de doorzoeking in de garage was een duidelijk aanwezige hennepgeur waar te nemen.
3.
De kennisgevingen van inbeslagneming betreffende de aangetroffen hennep d.d. 11 mei 2016, dossierpagina’s 173-180, opgemaakt door rapporteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 5] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 173)
Inbeslagneming
Plaats: [adres]
Datum en tijd: 11 mei 2016 te 8.30 uur
Omstandigheden: Tijdens RC zoeking in woning werden verdovende middelen aangetroffen.
Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968.
Goednummer: 785075
Object: hennepplant (henneptoppen)
Aantal/eenheid: 20,64 kilogram hennep nettogewicht
Bijzonderheden: Aangetroffen in verborgen garageruimte achter spiegelwand
(dossierpagina 175)
Inbeslagneming
Plaats: [adres]
Datum en tijd: 11 mei 2016 te 8.15 uur
Omstandigheden: Tijdens RC zoeking in woning werden verdovende middelen aangetroffen.
Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968.
Goednummer: 785088
Object: hennep
Aantal/eenheid: 400 gram netto
Bijzonderheden: Aangetroffen in garageruimte
(dossierpagina 177)
Inbeslagneming
Plaats: [adres]
Datum en tijd: 11 mei 2016 te 9.00 uur
Omstandigheden: Tijdens RC zoeking in woning werden verdovende middelen aangetroffen.
Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968.
Goednummer: 785093
Object: hennep
Aantal/eenheid: 840 gram netto
Bijzonderheden: hennep in tuin Boeddhabeeld aangetroffen
(dossierpagina 179)
Inbeslagneming
Plaats: [adres]
Datum en tijd: 11 mei 2016 te 9.30 uur
Omstandigheden: Tijdens RC zoeking in woning werden verdovende middelen aangetroffen.
Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968.
Goednummer: 785103
Object: hennep
Aantal/eenheid: 8,7 gram netto
Bijzonderheden: Aangetroffen in ladekast naast de keuken.
4.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 11 mei 2016, dossierpagina’s 139-140, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(dossierpagina 139)
Op 11 mei 2016 onderzochten wij de door ons aangetroffen en inbeslaggenomen partijen inhoudende qua kleur en samenstelling op hennep gelijkende stoffen, aangetroffen bij de verdachte [verdachte] .
Bij de door ons gehouden MMC kleur-reactietesten bleek dat deze stoffen uit onderstaande partijen:
- 20,64 kilo netto (goednummer 785075);
- 840 gram netto (goednummer 785093);
- 400 gram netto (goednummer 785088);
- 8,7 gram netto (goednummer 785103);
alle positief reageerden op de aanwezigheid van hennep.
5.
De kennisgeving van inbeslagneming betreffende de aangetroffen pepperspray d.d. 11 mei 2016, dossierpagina’s 184-185, opgemaakt door rapporteur [verbalisant 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 185)
Inbeslagneming
Plaats: [adres]
Datum en tijd: 11 mei 2016 te 14.00 uur
Omstandigheden: Aangetroffen tijdens zoeking.
Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968.
Goednummer: 788586
Object: Spuitbus (pepperspray)
Merk/type: Cs-reizgas
Goednummer: 788588
Object: Spuitbus (pepperspray)
Merk/type: Pfefferspray
6.
Het proces-verbaal van bevindingen omschrijving pepperspray d.d. 19 mei 2016, dossierpagina’s 146-149, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(dossierpagina 146)
Wapenomschrijving
Goednummer: 788588
Object: pepperspray
Merk/type: Pfefferspray
Omschrijving waaronder dit voorwerp werd aangetroffen: zie proces-verbaal nummer 2016075683-31
(hof: bewijsmiddel 1).
Het betreft een zwartkleurig spuitbusje welke aan de bovenzijde is voorzien van een drukknop en aan de voorzijde is voorzien van een spuitmond. Voor gebruik moet men dus de drukknop van het spuitbusje indrukken waardoor pepperspray uit de spuitmond spuit. Nadat ik het spuitbusje enkele keren heen en weer schudde, hoorde en voelde ik dat het spuitbusje deels was gevuld met vloeistof. Nadat ik de drukknop van het spuitbusje had ingedrukt, zag en hoorde ik dat er een bruinkleurige vloeistof uitspoot. Ik rook dat deze vloeistof naar pepperspray rook.
(dossierpagina 149)
Dit busje pepperspray is een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof en een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie. Het is verboden een wapen van categorie II voorhanden te hebben.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen omschrijving pepperspray d.d. 19 mei 2016, dossierpagina’s 150-153, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(dossierpagina 150)
Wapenomschrijving
Goednummer: 788586
Object: pepperspray
Merk/type: CS-Reizgas
Omschrijving waaronder dit voorwerp werd aangetroffen: zie proces-verbaal nummer 2016075683-31
(hof: bewijsmiddel 1).
Het betreft een zwartkleurig spuitbusje welke aan de bovenzijde is voorzien van een drukknop en aan de voorzijde is voorzien van een spuitmond. Voor gebruik moet men dus de drukknop van het spuitbusje indrukken waardoor pepperspray uit de spuitmond spuit. Nadat ik het spuitbusje enkele keren heen en weer schudde, hoorde en voelde ik dat het spuitbusje deels was gevuld met vloeistof. Nadat ik de drukknop van het spuitbusje had ingedrukt, zag en hoorde ik dat er een bruinkleurige vloeistof uit-
(dossierpagina 151)spoot. Ik rook dat deze vloeistof naar pepperspray rook.
(dossierpagina 153)
Dit busje pepperspray is een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof en een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie. Het is verboden een wapen van categorie II voorhanden te hebben.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2016, dossierpagina’s 93-94, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(dossierpagina 93)
Ingeschreven op het adres Hitjesweg 34:
[verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968;
[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 1999;
[medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 4] 1993;
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1971.
9.
Een geschrift, te weten een foto behorende bij het proces-verbaal van doorzoeking (bewijsmiddel 1), dossierpagina 136, foto 51, waarop is te zien dat op de afzuigkap in de keuken waarop een busje pepperspray is aangetroffen, aan de linkerkant drie potten staan; een pot heeft de opdruk ‘Coffee’, een pot heeft de opdruk ‘Tea’ en een pot heeft de opdruk ‘Sugar’.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2016, dossierpagina’s 91-92, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] , [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
(dossierpagina 91)
Op 11 mei 2016 waren wij, [verbalisant 9] en [verbalisant 8] , belast met de overbrenging en insluiting van de verdachte [verdachte] .
Op genoemde datum waren wij, [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , belast met de overbrenging en insluiting van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Alle verdachten waren aangehouden in de woning aan de [adres] ter zake van overtreding van artikel 3 jo 11 Opiumwet.
Omstreeks 8.25 uur brachten wij, [verbalisant 9] en [verbalisant 8] , de verdachte [verdachte] naar de ophoudkamer in het cellencomplex van het politiebureau te Heerlen en verzochten hem hierbij naar binnen te gaan.
Wij, [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , waren bezig met de insluiting van de verdachte [medeverdachte 1] , in het politiebureau te Heerlen. Wij zaten in een open ruimte welke aan dezelfde gang is gelegen als de ophoudkamer waar [verdachte] werd ingesloten.
Wij, [verbalisant 6] , [verbalisant 7] , [verbalisant 9] en [verbalisant 8] , hoorden dat de verdachte [medeverdachte 1] riep met luide stem: “ [verdachte] , ze hebben het gevonden.”
11.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg beroep d.d. 29 augustus 2018, voor zover inhoudende:
Ik wist dat er pepperspray in de woning aanwezig was.
12.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 juni 2022, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, vraagt mij of het onder 1 tenlastegelegde verwijt klopt, inhoudende ik ruim 21 kilogram hennep aanwezig heb gehad.
Ik wist dat de hennep er lag en ik kon erover beschikken.
De hennep die in de garage achter de spiegel is aangetroffen, heb ik daar zelf neergezet.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot het onder 1 en 4 tenlastegelegde overweegt het hof ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van medeplegen nog het volgende.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 11 mei 2016 in de woning (en de bij de woning behorende tuin) aan de [adres] totaal 21,8887 kilogram hennep en twee busjes pepperspray zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist van de aanwezigheid van deze hennep en de pepperspray.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] stonden allebei ingeschreven op dit adres en woonden daar samen. Op het moment van het aantreffen van de hennep en de pepperspray waren zij ook allebei in de woning aanwezig. De hennep en de pepperspray zijn op diverse plaatsen in de woning aangetroffen die alle vrij toegankelijk waren voor de verdachten als bewoners van de woning. De busjes pepperspray zijn aangetroffen in de meterkast en op de afzuigkap in de keuken. Op de afzuigkap stonden allerlei dagelijkse benodigdheden, zoals koffie, thee en suiker. Veruit het grootste deel (ruim 21 kilo) van de hennep bevond zich in de garage: 400 gram zat in een Albert Heijn tas die in de garage stond en 20,64 kilogram hennep lag in een verborgen ruimte in de garage die zich achter een spiegel bevond. De politie heeft tijdens de doorzoeking in de garage een duidelijk aanwezige hennepgeur waargenomen. Verder is er hennep aangetroffen in de tuin (verstopt onder een beeld) en in een ladekast in de keuken.
Het is een algemene ervaringsregel dat in beginsel ervan mag worden uitgegaan dat de volwassen hoofdbewoners van een woning, waar in een normaal gezinsverband wordt samengeleefd, zoals in dit geval, toegang hebben tot alle vertrekken in die woning en weten wat zich in die woning bevindt.
In dat kader overweegt het hof voorts dat in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2016 (pg. 91-92) is opgetekend dat [medeverdachte 1] ten tijde van de insluiting in het cellencomplex op het politiebureau te Heerlen op de gang tegen de verdachte heeft geroepen “ [verdachte] ze hebben het gevonden”. Gelet op het moment waarop en de context waarin deze uitlating is gedaan, namelijk zeer kort nadat de drugs en wapens in de woning waren aangetroffen – waaronder de grote partij hennep die achter de verborgen ruimte was verstopt – en de verdachten voor de aangetroffen hennep waren aangehouden, concludeert het hof dat het niet anders kan zijn dan dat zij hiermee doelde op in de woning aangetroffen verboden drugs en/of wapens, hoogstwaarschijnlijk de hennep achter de verborgen ruimte.
Nu de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, naar het oordeel van het hof op zichzelf genomen redengevend zijn voor het bewijs van het
medeplegenvan het onder feit 1 en feit 4 tenlastegelegde, mag van de verdachte verlangd worden dat hij een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring geeft. Het hof stelt dienaangaande vast dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] zich bij de politie allebei op alle vragen ten aanzien van de aangetroffen hennep en busjes pepperspray op hun zwijgrecht hebben beroepen. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte zijn eigen wetenschap erkend. Het hof acht de enkele, niet onderbouwde, verklaring dat alleen hij van de aanwezigheid van de hennep en de pepperspray wist en [medeverdachte 1] daarmee niets had te maken, niet aannemelijk.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan ook de medeverdachte [medeverdachte 1] wist van de aanwezigheid van de hennep en de busjes pepperspray, welke spullen zich in haar machtssfeer bevonden. De medeverdachte is daarmee kennelijk, al dan niet stilzwijgend, akkoord gegaan en heeft derhalve aan de aanwezigheid van de hennep geen einde gemaakt, hoewel zij daartoe wel redelijkerwijs gehouden was. Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte met betrekking tot het aanwezig hebben van de hennep en de pepperspray nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 1] .
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan, op de wijze zoals bewezen is verklaard.
Nu het hof de bevindingen van de TCI-informatie niet tot het bewijs bezigt, komt het hof niet toe aan een beoordeling van het voorwaardelijke verzoek van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep (ruim 21 kilo). Dit houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. Het is algemeen bekend dat het (frequent) gebruik van softdrugs gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat de hennepteelt steeds meer het werkterrein wordt van de zware, georganiseerde criminaliteit. De verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en heeft, kennelijk uitsluitend met het oog op financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd.
Voorts heeft de verdachte een vuurwapen, geladen met 14 kogelpatronen, 42 andere kogelpatronen (met een ander kaliber) en twee busjes pepperspray voorhanden gehad. Het ongeoorloofde bezit van dergelijke wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor personen en daar dient dan ook streng tegen te worden opgetreden. Het is algemeen bekend dat het gebruik van wapens, in het bijzonder vuurwapens, geregeld tot (dodelijke) slachtoffers leidt en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. Dat de verdachte meende wapens nodig te hebben voor zijn veiligheid en die van zijn gezin, doet aan de ernst van de feiten niet af.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 april 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk was veroordeeld ter zake van strafbare feiten. In 2008 is de verdachte door de politierechter in Maastricht veroordeeld wegens onder meer hennepteelt tot een taakstraf. Deze veroordeling dateert weliswaar van wat langer geleden, maar toont wel aan dat de verdachte geen onbeschreven blad is als het gaat om Opiumwetdelicten en dat deze veroordeling hem kennelijk er niet van heeft weerhouden om zich jaren later opnieuw aan dergelijke feiten schuldig te maken.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 14 juni 2022 en heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, waartoe door de raadsman is verzocht, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde. Het hof zal overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Alles afwegende acht het hof, net als de rechtbank, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, in beginsel passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot de redelijke termijn het volgende.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden.
Op 11 mei 2016 is de verdachte in verzekering gesteld en is jegens hem een handeling verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank heeft op 12 september 2018 – en derhalve niet binnen twee jaren na dit moment – vonnis gewezen. De redelijke termijn is in eerste aanleg derhalve met 4 maanden en 1 dag overschreden. Deze vertraging valt niet aan de verdachte toe te rekenen.
In hoger beroep is de redelijke termijn in forse mate overschreden. Namens de verdachte is op 24 september 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 14 juli 2022 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met ruim 21 maanden overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdediging toe te rekenen.
Het hof zal de op te leggen gevangenisstraf gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn met 2 maanden matigen. Het hof zal de verdachte derhalve veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven busjes pepperspray zoals genoemd op de beslaglijst onder 16 en 17, met betrekking tot welke het onder 2 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven weegschaal, geldautomaten en een tas en een patroonhouder, genoemd op de beslaglijst onder respectievelijk 2, 3, 4, 5 en 18, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven werden aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Voor het hof is niet komen vast te staan wie in juridische zin als rechthebbende(n) kan/kunnen worden aangemerkt van de onder de verdachte inbeslaggenomen sleutel (merk Opel), de Harley Davidson met kenteken [kenteken] en het bijbehorende kentekenbewijs, zoals genoemd op de beslaglijst onder respectievelijk 8, 15 en 20. Het hof zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van deze goederen, aangezien het belang van strafvordering, in het bijzonder artikel 94a lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, zich hiertegen niet verzet.
Het hof zal niet beslissen op de andere op de beslaglijst vermelde en nog niet teruggeven voorwerpen, nu hierop nog conservatoir beslag rust.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.