€ 11,50 voor pasfoto’s.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 207,40 (post I, II, IV, V, VI en VII), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De verdachte heeft de portemonnee met inhoud gestolen en via een contactloos betalen meermalen een geldbedrag van de rekening van de benadeelde partij weggenomen. De vordering is naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd en voorts door de verdediging niet inhoudelijk betwist. Naar het oordeel van het hof is de gevorderde materiële schadevergoeding, behoudens post III, voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van post III is het hof van oordeel dat de gevorderde materiële schadevergoeding niet onderbouwd is. Het hof zal de benadeelde partij daarom thans in haar vordering, voor zover deze ziet op de kosten voor het openbaar vervoer, niet-ontvankelijk verklaren en daarbij bepalen dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 april 2021, zijnde de datum van de vordering, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 207,40. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tot gevangenneming
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat de verdachte in een andere strafzaak op 17 februari 2022 is geschorst onder diverse aan die schorsing verbonden voorwaarden. Gelet daarop ziet het hof niet in welk doel nu is gebaat bij het direct in voorlopige hechtenis stellen van de verdachte in deze zaak. De vordering tot gevangenneming wordt daarom afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.