ECLI:NL:GHSHE:2022:3059

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
20-001938-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake verkeersongeval met lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 2 augustus 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 25 april 2019 te Eindhoven, waarbij anderen zwaar lichamelijk letsel was toegebracht. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het heeft gekeken naar de omstandigheden van het ongeval, de staat van de banden van de verdachte's voertuig en de verklaringen van getuigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De verdachte had de controle over zijn voertuig verloren door de slechte staat van de banden en de snelheid waarmee hij reed.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het delict en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001938-21
Uitspraak : 28 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van
2 augustus 2021, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, in de strafzaak met parketnummer 01-069530-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1994,
volgens mondelinge opgave ter terechtzitting wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen onder aanvulling van de gronden.
Door en namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is bepleit dat de mate van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 dient te worden aangemerkt als ’aanmerkelijk onvoorzichtig’. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 april 2019 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Marconilaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die weg en de wegen, Anthony van Leeuwenhoeklaan en/of Galileistraat, te rijden terwijl het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in onvoldoende staat van onderhoud verkeerde, namelijk was voorzien van autobanden met afgesleten, in elk geval onvoldoende, profiel, en/of met zodanige snelheid op te trekken en/of te rijden dat hij, verdachte, (mede door de slechte staat van de autobanden) is gaan slippen en/of de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig heeft verloren, en/of (vervolgens) over een middenberm/-geleider en/of tegen een bestelauto en/of een andere personenauto te glijden/slippen, waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 april 2019 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Marconilaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die weg en de wegen, Anthony van Leeuwenhoeklaan en Galileistraat, te rijden terwijl het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in onvoldoende staat van onderhoud verkeerde, namelijk was voorzien van autobanden met afgesleten, in elk geval onvoldoende, profiel, en met zodanige snelheid op te trekken en/of te rijden dat hij, verdachte, mede door de slechte staat van de autobanden, is gaan slippen en de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig heeft verloren, en vervolgens over een middenberm/-geleider en tegen een bestelauto en een andere personenauto te glijden/slippen, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1. Een proces-verbaal Aanrijding overtreding, nummer PL2100-2019084923-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , op 7 januari 2020, p. 2-7, voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende:
Op donderdag 25 april 2019 te 18:00 uur, kreeg ik kennis van een verkeersongeval.
Locatie ongeval
Datum: 25 april 2019
Omstreeks: 18:00 uur
Adres: Marconilaan
Plaats: Eindhoven
Wegsituatie: Rechte weg
Maximum snelheid: 70 km per uur
BMW voorzien van kenteken [kenteken 1] reed vanaf de Boschdijk/Marconiplein via de Marconilaan richting Strijp S te Eindhoven. Op de kruising Marconilaan/Anthony van Leeuwenhoeklaan/Galilleistraat is bestuurder van de BMW controle over het voertuig verloren en is via de middenberm eerst tegen voertuig Renault voorzien van het kenteken [kenteken 2] en vervolgens tegen een Volkswagen voorzien van het kenteken [kenteken 3] gebotst. De Renault en Volkswagen stonden stil voor het verkeerslicht, op de tegengestelde baan, voorgesorteerd om linksaf de Galilleistraat in te slaan.
Op donderdag 25 april 2019 werd op de plaats van het ongeval een uitgebreid sporenonderzoek ingesteld door [verbalisant 2] van de dienst Verkeersongevallenanalyse (VOA). Tussen het moment van aanrijding en het moment van de aanvang van het sporenonderzoek zijn er geen wijzigingen in de situatie op de plaats van het ongeval geweest.
Betrokken 1 (voertuig)
Voertuig Personenauto [kenteken 1] Bmw 5er reihe 530d
Bestuurder
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Adres: [adres]
Postcode plaats: [adres]
Passagiers: [slachtoffer 5] , geboren [geboortedag 2] 1996, [slachtoffer 6] , geboren [geboortedag 3] 1995, [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 4] 1996.
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Bestelauto [kenteken 2] Renault Master
Bestuurder:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Betrokken 3 (voertuig)
Voertuig Personenauto [kenteken 3] Volkswagen Golf
Bestuurder
Achternaam: [slachtoffer 3]
Voornamen: [slachtoffer 3]
Passagiers: [slachtoffer 4] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] .
2. Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, nummer 2019084923, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] op 28 juni 2019, p. 8-31, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
(p. 10): Ik, [verbalisant 2] , stelde op 25 april 2019 een onderzoek in naar de toedracht
van het verkeersongeval op 25 april 2019.
Beknopte ongevalsbeschrijving
De bestuurder van een personenauto (voertuig 1) was de controle over dit voertuig verloren en in botsing gekomen met respectievelijk een lichtmast, een bestelauto (voertuig 2) en een personenauto (voertuig 3). Ten gevolge van dit ongeval raakten de inzittenden van voertuig 1 en voertuig 3 gewond. Voertuig 1 kenteken [kenteken 1] , BMW, 5e Reihe, 530D Sedan, bouwjaar 2003, verder te noemen: BMW. Voertuig 2 kenteken [kenteken 2] , Renault, type Master, Wit, Bestelauto, verder te noemen: Renault. Voertuig 3 kenteken [kenteken 3] , Volkswagen, type Golf, verder te noemen: Volkswagen.
Onderzoek op plaats ongeval:
(p. 12): Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de Marconilaan, net voorbij het kruispunt met de Anthonie van Leeuwenhoeklaan en de Galileistraat. De Marconilaan was gelegen binnen de bebouwde kom van Eindhoven, in de gemeente Eindhoven.
(p. 14): De rechter-rijbaan van de Marconilaan had een nagenoeg recht rijverloop.
(p. 13): De bestuurder van de BMW reed oorspronkelijk over de rechterrijbaan van de
Marconilaan, komende uit de richting van de Boschdijk en gaande in de richting van de Beukenlaan. Hierbij passeerde de bestuurder het genoemde kruisingsvlak en raakte daar, of kort daarna, de controle over het voertuig kwijt.
De bestuurder van de Renault stond opgesteld of bewoog stapvoets, op de linker-rijbaan van de Marconilaan, in tegengestelde rijrichting. De Renault bevond zich rechts naast de verhoogde rijbaanscheiding, voor de verkeerslichten, op de rijstrook bestemd voor het verkeer de rijrichting van de Galileistraat (linksaf).
De bestuurder van de Volkswagen stond opgesteld of bewoog stapvoets, in dezelfde rijrichting als die van de bestuurder van de Renault. De Volkswagen bevond zich direct achter de Renault op het moment van de botsing.
(p. 15): Ik zag dat de BMW in dwarspositie tot stilstand was gekomen op de verhoogde middenscheiding van beide rijbanen. De Volkswagen en de Renault waren tot stilstand gekomen op de linkerrijbaan. De Volkswagen stond met de linkerflank tegen de rechtervoorzijde van de BMW en was ten gevolge van de botsing in dwarspositie verplaatst. De Renault was tot stilstand gekomen voor de Volkswagen.
De BMW was met de voorzijde in contact gekomen met de linker-achterzijde van de Renault die ten gevolge van dit contact aan de achterzijde in dwarspositie, was omgezet. Voorbij de botsplaats, op de verhoogde middenscheiding, lag een afgebroken lichtmast.(p. 16): Ik zag dat op de rechter-rijbaan, kort voor de botsplaats, geen zichtbare (banden)sporen aanwezig waren. Gelet op de botspositie (in dwarsrichting), was de betrokken BMW om zijn hoogte-as gedraaid in de aanloop naar de botsplaats. Het ontbreken van (zichtbare) sporen zou kunnen zijn gerelateerd aan de staat van de banden van de aangedreven wielen.
(p. 18): Ik zag dat de stalen lichtmast was afgebroken en zwaar vervormd. De breuk was ontstaan door extreme vervorming ten gevolge van de botsing.
(p. 19): Ik zag dat de voorzijde van de BMW zeer zware schade had opgelopen. Deze schade was ontstaan ten gevolge van het contact met de linker-achterzijde van de Renault en linker-voorzijde van de Volkswagen. Ik zag dat de linkerflank van de BMW zwaar beschadigd was. Het koetswerk was op de plaats van het rechter-voorportier zwaar gedeformeerd. De dakconstructie, dorpelconstructie en chassis van de zelfdragende carrosserie waren geheel vervormd geraakt. Deze schade was in zijn geheel ontstaan door de botsing met de lichtmast.
(p. 21): Ik zag dat de Volkswagen zwaar beschadigd was. Deze schade was geheel ontstaan doordat de BMW met de voorzijde in botsing was gekomen met de linker-voorzijde van de Volkswagen.
(p. 23): Op basis van het sporenbeeld en botspositie, reed de BMW oorspronkelijk over de rechterrijstrook van de Marconilaan. Hier verloor de bestuurder de macht over het stuur, raakte het voertuig in een slip en bewoog in dwarspositie richting de verhoogde middenscheiding van de rijbaan. Hierbij kwam de BMW achtereenvolgens in botsing met de Renault, lichtmast en Volkswagen.
(p. 24): Technisch voertuigonderzoek
BMW:
Banden:
(p. 25): De loopvlakken van de banden gemonteerd op de (aangedreven) achterwielen, waren geheel afgesleten. De profilering was bijna geheel verdwenen. Een afgesleten band zonder profiel, (zoals aangetroffen) is op contactniveau in verhouding minder flexibel en zal sneller spoorkracht verliezen bij een dwarsverplaatsing.
Het laatstgenoemde verklaart ook het ontbreken van zichtbare sporen op de plaats van het ongeval.
Derhalve kan worden geconcludeerd dat de staat van onderhoud van het voertuig een bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan van het ongeval.
(p. 30): Toedracht, oorzaak en gevolg
De bestuurder van de BMW reed oorspronkelijk over de rechterrijstrook van de Marconilaan, komende uit de richting van de Boschdijk en gaande in de richting van de Beukenlaan. Hierbij passeerde de bestuurder het kruisingsvlak met de Anthonie van Leeuwenhoeklaan en de Galileistraat. Op of net voorbij dit kruisingsvlak, verloor de bestuurder van de BMW de controle over het voertuig. De BMW raakte in een slip, draaide naar links om zijn hoogte-as en bewoog (gedeeltelijk in dwarsrichting) naar de door klinkers verhoogde middenscheiding. Hierbij stuiterde de voorzijde van de BMW omhoog, schoot gedeeltelijk door over de middengeleider en kwam met de voorzijde in botsing met de linker-achterzijde van de Renault bestelwagen die stond opgesteld op de rijbaan in tegengestelde rijrichting. Na de botsing met de Renault, kwam de BMW met de rechter-flank in botsing met een lichtmast aanwezig op de verhoogde middenscheiding. Ten gevolge van deze botsing brak de gehele lichtmast af. Gelijktijdig of kort na de botsing met de lichtmast, kwam de BMW met de voorzijde in botsing met de linker-voorzijde van de Volkswagen die achter de Renault stond opgesteld, om vervolgens tot stilstand te komen.
De bestuurder van de BMW had zijn voertuig niet voortdurend onder controle. De BMW betrof een door de achterwielen aangedreven voertuig. Door mij werd vastgesteld dat de loopvlakken van de achterbanden ernstige slijtage vertoonden. Gelet op de vastgestelde voertuigbewegingen (uitbreken/slip), zou deze slijtage mogelijk van invloed geweest kunnen zijn op het verlies van spoorkracht.
Daarbij moet worden opgemerkt dat, gelet op wegverloop en toestand van het wegdek, voor het controleverlies, een samenhang heeft bestaan tussen snelheid, (overmatige) acceleratie en/of een stuurbeweging.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige, [slachtoffer 2] , nummer 2019084923-6, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] op 25 april 2019, p. 42-43, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
(p. 42): Op 25 april 2019 verhoorde ik, [verbalisant 1] , op de locatie Marconilaan, Eindhoven de getuige [slachtoffer 2] . De getuige verklaarde:
"Ik reed over de Marconilaan en stond voor de verkeerslichten stil om linksaf te slaan richting de Galileistraat te Eindhoven. Ik zag plotseling een BMW. Ik zag dat op de kruising met de Marconilaan met de Galileistraat de auto uitbrak. Ik hoorde de banden piepen. Ik zag dat de BMW ter hoogte van mijn bus de vluchtheuvel raakte. De BMW kwam tegen de achterzijde van mijn bus aan."
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , nummer PL2100- 2019084923-20, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 3] op 26 mei 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
(p. 1): Op 26 mei 2020 verhoorden wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , [slachtoffer 3] als getuige. De getuige verklaarde: "Ik ben bestuurder geweest van de Volkswagen op 25 april. Ik reed over het Strijps Bultje richting de Boschdijk. We reden richting de Marconilaan en kwamen bij de verkeerslichten. Ik sorteerde voor om linksaf te slaan. De verkeerslichten stonden voor ons op rood. Ik weet dat we stilstonden. Plots zag ik een auto op ons afvliegen. Hij kwam van de andere weghelft recht op ons afgevlogen. Voor mijn idee reed de auto echt heel hard. De auto vloog over de drempel. Toen kwam de klap.
(p. 2): Mijn knie heeft een klap gekregen. De eerste weken na de aanrijding kon ik mijn bed niet uit. Na het ongeluk ben ik 6 weken thuis geweest. Daarna ben ik fulltime gaan werken. Vervolgens ben ik in december weer voor halve dagen de ziektewet in gegaan."
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , nummer PL2100- 2019084923-21, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] op 26 mei 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
(p. 1): Op 26 mei 2020 verhoorde ik [slachtoffer 4] als getuige. De getuige verklaarde:
"Ik reed op 25 april 2019 als bijrijder mee met [slachtoffer 3] in zijn Volkswagen. We stonden voor het verkeerslicht om linksaf te gaan. Voor ons stond een wit busje. Ik keek naar links en zag een witte auto op ons af komen schuiven. De auto kwam van tegenovergestelde richting dwars over de straat glijdend. Ik was bang dat we de klap niet zouden overleven. De klap kwam. Het was even zwart voor mijn ogen. Direct na de klap had ik last van mijn linkerarm. Mijn nek zat een paar dagen later helemaal vast. Ik ben pas vijf weken later een uurtje per dag gaan werken. Ik had last van geluid en licht. Ik kon niet zitten. Mijn visuele gezichtsvermogen was volgens de arts beperkt. Ik heb een zware hersenschudding volgens de neuropsycholoog. Ik heb gespecialiseerde fysiotherapie. Het cognitieve programma is nu afgerond en het fysieke programma loopt nog. Ik ben nog steeds flink beperkt.
6. Een proces-verbaal van bevindingen, nummer 2019084923-14, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] op 22 juni 2019, p. 53, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 22 juni 2019 had ik contact met [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 4] 1996 te [geboorteplaats 2] ). Hij verklaarde dat hij nog drie weken op krukken moest lopen, fysiotherapie had en momenteel voor ongeveer 75% was hersteld.
Door de aanrijding heeft hij zijn stage niet kunnen afronden.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten: een aanvraagformulier medische informatie ingevuld door F. v.d. Wiel d.d. 29 juli 2020 betreffende [slachtoffer 4] , bijlage bij een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, nummer PL2100-2019084923-22, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] op 29 augustus 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Omschrijving van het letsel:
- Breuk bekken
- Longkneuzing bdz
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten: een brief van N. de Beer, KNO-arts, St. Anna Ziekenhuis te Geldrop gestempeld d.d. 6 augustus 2019 betreffende [slachtoffer 3] , voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 25 april 2019 was [slachtoffer 3] betrokken bij een verkeersongeval. Sindsdien klaagt hij over hyperacusis in het linkeroor. Met name onverwachte en schelle geluiden zijn pijnlijk in het linkeroor. Conclusie: Hyperacusis unilateraal links sinds verkeersongeval.
9. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten: een brief van R. Gubbels en T. Tulen, fysiotherapeuten, Vizio Fysio- & manuele therapie d.d. 19 september 2019 betreffende [slachtoffer 3] , voor zover- zakelijk weergegeven - inhoudende:
De eerste behandeling vond plaats op 7 augustus 2019 na het ongeval dat op 25 april 2019 plaatsvond. De knieklachten zijn ontstaan door de impact van de botsing tijdens het ongeluk. Er is het vermoeden van een bonebruise (botkneuzing) van de patella thv de apex patella (onderzijde van de knieschijf). Er is lichte zwelling aanwezig onder de knieschijf waardoor de beweeglijkheid van de knie tijdens de buiging wordt beperkt.
10. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten: een brief van dr. E. Matser, klinisch neurospycholoog, d.d. 30 april 2021 betreffende [slachtoffer 4] , voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
[slachtoffer 4] is vanaf eind augustus middels cognitrain en oefentherapie begeleid om haar cognitieve prestaties te verbeteren en algehele belastbaarheid te verhogen en nekklachten te verminderen. Cognitieve training is afgesloten maar ze komt nog enkele malen terug vanwege haar nekklachten met hoofdpijn.
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, nummer PL2100- 2019084923-17, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] op 29 augustus 2019 (p. 65-66), voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende
Het klopt dat het profiel niet goed was. Ik had er namelijk eerst andere banden op liggen, maar die waren kapot gegaan. Ik ben toen op Marktplaats gaan kijken en kwam in Breda uit. De verkoper zei dat het profiel van de banden die hij aanbood niet heel goed was. Ik heb toen gezegd dat ik in ieder geval voorlopig deze banden erop wilde leggen totdat ik nieuwe besteld had.
12. Een proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 19 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Toen ik de auto, een BMW, had gekocht, hadden de banden die er op lagen geen goed profiel. Ik besloot andere banden te kopen. Ik heb in Breda banden gekocht. De banden waren niet 100% goed.. Ik heb niet uitgezocht welke profieldiepte een band moet hebben en heb de banden die ik in Breda heb gekocht niet nagemeten.
13. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 25 april 2019 de bestuurder van de BMW met kenteken [kenteken 1] . Ik had de auto pas vijf weken. Ik had op die dag een aanrijding met een witte bestelwagen en met een Volkswagen Golf.
Ik verloor de controle net voorbij de kruising van de Marconilaan , Anthony van Leeuwenhoeklaan en Galileistraat.
Ik stond stil voor het rode stoplicht. Toen het groen werd, wilde ik van de rechter naar de linkerrijstrook. Vóór mij waren auto’s, maar de linkerbaan was vrij. Ik wilde gaan inhalen. Ik ben dus naar links gegaan en wilde 70 gaan rijden. Ik gaf gas en toen gebeurde het al. Ik raakte de controle over mijn auto kwijt. De auto slipte. In plaats van dat ik naar voren ging, ging ik opzij. Ik weet dat je met deze auto voorzichtig moet zijn.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het tenlastegelegde bewezen zal verklaren. De advocaat-generaal is van mening dat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn alle drie ten gevolge van het ongeval tijdelijk niet in staat geweest om hun normale bezigheden uit te oefenen. Ten aanzien van [slachtoffer 2] kan niet worden gesproken van letsel in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op, de gronden als vermeld in de schriftelijke pleitnota, vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Volgens de verdediging is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW, omdat niet kan worden vastgesteld dat de achterbanden zodanige slijtage vertoonden dat het aanwezige profiel niet de wettelijke minimale profieldikte van 1,6 millimeter haalde en de snelheid van verdachte voorafgaand aan het ongeval evenmin kan worden vastgesteld. Subsidiair is bepleit dat de mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW wordt aangemerkt als “aanmerkelijk onvoorzichtig”. Ten aanzien van de betrokkene [slachtoffer 2] is geen sprake van letsel in de zin van artikel 6 WVW. Ten aanzien van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kan worden vastgesteld dat er sprake is van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, aldus de verdediging.
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt, met de rechtbank, dat uit de bewijsmiddelen volgt en niet wordt betwist dat verdachte als bestuurder van de BMW op 25 april 2019 een verkeersongeval nabij de kruising van de Marconilaan, Anthony van Leeuwenhoeklaan en Galileistraat te Eindhoven heeft veroorzaakt, waarbij twee andere voertuigen betrokken waren, een lichtmast is afgebroken en verdachte, de bijrijder van de BMW, de bestuurder en bijrijder van de Volkswagen voor onderzoek naar het ziekenhuis moesten.
Door de verdediging wordt echter wel betwist dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW moet worden gekeken naar het geheel van de
gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van
verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan
worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas
sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of
onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk
tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld.
Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief
gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat
is gebleven van wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld mag worden
verwacht.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte, zoals uiteengezet in de bewijsmiddelen, door hun aard en de ernst van de overige omstandigheden van het geval, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de BMW vijf weken voor het ongeval had gekocht. De banden die er bij aankoop van de BMW op zaten, waren zodanig slecht dat verdachte op zoek is gegaan naar nieuwe banden. Hij heeft ervoor gekozen om, in plaats van nieuwe banden, via markplaats.nl gebruikte banden te kopen. Bij de aanschaf van deze banden voor een totaalbedrag van € 200,00 heeft deze verkoper de verdachte erop attent gemaakt dat het profiel op de banden niet goed meer was. De verdachte heeft het profiel van deze vervangende banden niet nagemeten en heeft ook niet onderzocht welke minimumprofieldiepte een band moet hebben.
Uit de verkeersongevallenanalyse (VOA) blijkt dat de loopvlakken van de achterbanden geheel waren afgesleten. De profilering was bijna geheel verdwenen. Het
voorgaande verklaart volgens de verbalisant ook het ontbreken van zichtbare sporen op de
plaats van het ongeval.
Het hof, met de rechtbank, verwerpt de stelling van verdachte dat de banden als gevolg van het ongeval (verder) zijn afgesleten, nu blijkens de VOA het loopvlak van beide achterbanden over de gehele band was afgesleten en er op het wegdek ook geen remsporen of andere bandensporen zijn aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij stil stond voor
het rode stoplicht. Toen het groen werd, wilde hij van de rechter naar de linkerrijstrook. Hij wilde gaan inhalen. Hij is dus naar links gegaan en wilde 70 gaan rijden. Hij gaf gas en toen gebeurde het al, volgens zijn eigen verklaring. Hij raakte de controle over zijn auto kwijt. De auto slipte. In plaats van dat hij naar voren ging, ging hij opzij.
Het hof overweegt dat de VOA geen concrete gegevens bevat ten aanzien van de
snelheid waarmee verdachte reed op het moment van het ongeval. De getuige [slachtoffer 3] heeft echter verklaard dat de auto hard reed. Voorts waren ten gevolge van de botsing de BMW en de Volkswagen van [slachtoffer 3] zwaar beschadigd ondanks het feit dat de BMW eerst tegen de vrachtwagen van [slachtoffer 2] is gebotst en daarna is gebotst met de lichtmast waarbij de lichtmast extreem was vervormd en is afgebroken.
Het hof neemt derhalve de conclusie over uit de VOA dat gelet op de vastgestelde voertuigbeweging (uitbreken/slip) de slijtage van invloed is geweest op het verlies van spoorkracht, waarbij voor het controleverlies een samenhang heeft bestaan tussen snelheid, (overmatige) acceleratie en/of stuurbeweging.
Dit alles levert naar het oordeel van het hof aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag op in de zin van artikel 6 WVW, zodat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat ten aanzien van [slachtoffer 2] geen gegevens voorhanden zijn op basis waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is van letsel in de zin van artikel 6 WVW. Voorts is het hof, met de verdediging, van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Nu het hof de getuigenverklaring van F. Berkhouwer niet tot het bewijs heeft gebezigd behoeft het voorwaardelijk door de raadsman gedane verzoek om deze getuige te horen geen bespreking meer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en dat aan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het hof verzocht om, in geval van een bewezenverklaring, nadrukkelijk rekening te houden met het feit dat de verdachte zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk als koerier en derhalve géén onvoorwaardelijk rijontzegging op te leggen. Voorts heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met het lange tijdsverloop en daarom te volstaan met een taakstraf van beperkte duur. Eventueel zou daarnaast een geheel voorwaardelijke rijontzegging kunnen worden opgelegd, aldus de verdediging.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
veroorzaakt door met autobanden met afgesleten profiel en met zodanige snelheid op te
trekken en te rijden dat de auto is gaan slippen en verdachte de controle over het stuur is
kwijtgeraakt en tegen een lichtmast en twee andere voertuigen is gebotst. Het hof kwalificeert dit rijgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig. Bij het ongeval hebben drie betrokkenen zodanig letsel opgelopen dat zij tijdelijk verhinderd zijn geweest in de uitoefening van hun normale werkzaamheden.
De verdachte heeft geen blijk gegeven van enig inzicht in het laakbare van zijn handelen. Hij heeft in hoger beroep verklaard dat hij vindt dat hij zelf niets fout heeft gedaan.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat na het tijdstip waarop het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels geruime tijd is verstreken.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof voorts nog gelet op:
- de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2022, waaruit volgt dat verdachte eerder strafbeschikkingen zijn opgelegd ter zake van verkeersfeiten en
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting door de raadsman naar voren zijn gebracht, waaronder de werkzaamheden als koerier.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor het hieronder te vermelden aantal uren passend en geboden.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Het verweer dat de verdachte, kort gezegd, het rijbewijs niet kan missen in verband met zijn werk wordt door het hof verworpen omdat:
  • het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij behoud van het rijbewijs in het hieronder te bepalen tijdvak en
  • de verdachte reeds eerder ter zake verkeersdelicten strafbeschikkingen werden opgelegd en het hof een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid noodzakelijk acht om de verdachte de onjuistheid van de bewezenverklaarde handelwijze te doen inzien.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. B.F.M. Klappe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 28 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het procesdossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Noord, nummer PL2100-2019084923-1, afgesloten op 7 januari 2020, aantal